Verslag van de vergadering van 30 september 2014 (2014/2015 nr. 2)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.37 uur
Mevrouw De Boer i (GroenLinks):
Voorzitter. Als het meezit gaan we het precies redden voor 14.45 uur.
Door anderen is reeds uitgebreid ingegaan op de veiligheid van de digitalisering van de burgerlijke stand. Ik wil vooral ingaan op het gebrek aan een gestructureerde aanpak. Het wetsvoorstel is meer dan vier jaar geleden ingediend. In het algemeen wordt de wijze van invoering van een wet in de loop der tijd duidelijker en eenduidiger. In het geval van dit wetsvoorstel lijkt dat allerminst het geval.
In de memorie van toelichting werd al gesproken over een gefaseerde invoering, mede met het oog op het waarborgen van een goede uitrol. Aangegeven werd dat de ministeries pilots op het gebied van aangiften van overlijden en huwelijk zouden faciliteren en coördineren, waarmee tegemoet werd gekomen aan de door de VNG geuite zorg dat gemeenten zelf aan de slag zouden gaan met het ontwikkelen van verschillende systemen. Het belang van een plan van aanpak werd in de memorie van toelichting benadrukt.
En wat zien we vier jaar later? In de brief die wij in juli van dit jaar kregen, wordt niet meer gesproken van een plan van aanpak of een gecoördineerde uitrol; er wordt juist benadrukt dat gemeenten autonoom zijn in de inrichting van hun werkprocessen. De daaropvolgende zin dat de regering graag de goede samenwerking met de gemeenten wil continueren, kan niet verhullen dat van een gecoördineerde aanpak blijkbaar geen sprake meer is. De gemeenten zoeken het verder maar uit; zo lezen wij deze brief eigenlijk. Vanwaar dit loslaten van een gestructureerde en gecoördineerde aanpak? Hangt dit samen met de problemen rond de invoering van de centrale basisadministratie?
Laten we bekijken wat er in de afgelopen vier jaar wél is gebeurd. Met het door het ministerie van V en J beschikbaar gestelde budget zijn in 2011 in samenwerking met 40 gemeenten, de VNG en andere stakeholders de Randvoorwaarden modernisering Burgerlijke Stand opgesteld in het rapport RmBS. Hoewel er door gemeenten en andere partijen steeds op is aangedrongen om daarna gecoördineerd te werken aan een uitrol door middel van pilots, is de coördinatie na het verschijnen van het rapport feitelijk gestopt, zo hebben wij begrepen. Het houden van pilots werd aan de individuele gemeenten overgelaten. Uit de brief van 10 juli begrijpen we dat vooral de gemeente Den Bosch zich zeer actief heeft getoond, maar het is maar de vraag of de uitgevoerde pilots nu een goed beeld geven van alle problemen die zich bij de invoering kunnen voordoen, en hoe deze problemen getackeld kunnen worden. Zijn er bijvoorbeeld al pilots uitgevoerd met het doen van elektronische aangifte van een voorgenomen huwelijk met gebruik van DigiD? Of beperken de pilots zich tot nu toe tot de overlijdensaangiften en de digitale informatieverstrekking? En zijn de processen aan de achterkant al getest? Volgens de regering hebben de opgedane ervaringen bruikbare input opgeleverd. Kunnen de bewindslieden aangeven wat deze bruikbare input en opgedane ervaringen precies zijn? Hebben de pilots bijvoorbeeld bruikbare informatie opgeleverd over de informatiekundige consequenties voor gemeenten bij de modernisering van de burgerlijke stand? Zo ja, welke zijn dat dan precies?
Wij vragen ons inmiddels af of het project RmBS geen weggegooid geld is geweest. De randvoorwaarden zijn ruim drie jaar geleden geformuleerd, maar wordt er eigenlijk nog wel iets gedaan met die ontwikkelde standaarden? Worden ze geactualiseerd en aangepast aan de meest recente technische ontwikkelingen? Zijn het bijvoorbeeld de standaarden die gebruikt zullen gaan worden in de aangekondigde AMvB? En worden ze in de praktijk ook gebruikt door de gemeenten? Van een plan van aanpak lijkt geen sprake meer, en het gebrek aan coördinatie en standaardisatie in de uitrol baart ons zorgen. Hoe gaan de bewindslieden voorkomen dat de gemeenten alsnog allemaal zelf het wiel gaan uitvinden en eigen systemen gaan bouwen? Of vinden ze dit helemaal niet erg? Zijn de bewindslieden bereid om financiering beschikbaar te stellen om de implementatie van de modernisering alsnog op een gestructureerde wijze te borgen?
Een enkel woord nog over gedwongen huwelijken; anderen noemden dit onderwerp ook al. In mijn schriftelijke inbrengen heb ik mijn zorgen geuit over het doen van een aangifte van een voorgenomen huwelijk met behulp van DigiD. Ik heb de vraag gesteld of dit het risico op gedwongen huwelijken niet vergroot nu in veel gezinnen degene die de de financiële zaken regelt, de beschikking heeft over de DigiD's van huisgenoten en het dus zeer wel mogelijk is dat bijvoorbeeld een ouder zonder medeweten van een zoon of dochter een aangifte van een voorgenomen huwelijk doet. Dat is dus iets anders dan fraude met DigiD; het gaat om het gebruikmaken van de DigiD van een huisgenoot. In de uitzending van Nieuwsuur van gisteravond hebben we kunnen zien dat recent onderzoek aantoont dat het aantal gedwongen huwelijken in Nederland groter is dan eerder werd aangenomen. Ik ben blij dat de bewindslieden in antwoord op mijn schriftelijke vragen al hebben aangegeven dat ze mogelijk misbruik van DigiD en het risico op het niet onderkennen van gedwongen huwelijken zullen meenemen bij de evaluatie van de wet na drie jaar. Ik neem aan dat dit nu betekent dat dit punt zal worden meegenomen in de zogenaamde tussenbalans. Kunnen de bewindslieden ook aangeven hoe zij dit precies denken te kunnen evalueren? Zijn er gedachten over de manier waarop je dit zou kunnen nagaan?
Verdere digitalisering is een logische stap in de verdere modernisering van de dienstverlening van de burgerlijke stand. Met de regering zijn wij van oordeel dat zorgvuldigheid daarbij boven snelheid gaat, maar juist ten aanzien van de zorgvuldigheid maken wij ons zorgen. Wij zijn bang dat die onvoldoende is gewaarborgd nu verdere coördinatie en standaardisering niet aan de orde lijken. Ik hoop dat de bewindslieden onze zorgen kunnen wegnemen. Een toezegging over de borging van een gestructureerde implementatie zou daarbij zeker kunnen helpen.
De voorzitter:
Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord te voeren? Dat is niet het geval.