Verslag van de vergadering van 14 oktober 2014 (2014/2015 nr. 4)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 21.43 uur
Mevrouw Barth i (PvdA):
Voorzitter. Ik wil beginnen met de minister-president hartelijk te danken voor zijn uitgebreide beantwoording. Helaas was die beantwoording wat ons betreft nog niet uitgebreid genoeg, maar daar kom ik nog op.
Ik was heel blij om de gepassioneerde toon te horen waarmee de minister-president heeft uitgesproken, hoezeer hij hecht aan de diversiteit in Nederland en in de Nederlandse samenleving en dat we als Nederland juist in de diversiteit onze kracht moeten zoeken. Wij denken dat dat zeker voor een handelsland als Nederland inderdaad van grote waarde is. Alle kennis die we in eigen land op kunnen doen over hoe we die handelsbetrekkingen goed kunnen houden, is van heel veel waarde. Het is heel belangrijk dat we daarin onze kracht zoeken.
Het was goed om te horen dat bestrijding van de werkloosheid voor het kabinet topprioriteit is. Het is wat ons betreft het grootste maatschappelijke probleem dat Nederland nu heeft en het verdient dus ook die prioriteit. De minister-president heeft een heel pakket aan maatregelen geschetst dat het kabinet probeert tot uitvoering te brengen om de langdurige werkloosheid aan te pakken. Maar wij zouden het toch wel erg fijn vinden als het kabinet een poging zou kunnen doen om het scholingselement daarin wat verder te versterken. Want eigenlijk is dát de meest effectieve manier waarop we met name oudere langdurig werklozen de kans op een nieuw perspectief kunnen geven. Onze fractie is er toch wat van geschrokken om in de MEV te lezen dat mensen van 45 jaar en ouder al als ouder worden beschouwd. Ik vind 50 al geen grens voor ouderdom, maar dat heeft ook een beetje met mijn persoonlijke omstandigheden van dit jaar te maken. Moet je bedenken: mensen van 45 jaar waarvan in de MEV staat: we moeten er misschien rekening mee houden dat, als ze werkloos zijn geworden, ze misschien wel nooit meer aan het werk komen. Dan heb je het wel over 25 productieve jaren die verloren gaan. Wij vinden dat het kabinet echt alles op alles moet zetten om te voorkomen dat dat gebeurt, al was het maar omdat deze generatie dezelfde generatie mensen is die in de jaren tachtig is getroffen door de jeugdwerkloosheid. Het is hetzelfde leeftijdscohort dat toen jong was en door de jeugdwerkloosheid moeilijk op de arbeidsmarkt kwam. Diezelfde mensen zijn nu van middelbare leeftijd en dreigen nu te worden getroffen door die langdurige werkloosheid. Dat kan toch eigenlijk met één zo'n cohort mensen niet gebeuren. Wij kijken ook uit naar de voorstellen die het kabinet heeft aangekondigd over het versterken van levenslang leren. Wij denken dat ook dat hard nodig is.
Ik kom toe aan de persoonlijke dienstverlening. Heb ik de minister-president goed begrepen dat hij aangaf dat het kabinet bereid is, eens goed te gaan kijken naar de mogelijkheden om de toelage voor persoonlijke dienstverlening uit te breiden? We hebben nu een toelage voor de huishoudelijke hulp, maar het zou zo mooi zijn als we die hele markt van persoonlijke dienstverlening daar langzaam maar zeker in zouden kunnen laten groeien. Als ik het goed begrepen heb dat het kabinet dat gaat bestuderen, kijken wij daar met heel veel belangstelling naar uit. Het is zeker een onderwerp dat de komende maanden van onze kant vaker terug zal keren in allerhande politieke debatten, schat ik zo in.
De minister-president heeft, daartoe extra geprikkeld, aangegeven dat hij de discussie over zeggenschap heel mooi vindt. Maar wij vonden dat toch wat aan de magere kant. Want ik heb een aantal heel concrete voorbeelden genoemd over hoe je de zeggenschap van mensen in de publieke sector zou kunnen versterken. Ik heb de wooncorporatie, het richtingvrije plannen in het onderwijs, de energiecoöperatie, het bundelen van pgb's en maatwerk in de Wmo genoemd. Wij hebben gevraagd hoe we de zeggenschap van burgers over de uitvoering van beleid zouden kunnen versterken, omdat de zeggenschap van burgers nu vaak zo beperkt blijft tot de ontwerpfase van beleid, terwijl met name lager opgeleiden ontzettend geïnteresseerd zijn in concrete zeggenschap in de uitvoeringsfase. Dan wordt het beleid vaak pas zo concreet dat burgers denken: nu gaat het echt over mij en nu heb ik de behoefte om in beweging te komen en mee te praten. Veel te vaak krijgen ze op dit moment van bestuurders te horen: ja, sorry, je bent te laat. Dat is jammer, want daarmee gaat heel veel positieve energie van burgers in Nederland verloren. Wij horen daarom heel graag van de minister-president in tweede termijn wat concreter, hoe we burgers meer zeggenschap in de collectieve sector kunnen geven. Hoe kunnen we burgers een steun in de rug geven, tegenover bestuurders die geen macht uit handen willen geven? Ik noemde in mijn eerste termijn het voorbeeld van die raad van bestuur van een wooncorporatie die geen ruimte wil geven aan een wooncoöperatie. Zo zijn er ook heel veel gemeentelijke bestuurders die geen ruimte willen geven aan richtingsvrij plannen, al was het maar omdat bij de bouw van schoolgebouwen nog steeds naar de zuilen wordt gekeken, die in Nederland toch best veel van hun actualiteitswaarde verloren hebben. Ik heb begrepen dat het kabinet werkt aan een nota over lokale democratie en zeggenschap. Zouden de concrete voorstellen waarom wij vandaag hebben gevraagd in die nota nog een plek kunnen krijgen, zodat we het debat over het versterken van die concrete zeggenschap verder kunnen helpen?
De minister-president gaf over de krimp aan, 1 januari te gaan halen. Ik ben heel blij met de uitvoering van de motie-Barth c.s. Dat wachten we dan af. Ik geef maar alvast aan dat wij heel hoge verwachtingen hebben van die reactie op de motie, al was het maar omdat de actualiteit van deze week alweer heeft laten zien, hoezeer bijvoorbeeld op de woningmarkt de omstandigheden in de Randstad en die in de krimpgebieden dramatisch uit elkaar beginnen te lopen. In Amsterdam worden huizen alweer boven de vraagprijs verkocht, terwijl in krimpgebieden mensen nog steeds met totaal onverkoopbare woningen zitten. Het moet een prioriteit van het kabinet zijn om iets te doen tegen het groeien van die economische kloof tussen de Randstad en de krimpgebieden.
Waarover ik de minister-president helemaal niet heb gehoord — dat vind ik heel erg jammer, omdat het een belangrijk onderdeel van ons betoog was — is de experimenteerruimte in de kunsten en de wetenschap. Het is mooi om te horen dat de minister-president aangeeft dat er niet verder zal worden bezuinigd op cultuur. Dat vinden wij als Partij van de Arbeid ook heel belangrijk. Maar hoe kijkt het kabinet aan tegen die ruimte voor tegendraadsheid, voor experiment, voor ontwikkeling, voor dingen doen die niet zomaar door iedereen begrepen worden, maar die wel van belang kunnen zijn om de vernieuwing en de innovatie in onze samenleving een impuls te geven? Is het kabinet bereid, zijn nek uit te steken voor kunst die niet door iedereen begrepen en gewaardeerd wordt, maar die wel van belang is om dit soort initiatieven in de samenleving op gang te brengen? Ook over de topsectoren in het wetenschapsbeleid was de premier heel lovend. Maar wij horen best veel kritiek uit het veld, met name van de kant van de universiteiten, die aangeven dat door de noodzaak van cofinanciering vanuit het bedrijfsleven echte innovatie in die topsectoren juist niet goed op gang komt en dat het geld zelfs veel vaker dan we met zijn allen zouden moeten willen, gaat naar grote bedrijven die hun reguliere onderzoeksprogramma ermee financieren. Waar is de ruimte voor echte innovatie, ook in het wetenschapsbeleid?
De heer Kox i (SP):
Dat leek me inderdaad een antwoord dat nog wordt gemist. Wat ik heb gemist in de tweede termijn, maar ook in de discussie met de regering, is de Partij van de Arbeid, daar waar het ging over haar topprioriteit: werk, werk, werk, het aanpakken van de werkloosheid. Ik heb aan de minister-president gevraagd wat er gebeurt als het verder gaat tegenvallen. Hij zegt naar eer en geweten: er zijn niet meer knoppen waar we nog effectief aan kunnen draaien, wij doen het maximale. Ik had dan de woordvoerder van de Partij van de Arbeid aan mijn zijde verwacht: dan is het maximale niet goed genoeg. Wil mevrouw Barth daar toch nog eens op ingaan? De regering zegt het maximale te doen, terwijl er niet meer knoppen zijn om effectief aan te draaien, want we leven niet in een planeconomie. Neemt de Partij van de Arbeid daarmee genoegen, met het vooruitzicht dat tegenvallende economische groei oplopende werkloosheid betekent? Of wil mevrouw Barth met mij dat de regering toch gaat zoeken naar knoppen om aan te draaien?
Mevrouw Barth (PvdA):
Volgens mij hebt u mij horen zeggen dat wij het echt belangrijk vinden om het kabinet op dit onderwerp dicht op de huid te zitten en aan te sporen, de randen op te zoeken van de mogelijkheden die er zijn om de werkgelegenheid in Nederland te stimuleren. Wat ik de heer Kox met de minister-president heb horen bediscussiëren, is een soort digitale relatie tussen het verhogen van het financieringstekort en het verbeteren van de werkgelegenheid. Daarop kan ik maar één ding zeggen, mijnheer Kox. Was het maar zo makkelijk. Als ik naar de Macro Economische Verkenningen kijk, dan kan ik niet anders dan vaststellen dat in de jaren 2010 en 2011 het financieringstekort dik onder de Europese norm zat, respectievelijk -4,3% en -4,0%. Dat was dus veel hoger dan wij van Europa zouden mogen. In diezelfde periode is de werkloosheid met 80.000 mensen gestegen. Was het maar zo makkelijk dat een hoger financieringstekort heel digitaal leidt tot het verhogen van de werkgelegenheid. Was het maar zo makkelijk. Om de werkgelegenheid in Nederland te stimuleren is veel meer nodig, moet er geïnvesteerd worden in scholing, is zo'n brug-WW een heel belangrijk initiatief om mensen van werk naar werk te begeleiden en moeten ook de sociale partners met die nog steeds te volle potten van de O&O-fondsen hun verantwoordelijkheid nemen en ervoor zorgen dat er in mensen geïnvesteerd wordt. Ook moeten we kijken naar de relatie tussen de opkomst van zzp'ers en de mensen in loondienst en wat dat betekent voor de solidariteit in Nederland maar ook voor de mobiliteit op de arbeidsmarkt. De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt zijn van zo veel factoren afhankelijk dat het echt niet zo digitaal kan als de heer Kox net suggereerde.
De heer Kox (SP):
Ik vraag mevrouw Barth ook niet om te zeggen dat zij het met mij eens is en om te doen wat ik voorstel. De woordvoerder van de Partij van de Arbeid zegt hier dat er voor haar één topprioriteit is, namelijk het aanpakken van de werkloosheid. Als zij de regering dan hoort zeggen "wij doen het maximale, wij kunnen niet effectief aan nog meer knoppen draaien", neemt zij daar dan genoegen mee? Dan hoeft zij niet te zeggen wat ik zeg, maar dan zou ik van haar willen weten wat zij van de regering vindt. Is dat wat de regering doet het maximale of ziet de Partij van de Arbeid meer mogelijkheden?
Mevrouw Barth (PvdA):
In eerste termijn heb ik al vastgesteld dat de werkloosheid in Nederland op dit moment daalt. Ik sprak van 44.000 mensen en de minister-president gaf aan dat het om 50.000 mensen gaat. Het kabinet heeft 14.000 banen in de langdurige zorg overeind gehouden door de huishoudelijke-hulptoelage. Ik zie dat het kabinet op allerlei manieren zoekt naar maximale mogelijkheden om de werkgelegenheid in Nederland te verstevigen en te vergroten. De heer Kox kan erop rekenen dat wij samen met hem het kabinet zullen blijven opjutten om de prestaties op dit terrein zo scherp mogelijk neer te zetten. Niet alleen hij verwacht dat namelijk; wij verwachten dat ook.