Verslag van de vergadering van 4 november 2014 (2014/2015 nr. 6)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 18.05 uur


De heer Ruers i (SP):

Voorzitter. Ik dank de minister hartelijk voor zijn uitgebreide uiteenzetting en de correcties die hij bij mijn opmerkingen heeft geplaatst. Ik leer weer bij. Ik wil eerst ingaan op het aspect van het buitenland. Ik was aangenaam verrast door een opmerking die de minister daarover op het laatst maakte. Hij zei dat we niet alleen moeten opereren, maar dat we op dit terrein altijd contact met het buitenland moeten onderhouden. Ik denk dat mij dat uit het hart gegrepen is, maar ik wil wel weten hoe de Nederlandse regering naar het buitenland toe gaat, met welke inzet en met welk standpunt. Dat maakt natuurlijk nogal wat uit. Ik heb in eerste instantie ook al gezegd dat het goed zou zijn als de minister daar met een open geest ingaat en kijkt hoe we het probleem nou fundamenteel kunnen oplossen. Ik denk dat je dat niet doet door te proberen harder te straffen en met meer strafvervolging de zaak te klaren. Dat is belangrijk.

Ik het begin heb ik het al even gezegd: in veel opzichten is wat er momenteel in de ons omringende landen gebeurt hetzelfde als in Nederland, zij het dat wij dat wat bijzondere gedoogbeleid hebben. Dat hebben zij niet. Echter, de andere problemen zijn er daar ook. Er zijn daar ook op grote schaal mensen die cannabis gebruiken. Er zijn daar ook mensen die op criminele wijze faciliteren. Zij hebben ook de problemen met overlast die Nederland heeft, zij het dat er bij ons in de grensstreek natuurlijk extra veel overlast komt door de invloed van het buitenland. Er zijn dus volgens mij gemeenschappelijke factoren van waaruit de minister en zijn collega's in het buitenland deze problematiek kunnen benaderen. Het zou prettig zijn om van de minister te horen dat hij met die insteek met zijn collega's in het buitenland gaat praten. Het gaat niet alleen om nog harder slaan en kijken hoe we het met de politie doen. Dat is begrijpelijk, maar heeft niet geleid tot een oplossing. Het gaat erom dat er een keer wordt nagedacht over de vraag of we niet samen een oplossing kunnen vinden die daar ook werkt.

Juist naar het buitenland en naar die effecten kijkend heb ik nog een aantal vragen. Omdat we een vergelijking maken met het buitenland, zou ik willen weten hoe het aantal hennepkwekerijen in Nederland in verhouding staat tot het aantal daarvan in landen om ons heen. Hebben wij er dan meer of minder? Ik zou graag van de minister horen hoe dat zit. Als dat antwoord niet direct beschikbaar is, begrijp ik dat. Misschien is het goed als we het dan in ieder geval volgende week hebben, voor de stemming. Hetzelfde geldt eigenlijk voor de inzet van politie in Nederland. Als we die bij deze problematiek nou vergelijken met het buitenland, is die bij ons dan meer of minder? En wat zijn daarvan de effecten? Het is natuurlijk ook leerzaam voor ons om te zien dat zij het misschien op een andere manier doen dan wij. Wat betreft het aspect van de volksgezondheid hebben we informatie van het Trimbos-instituut over hoe het in Nederland zit. Hoe zit dat in vergelijking met het buitenland? Is het probleem daar groter of kleiner, en wat kun je daaruit afleiden? Misschien kunnen we daar nuttige informatie vinden.

Dan nog een ander aspect. We hebben een kleine discussie gehad over artikel 46 en artikel 223 uit het Wetboek van Strafrecht en artikel 11a van de Opiumwet. Als je ze naast elkaar legt, zie je een flinterdun verschil. Ik vraag me dan ook echt in gemoede af of dat kleine verschil nou voor het OM en de politie de oplossing zal vormen bij nieuwe bestrijding. Ik vrees van niet, en ik denk ook van niet.

Dan kom ik bij mijn laatste punt. Als de boodschap van hieruit en vanuit de politie en het OM is dat we er nu harder tegenin gaan, het nog beter gaan aanpakken en nog meer kunnen vervolgen, vrees ik toch dat het gevolg zal zijn dat criminele organisaties wegduiken, meer in de anonimiteit gaan werken en op die manier zullen verdergaan. Laten we wel wezen: er is veel vraag naar cannabis, er is heel veel geld mee te verdienen en er gaat van de wetgeving hoe dan ook geen, of althans onvoldoende afschrikwekkende werking uit. Dat betekent dat we over een tijdje meer overlast en dezelfde grote problemen op allerlei terreinen hebben, terwijl we niks zijn opgeschoten en we er wel heel veel mankracht en geld in hebben gestoken. Ik zou de minister daarom op het hart willen binden om snel naar een andere oplossing te kijken.