Plenair Elzinga bij behandeling Verzamelwet pensioenen 2014



Verslag van de vergadering van 2 december 2014 (2014/2015 nr. 10)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.56 uur


De heer Elzinga i (SP):

Voorzitter. We behandelen vandaag het wetsvoorstel Verzamelwet pensioenen 2014. Een verzamelwet passeert niet zelden als hamerstuk in deze Kamer. Meestal beperkt zo'n wetsvoorstel zich tot technische aanpassingen, soms zijn er slechts redactionele aanpassingen, en eventueel is er een enkele kleine beleidsmatige aanpassing.

Ook voorliggend wetsvoorstel was aanvankelijk zo'n typisch verzamelwetje, waarover hier hooguit een enkele schriftelijke vraag zou worden gesteld. Maar twee nota's van wijziging hebben een aanzienlijke beleidsmatige inhoud aan het wetsvoorstel meegegeven. Ik heb daarover direct een vraag aan de staatssecretaris: waarom is het onderbrengen van de nettolijfrente in de tweede pijler niet in een separaat wetsvoorstel vervat? Nu is een verzamelwetje opgezadeld met twee wijzigingsvoorstellen die beleidsmatig veel meer om het lijf hebben dan het hele oorspronkelijke wetsvoorstel zelf. Ziet de staatssecretaris ook dat het qua wetgeving netter en overzichtelijker was geweest de nettolijfrente apart te behandelen? Was het dan, ook in het kader van de zorgvuldige wetgeving en wetgevingskwaliteit, niet heel mooi geweest als we over dat aparte voorstel ook een advies van de Raad van State hadden gehad?

Het wetsvoorstel is mede door beide wijzigingsvoorstellen al vrij lang en uitvoerig behandeld in de Tweede Kamer en in de voorbereiding op de plenaire afhandeling in dit huis. Toch zijn voor mijn fractie nog niet alle zaken even duidelijk. Uit de nota naar aanleiding van het tweede nader verslag van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de Tweede Kamer, begrijp ik dat er bewust voor is gekozen om beide wijzigingsvoorstellen niet voor advies aan de Raad van State voor te leggen. Omwille van duidelijkheid voor de uitvoerders en omdat de behandeling door de Tweede Kamer nog voor het zomerreces zou plaatsvinden, gericht op invoering van het wetsvoorstel per 1 januari a.s., was er reeds eind april geen tijd meer om de Raad van State om advies te vragen. Begrijp ik dat goed? Welke deadline houdt de regering intern aan voor aanbieding aan de Raad van State, indien is beoogd dat een wetsvoorstel per 1 januari in werking treedt?

In antwoord op vragen vanuit de CDA-fractie in de Tweede Kamer, geeft de staatssecretaris vervolgens aan dat de nadere regels voor de nettolijfrenten in de tweede pijler bij Algemene Maatregel van Bestuur zullen worden geregeld, na voorhang in de Tweede en Eerste Kamer — de bedoeling was dat dit voor afgelopen zomer zou gebeuren — en vervolgens ter advies zullen worden aangeboden aan de Raad van State. "Uiteraard", zo schrijft de staatssecretaris aan de Tweede Kamer. Heeft de staatssecretaris het desbetreffende advies van de Raad van State inmiddels ontvangen? Dat mag ik toch wel verwachten, als het voorliggende voorstel per 1 januari kracht van wet moet krijgen?

Ik vraag hiernaar omdat beide wijzigingsvoorstellen door de staatssecretaris bij de behandeling in de Tweede Kamer het pièce de résistance werden genoemd, terwijl ze, vanwege het ontbreken van de AMvB, door verschillende partijen in dat debat juist als een lege huls werden bestempeld. Ik kan hier nu politiek van alles zeggen over het beleidsmatig voornaamste deel van dit wetsvoorstel, maar loop dan het risico het debat aan de overzijde over te doen. Ik kan ook iets zeggen over de politieke wenselijkheid van de aftopping en in hoeverre die de omgekeerde solidariteit, van lage naar hoge inkomens, in de pensioensystematiek beïnvloedt, maar dan doe ik een eerder debat van collega Reuten met deze staatssecretaris over en loop ik bovendien vooruit op een voor volgend jaar aangekondigde toekomstdiscussie over het pensioenstelsel. Ik kan ook wat zeggen over hoe aftopping bij geleidelijke verlaging van de aftoppingsgrens uiteindelijk het draagvlak onder het stelsel zou kunnen ondermijnen. Vanuit dat perspectief valt er wellicht iets te zeggen voor het introduceren van zo'n spaarfaciliteit. Doorredenerend zou er dan ook een reden kunnen zijn om deze spaarfaciliteit weer onder te brengen in een verplichte tweede pijler.

Maar ik zou juist zo graag in dit huis iets willen kunnen zeggen over eventuele juridische haken en ogen en over de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel. Daarop wordt toch juist ook onze reflectie verwacht? In de Tweede Kamer was dit deel van het wetsvoorstel, dus beide wijzigingsvoorstellen, het pièce de résistance, vooral omdát het wetsvoorstel een lege dop was. Alles moest nog in de nadere uitvoeringsregels worden geregeld, en die waren toen nog niet bekend. Dat maakt dit debat in deze Kamer vandaag nog veel belangrijker.

Het wordt ons helaas niet gemakkelijk gemaakt. In tegenstelling tot de Tweede Kamer hebben we weliswaar een ontwerpbesluit gezien met nota bene een nota van toelichting, maar we kennen geen advies van de Afdeling advisering van de Raad van State op dit deel van het wetsvoorstel, noch op het ontwerpbesluit. En we kennen geen uitspraken, adviezen of appreciaties vanuit het veld over dit deel van het wetsvoorstel, of überhaupt over dit wetsvoorstel of over de ontwerpbeleidsregels voor de uitvoering van de nettolijfrente in de tweede pijler. Mijn fractie vindt het dan ook nog zeer lastig om de precieze juridische en uitvoeringstechnische consequenties te doorzien van het onderbrengen van de in principe vrijwillige nettolijfrentefaciliteit in de derde pijler, in een in principe verplicht collectief bedrijfstakpensioen of een beroepspensioenregeling in de tweede pijler. Met name de gevolgen voor de acceptatieplicht zijn in dit spanningsveld tussen vrijwillig en verplicht geheel nog niet duidelijk. Ook de fiscale consequenties van het onderbrengen van een nettoregeling in een pensioenstelsel dat gebaseerd is op brutopensioenen, zijn voor mijn fractie nog niet helder. Kan de staatssecretaris nauwgezet en gedetailleerd inzicht geven in de reactie van de Raad van State op het ontwerpbesluit? Vanzelfsprekend mag dat ook schriftelijk, voordat we hier volgende week over moeten stemmen.

Heeft de staatssecretaris adviezen van pensioenuitvoerders en partijen in de pensioenfondsbesturen ingewonnen met betrekking tot de uitvoering van de nettolijfrenten? Zo ja, waarom zijn deze adviezen niet vermeld bij de nota van toelichting op het ontwerpbesluit? Kunnen we wellicht alsnog een overzicht krijgen van de diverse reacties?

Is er vooraf overleg geweest met de Belastingdienst over de uitvoerbaarheid? Zo ja, wat leverde dit overleg op? Ik krijg graag een toelichting die iets verder gaat dan de opmerking dat de Belastingdienst geen onoverkomelijke bezwaren zag.

Zoals altijd, kijkt mijn fractie uit naar de beantwoording van de vragen.