Plenair Koning bij behandeling Wet opheffing bedrijfslichamen



Verslag van de vergadering van 8 december 2014 (2014/2015 nr. 11)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.08 uur


Mevrouw Koning i (PvdA):

Voorzitter. Zoals anderen al hebben gememoreerd, worden met de voorliggende wetswijziging de product- en bedrijfsschappen, PBO's of schappen genoemd, afgeschaft. Je zou kunnen zeggen dat daarmee een stukje verdwijnt van de participatiesamenleving die is ontstaan nog voordat het woord "participatiesamenleving" werd bedacht. Ik heb vandaag begrepen dat dat woord is voorgedragen als lelijkste woord van het jaar.

In de schappen werken vertegenwoordigers van ondernemers en werknemers in een sector of een branche samen ten gunste van het algemeen belang. Dat hierbij de werkgevers en werknemers samenwerken, spreekt ons zeer aan. In die zin sluiten wij ons ook aan bij de woorden die de heer Terpstra uitsprak.

De samenwerking is gebaseerd geweest op de overtuiging en de wetenschap dat wanneer ieder voor zich werkt, de kans heel groot is dat het algemeen belang het onderspit delft. Samenwerkend kun je het algemeen belang beter dienen, een uitgangspunt waarin ook de PvdA zich sterk herkent.

Die PBO's hebben dan ook al samenwerkend voor Nederland heel veel gebracht. Vanzelfsprekend geldt dit voor de agrarische sector. Eerdere sprekers hebben dat ook al naar voren gebracht, want Nederland is momenteel de tweede exporterende natie.

Maar de schappen zijn niet alleen actief geweest in de agrarische sector. Ook op allerlei ander gebied hebben zij veel voor elkaar gekregen. Een enkel voorbeeld is het hotelclassificatiesysteem. U weet wel, het systeem waardoor al bij het boeken van een hotelkamer onderscheid kan worden gemaakt tussen een tweesterrenhotel en een viersterrenhotel. Dat systeem moet natuurlijk bewaakt, toegepast en onderhouden worden. Dat classificatiesysteem is onderdeel van het bedrijfschap Horeca. Het is een van de vele voorbeelden van activiteiten met een algemeen belang die vanuit product- en bedrijfsschappen zijn uitgevoerd.

Zoals u al een beetje aan de toon tot nu toe hoorde, is de PvdA-fractie niet enthousiast over het afschaffen van de schappen. We hechten er dan ook aan om dat op deze plek nog een keer uit te spreken. Er is zo veel goeds georganiseerd door de PBO's.

Tegelijkertijd zien we dat goede dingen niet noodzakelijkerwijs alleen binnen publiekrechtelijke organisaties opgepakt kunnen worden. Soms moet je meer kijken naar de taken of de vraagstukken die moeten worden uitgevoerd dan naar de organisatievorm die daarbij tot op heden is gehanteerd. We weten wel dat hierbij de toekomst niet geheel voorspelbaar is, maar we proberen te kijken naar wat er gaat gebeuren als dit wetsvoorstel wordt aanvaard.

Al die activiteiten die door de bedrijfs- en productschappen zijn opgepakt, waren dus van algemeen belang. Rond dit wetsvoorstel is onderscheid gemaakt tussen het algemeen belang en taken van publiek belang. Het kabinet heeft een drietal elementen benoemd voor de activiteiten met publiek belang. Ik loop ze even langs.

Allereerst activiteiten die werden of worden uitgevoerd in medebewind en die daarmee dus teruggehaald kunnen worden — en dat inmiddels in vele gevallen ook al zijn — naar de overheid. Daarna activiteiten, gericht op dier- en plantgezondheid en dierenwelzijn en als derde activiteiten, gericht op voedselveiligheid en gezondheid.

De Partij van de Arbeid had het beter gevonden als de activiteiten, gericht op onderzoek, waarover wij het net ook al hadden in een interruptiedebatje met de PVV-fractie, aan de opsomming van taken met publiek belang waren toegevoegd. Dat is de reden waarom wij in deze Kamer op verschillende momenten aandacht hebben gevraagd voor het onderzoek dat voorheen vanuit de schappen werd geïnitieerd. Het kabinet heeft in die eerdere reacties al op diverse manieren aangegeven dat het belang van onderzoek zeker gezien en erkend wordt. Er is bijvoorbeeld aangegeven dat nieuw op te richten organisaties in het kader van iGMO, die vragen om een algemeenverbindendverklaring ten behoeve van onderzoek, op een positieve reactie kunnen vertrouwen. Ik zou graag zien dat dit door het kabinet nog een keer wordt bevestigd, maar tot op heden zijn wij erg blij met die toezegging.

In de nadere inbreng stelden we vragen over de financiering van onderzoek in relatie tot de topsectoren. Ook daarover hebben anderen al wat gezegd. In de nadere memorie van antwoord is aangegeven dat de regering in 2015 in voorkomende gevallen soepel zal omgaan met de minimale private bijdrage aan onderzoek dat gefinancierd wordt door topsectoren. Ook daarvoor veel dank. Kunnen de bewindslieden aangeven hoe de overheid borgt dat na 1 januari 2015 het agrarisch onderzoek kan blijven bijdragen aan de sector? Vertrouwt zij erop dat in de toekomstige situatie het onderzoek voldoende geborgd is, zoals al eerder is gevraagd door andere sprekers.

Ik gaf het net al aan: de fractie van de Partij van de Arbeid had het passend gevonden als de onderzoeksactiviteiten van PBO's van publiek belang waren verklaard, maar wij zien nogmaals dat de bewindslieden veel belang hechten aan het onderzoek en we waarderen hun bereidheid om daarin het nodige te doen. Wij wachten natuurlijk nog even de antwoorden af, maar wij zijn zelf ook mans genoeg om het onderwerp weer ter sprake te brengen als we denken dat dit nodig is.

Die drie type activiteiten waarvan het kabinet heeft aangegeven die te beschouwen als publiek belang, achten ook wij als zodanig relevant. Wel hebben wij over concrete activiteiten die niet zijn overgenomen een aantal vragen gesteld, mede naar aanleiding van signalen uit de praktijk. Zijn wel echt alle taken die gericht zijn op voedselveiligheid en gezondheid gezien en aangemerkt als publiek belang? Voorkomen we daarmee dat kortetermijnoverwegingen en freeridergedrag schade toebrengen aan de hele sector? Daarom gaat het ons, namelijk dat het niet kan gebeuren dat het kortetermijnbelang en een paar ondernemers die uit de band springen de hele sector kwaad doen.

Tijdens de vragenrondes hebben wij specifieke voorbeelden naar voren gebracht: de monitoring kritische stoffen, die de heer Schaap net ook in zijn bijdrage noemde, maar ook de quarantaineverordening schelpdieren, over de mossels. Wij vragen ons over die mossels bijvoorbeeld af of het publiek belang voldoende beschermd wordt als na een controle door de NVWA een gebied waar mossels kunnen worden gekweekt, kan worden gesloten. Is het kwaad dan niet al geschied? Is het niet beter om te voorkomen dat mogelijk verkeerde tweekleppige schelpdieren worden uitgezet in die gebieden? Dien je daarmee het publiek belang niet beter? De antwoorden hebben ons tot dusverre nog niet overtuigd. Graag horen we nogmaals een toelichting van de bewindslieden op dit punt.

We hebben dan ook een vrees. We hebben twee voorbeelden gevonden van concrete verordeningen waarvan we ons afvroegen of het opheffen niet ten onrechte was en of ze niet toch van publiek belang moesten worden geacht. Als je er twee weet te vinden naar aanleiding van signalen uit de praktijk, ontstaat de vrees dat er mogelijk meer regelingen zijn die ons inziens beter van publiek belang geacht hadden kunnen worden. Verdwijnen er na aanvaarding van dit wetsvoorstel nog meer belangrijke regelingen op het gebied van volksgezondheid, voedselveiligheid en gezondheid van dieren en planten? Dat is niet alleen erg voor de mogelijk getroffen mensen en dieren, maar kost de sector te veel. Zou een overleg met de SER en de PBO's om hierover uitsluitsel te krijgen geen goede actie zijn? Hoe denken de bewindslieden daarover?

Tenslotte heeft de PvdA-fractie aandacht gevraagd voor het overheidsorgaan dat de publieke taak rond de bescherming van houtopstanden het beste ter hand zou kunnen nemen. Het voorliggend wetsvoorstel wijzigt namelijk ook artikel 15 van de Boswet. Het is in onze ogen weinig consistent met het decentralisatieakkoord natuur en het Natuurpact om het geven van kapvergunningen buiten de bebouwde kom op rijksniveau te behandelen. Dit zou toch beter op provinciaal niveau kunnen worden belegd? In de nadere memorie van antwoord wordt daarover ook een nadere toelichting gegeven. Wij begrijpen die als volgt: ja, na aanvaarding van dit wetsvoorstel komt de bevoegdheid van de bescherming van houtopstanden bij het Rijk, maar in het voorstel voor de wet natuurbescherming dat nu bij de Tweede Kamer ligt, komt het alsnog bij de provincies. Wij vragen ons af of wij dit goed hebben begrepen en of dan in dat voorstel voor de wet natuurbescherming is voorzien in een aanpassing van artikel 15, derde lid van de Boswet.

Ten slotte wil ik nog aandacht vragen voor de zeer beknopte tijdspanne tussen vandaag of morgen en 1 januari 2015. Het is echt al heel snel 1 januari. In deze korte periode moet de opheffing van de schappen zorgvuldig geschieden. Er wordt natuurlijk al langere tijd aan gewerkt, maar wij vragen ons af of zaken als pensioenafspraken van oud-medewerkers, huisvesting en ICT allemaal onderwerpen zijn die zorgvuldige afgewikkeld zijn, want dat verdienen en vereisen ze. Kunnen de bewindslieden aangeven hoe het daarmee staat? Is het niet beter een iets latere ingangsdatum van de formele opheffing te kiezen als blijkt dat 1 januari toch echt wel heel snel is? Dat is wel het gevoel dat wij krijgen door signalen uit de praktijk, maar wij vinden het netjes om dit eerst even voor te leggen en een reactie af te wachten.

Ten slotte kom ik op de staatsrechtelijke gang van zaken. Daarbij kom ik graag terug op de brief die verzonden is op 9 juli 2013. Het wetsvoorstel had toen nog een ander nummer, namelijk 32615, D. Die brief is verstuurd door de voorzitter van de Eerste Kamer. Daarin is benadrukt dat de voorgestelde procesgang rond het opheffen van de PBO's niet past bij een staatsrechtelijk zuivere gang van zaken. Ook anderen hebben daarover al gesproken. Het is inmiddels bijna anderhalf jaar later. De PvdA-fractie is er tijdens deze anderhalf jaar nog sterker van overtuigd geraakt dat de heldere boodschap in de brief ook door ons echt is gedragen. Wij denken dat de procesgang in zekere zin beter had gekund. Graag vernemen wij van de bewindslieden hoe zij terugkijken op de procesgang.

Wij kijken uit naar de reactie van de bewindslieden. Graag laat ik ter afronding van deze bijdrage nog een optimistisch geluid horen. We zijn niet alleen maar somber en bezorgd over de toekomstige uitvoering van de activiteiten die nu door de PBO's worden uitgevoerd. De belangen van waaruit de PBO's hebben gewerkt, zijn ook te groot om te vervallen in somberheid. Ook zonder de schappen kunnen sectoren en branches gezamenlijk onderwerpen van algemeen belang oppakken. Wij hopen dat zij dat zullen doen. In sommige gevallen zien wij ook dat ze dat al doen. Ik geef als voorbeeld het Ambachtshuis of een brancheorganisatie als de VBNE, maar ook zaadveredeling- en productiebedrijven in Noord-Holland. Zij geven daarvan al een heel mooi voorbeeld met het door hen gestarte Seed Valley. Wij zien dat deze ondernemingen zelf vorm geven aan activiteiten van algemeen belang, precies zoals de PBO's ook gestart zijn. Want samen staan ze sterker en bereiken ze meer. Wij hopen dat er in Nederland meer van dergelijke initiatieven gaan ontstaan. Laten wij optimistisch eindigen.

De heer Reuten i (SP):

Ik begrijp dat evenals de fracties van het CDA en de VVD de fractie van de Partij van de Arbeid niet enthousiast is over het afschaffen van de schappen. Mevrouw Koning zei dat het tegelijkertijd niet noodzakelijk is dat die taken door publiekrechtelijke organisaties worden uitgevoerd. Misschien heb ik ergens een schakel gemist. Misschien kan mevrouw Koning mij helpen. Enerzijds is zij niet blij met de afschaffing, anderzijds zegt zij dat die taken goed kunnen worden uitgevoerd door die schappen. Nee, ik herneem mijn vraag. Anderzijds zegt zij dat de centrale overheid niet genoeg doet. Zij noemt daarvan een aantal voorbeelden. Waarom zouden die organisaties, hoe ze ook gaan heten, dit niet gewoon kunnen blijven doen? Ik heb namelijk begrepen dat er ook nog mogelijkheden zijn om tot een algemeenverbindendverklaring over te gaan. Er ontbreekt voor mij een schakeltje in de uitleg waarom zij vindt dat het misgaat.

Mevrouw Koning (PvdA):

In de huidige PBO's werken de werkgevers en werknemers samen. Zoals ik heb begrepen, is dat in de iGMO-organisaties niet mogelijk. Wij vinden de samenwerking van werknemers en werkgevers in de huidige constellatie wel iets wat meerwaarde heeft gebracht.

De heer Reuten (SP):

Nu begrijp ik het.

Mevrouw Koning (PvdA):

Dat verlies je, maar dat wil niet zeggen dat het goede niet gedaan kan worden als je daar als werknemer niet bij zit. Ik hoor dat u het begrijpt, maar ik rond het graag nog even af, ook voor het publiek. Wij hebben onze focus verlegd naar de vraag: "Kan datgene wat wij zo waardevol vinden aan de PBO's nog steeds uitgevoerd worden?" Wij denken dat dit kan, omdat ook de ondernemers er echt baat bij hebben om samen sterker te staan en samen het algemeen belang te dienen.

De beraadslaging wordt geschorst.