Plenair Frijters-Klijnen bij behandeling Wet marktordening gezondheidszorg



Verslag van de vergadering van 8 december 2014 (2014/2015 nr. 11)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.58 uur


Mevrouw Frijters-Klijnen i (PVV):

Voorzitter. Ik val meteen maar met de deur in huis. Geen oneliners en geen diepzinnige spreuken dit keer. De beide wetten die we vandaag en morgen gezamenlijk behandelen, versterken met elkaar de macht van de zorgverzekeraars. Het zijn de zorgverzekeraars die mogen investeren, het zijn de zorgverzekeraars die een belang mogen en ook zeker zullen nemen en het zijn de zorgverzekeraars die sturingsmogelijkheden krijgen en de patiënt buiten spel zetten. Het is ongehoord dat er zo veel macht overgaat naar de zorgverzekeraars. Hoewel de wet er nog niet door is, schenden zorgverzekeraars het hinderpaalcriterium reeds in hun polissen voor volgend jaar. Zorgaanbieders en patiënten worden volledig buiten spel gezet.

De zorgverzekeraars hebben in 2013 opnieuw meer winst geboekt. De zogenaamde "grote vier" (Zilveren Kruis Achmea, CZ, Menzis en VGZ), die samen ruim 90% van de gehele markt in handen hebben, verdienden vorig jaar 1,4 miljard euro. Dat is het vierde achtereenvolgende jaar dat er flink geplust wordt. Inmiddels heeft men bijna 10 miljard euro in kas en intussen stijgen de zorgpremies!

Tegelijkertijd worden de basispakketten steeds kariger en wordt de keuzevrijheid steeds minder. Er is al sprake van oligopolie nu meer dan 90% van de Nederlanders bij de 4 grootste zorgverzekeraars is verzekerd. Waar macht te groot is, dreigt altijd het misbruik. De bescherming die artikel 13 nog biedt tegen monopolistische gedragingen van zorgverzekeraars, is daarom essentieel voor onze fractie.

De PVV-fractie acht de rol van de minister hierin diffuus: ze faciliteert steeds verdergaande regie vanuit de zorgverzekeraars. Je zou denken dat haar beleid succesvol is, omdat ze de zorgkosten ogenschijnlijk in de hand heeft weten te houden. Het een heeft echter heel weinig met het ander te maken. Als mensen steeds vaker en steeds meer geld moeten uitgeven aan behandelingen die niet langer in het basispakket zitten, dalen de zorgkosten namelijk niet. Ze worden slechts voor een steeds groter deel door de hardwerkende burger zelf betaald. Kan de minister ingaan op deze redenering?

De gedachte dat zorgverzekeraars er voor hun verzekerden zijn, doet in het licht van het voorgaande erg naïef aan. Wat moeten die verzekeraars met zoveel geld op de bank: omgerekend meer dan €500 per Nederlander. De minister zou de zorgverzekeraars moeten bewegen het geld dat over is (met behoud van de noodzakelijke reserves) terug te geven aan de mensen die het hebben opgebracht. De beide voorliggende wetsvoorstellen zorgen ervoor dat de zorgverzekeraars, de grootste lobbyisten van dit zorgstelsel, nog meer macht krijgen; de zorgaanbieder boet aan macht in en de patiënt wordt monddood gemaakt met de wijziging van artikel 13. Het toenmalige Kamerlid Schippers constateerde in 2008 nota bene zelf ook dat de keuzevrijheid van de patiënten drastisch beperkt zou worden. Waarom is zij van mening veranderd nu zij minister is?

We zijn inmiddels zes jaar verder en de minister staat op het punt toe te staan dat zorgverzekeraars mogen fuseren met zorgaanbieders en dat de keuzevrijheid voor patiënten nog verder wordt ingeperkt. Het belangrijkste argument daarbij is dat zorgverzekeraars inkopen op kwaliteit en daarmee de patiënt behoeden voor slechte zorg, omdat daardoor slecht presterende zorgverleners uit de markt kunnen worden gehaald. Door deze niet meer te vergoeden, krijgen ze geen patiënten en zullen ze of de kwaliteit moeten verbeteren, of moeten stoppen met het aanbieden van de behandeling. Ook voor te dure zorgverleners hoeft niet meer betaald te worden, waardoor de kosten van de gezondheidszorg zouden dalen. Onze fractie mist hiervoor een goede onderbouwing. Vorig jaar nog stelde de Algemene Rekenkamer vast dat er te weinig kwaliteitsindicatoren zijn om selectief in te kopen en dat zorgverzekeraars niet kunnen sturen op basis van kwaliteit. Senator De Lange had het daar net ook al over. Het enige waar zorgverzekeraars zicht op hebben, is de prijs.

Het is reeds gebleken dat zorgverzekeraars selectief kunnen contracteren op basis van voorwaarden die minder met kwaliteit te maken hebben dan met prijs en administratieve beheersing. Een van de belangrijkste conclusies van de recent uitgekomen Monitor Zorginkoop van de Nationale Zorgautoriteit is: "Niet-financiële aspecten van de zorginkoop, zoals kwaliteit, innovatie en service, spelen in de huidige onderhandelingen een minder belangrijke rol." Wat vindt de minister van deze conclusie?

Zodra de verplichting van artikel 13 komt te vervallen, is het voor zorgverzekeraars interessanter om alleen zaken te doen met grote zorgverleners. Een zorgverlener kan kwalitatief goed zijn, hoog scoren op effectiviteit en klanttevredenheid, maar zou toch geen contract aangeboden kunnen krijgen. Kleinschalige zorg komt onder zware druk te staan. Dit zal de kwaliteit van zorg niet ten goede komen, noch de hoogte van de kosten.

Voor kwalitatief hoogwaardige en betaalbare zorg is het essentieel dat de macht tussen verzekerde, de zorgaanbieder en de zorgverzekeraar in balans is. Met de voorliggende wetswijzigingen wordt dit evenwicht drastisch aangetast. Bij verticale fusies, ook met slechts een minderheidsbelang, is het duidelijk waar de macht komt te liggen: bij de zorgverzekeraars; dat is precies wat de PVV-fractie ongewenst vindt. Een zorgverzekeraar met een minderheidsbelang in een ziekenhuis zal zijn patiënten natuurlijk als eerste naar dat ziekenhuis sturen. De patiënt zet hij buitenspel door met de wijziging van artikel 13 de vrije artsenkeuze te beperken, terwijl de keuzevrijheid van de verzekerde juist de basis vormt van ons zorgstelsel.

De beoogde aanpassing van artikel 13 Zorgverzekeringswet ondermijnt de bescherming van de consument en verzwakt zijn positie. De reële behoefte van een patiënt is dat hij zich veilig en in goede handen weet bij een arts met wie hij een vertrouwensrelatie heeft opgebouwd. Daarvan is uiteraard geen sprake als de patiënt uit financiële noodzaak gedwongen wordt zijn medisch heil 20 of 30 kilometer verderop te zoeken bij een geselecteerde zorgverlener, en daarmee zijn vertrouwde relatie met zijn behandelend arts moet opgeven. De belangrijkste reden om de Raad van State in te schakelen was de vraag of de wetswijziging wel strookt met Europees recht. De Raad zegt nergens expliciet dat de nieuwe zorgwet past in de EU-regelgeving en ook niet dat die niet past binnen de Europese wet. Of de Raad is niet bij machte te concluderen dat de wetswijziging past binnen de EU-kaders, of hij wil dat punt niet maken vanwege de grote politieke belangen.

Ouderen en gehandicapten zijn helemaal de klos: zij moeten nu kiezen voor een door de zorgverzekeraar gecontracteerde instelling, want andere instellingen worden niet vergoed, ook niet een beetje. Aangezien deze kwetsbare mensen tevens zijn aangewezen op de huisarts die de instelling voor hen uitzoekt, hebben zij hierin helemaal geen stem meer. Staatssecretaris Van Rijn bevestigde twee weken geleden in het debat over de Wet langdurige zorg dat de kwaliteit van ouderenzorg in instellingen beter kan en moet en dat in veel van de verpleeg- en verzorgingshuizen de kennis, vaardigheden en beschikbaarheid van medewerkers niet passen bij de zorgbehoefte van de cliënten. De Wet langdurige zorg zou de positie van de cliënt versterken, maar hoe dan? In elk geval niet voor wat betreft de vrije keuze van instelling of de vrije huisartsenkeuze.

Ouderen en gehandicapten zijn erg afhankelijk en hebben juist baat bij een eigen, onafhankelijke huisarts naast de instellingsarts, omdat deze laatste veelal in dienst is van de instelling of met de instelling een overeenkomst heeft gesloten, waardoor hij niet onafhankelijk is. De eigen huisarts zou hierbij een kritische rol kunnen en moeten spelen. Ik krijg graag een reactie van de minister op dit punt.

Het voorliggende wetsvoorstel zorgt niet alleen voor onevenwichtige verhoudingen maar raakt ook de kern van de Zorgverzekeringswet. Meer marktwerking zou patiënten meer keuzevrijheid geven middels zichtbare prijs- en kwaliteitsverhoudingen. Door de macht nu exclusief bij de zorgverzekeraars te leggen, is er van marktwerking geen sprake meer, zijn kwaliteit noch prijs voor patiënten inzichtelijk en is er alleen nog maar keuzevrijheid voor de patiënt met een goedgevulde portemonnee. Dat was niet wat ons voor ogen stond bij het invoeren van dit zorgstelsel. Keuzevrijheid stond ons voor ogen en die was gewaarborgd via artikel 13, maar wordt nu geweld aangedaan.

Meer vrijheid was misschien wel de belangrijkste belofte bij de introductie van marktwerking in de zorg: vrijheid voor nieuwe aanbieders om te laten zien dat het beter kon en vrijheid voor de patiënt om zelf te kiezen waar hij behandeld wilde worden. Die vrijheid staat ter discussie. De zorgverzekeraars, als beheerders van al die gelden, willen meer macht om te bepalen waar het geld aan uitgegeven mag worden. Wanneer het wetsvoorstel erdoor komt, bepalen de verzekeraars in feite welke zorgverleners economisch bestaansrecht houden en welke niet. Volgens de PVV-fractie is er maar één conclusie mogelijk: dit kabinet loopt aan de leiband van de zorgverzekeraars.