Plenair Koning bij voortzetting behandeling Wet opheffing bedrijfslichamen



Verslag van de vergadering van 9 december 2014 (2014/2015 nr. 12)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.13 uur


Mevrouw Koning i (PvdA):

Voorzitter. Allereerst dank ik de minister en de staatssecretaris voor de uitvoerige en zeer prettige beantwoording. Het was voor onze fractie heel fijn om te horen hoe zij beiden ingingen op de wensen vanuit onze Kamer rondom de procesgang en de afwikkeling van PBO's.

Ik begin met de procesgang. De minister geeft aan dat ook de sector de werkelijkheid zoals die in de Tweede Kamer herhaaldelijk en in meerdere samenstellingen is uitgesproken, tot zich heeft genomen, waardoor hij op 1 mei 2013 een brief stuurde, onder andere naar deze Kamer, met de vraag of het niet handig is om al te gaan werken aan de implementatie. De sector is namelijk al aan het preluderen op de ontstane situatie. Maar hij zei daarbij: dit is een situatie die echt een uitzondering zou moeten zijn. Hij vindt het wel de verantwoordelijkheid van de regering om echt te reageren, niet alleen op wat er in de wetten geregeld is, maar ook op hoe de maatschappij functioneert.

Ik denk dat de minister daarin gelijk heeft. Als de staatsrechtelijk zuivere weg echter iets eerder was gekozen en niet zo krap op 1 januari had gezeten, hadden we er in eerste termijn misschien minder een punt van gemaakt. Maar ja, dingen zijn gelopen zoals ze gelopen zijn en we kunnen er nu niet meer voor zorgen dat het opeens 1 september 2014 wordt. Ik denk wel dat het fijn is dat we dat hebben uitgesproken. Dit is een uitzondering geweest waarin het kabinet zijn verantwoordelijkheid nam om echt te reageren op wat in het veld gebeurde nadat de Tweede Kamer in meerdere samenstellingen en op meerdere momenten zei: de PBO's moeten worden opgeheven.

De PvdA-fractie in dit huis heeft zich vervolgens afgevraagd of de ontstane situatie — we vinden die situatie goed en we spreken met zijn allen uit wat dit Nederland en dan met name de agrarische sector, zij het niet alleen de agrarische sector, heeft gebracht — nou per se in die vorm behouden moet blijven. Ik ben lid van een progressieve partij en ik denk dat we moeten kijken naar de doelen die we nastreven en niet per se structuren moeten handhaven om het handhaven van structuren. Hoe mooi ik het ook vind en met mij de hele PvdA-fractie dat daarin ook de werknemers vertegenwoordigd waren. Maar goed, goede ondernemers kijken ook naar de belangen van hun werknemers en nemen die ook mee in hun afwegingen. Laten we daarover nou gewoon optimistisch proberen te zijn en laten we bedenken dat dit in de toekomst nog steeds kan gebeuren. Dat optimisme hebben we ook gehoord en uitgesproken ten aanzien van het onderzoek. Dank aan de beide bewindslieden voor de bevestiging dat zij beiden dat scherp voor ogen houden.

We zijn iets minder tevreden over de beantwoording op twee concrete punten: de monitoring van kritische stoffen bij kalveren en die bij mossels. Maar we begrijpen wel dat op dit moment door het kabinet naar voren wordt gebracht dat dit in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van ondernemers is en dat er wel degelijk kan worden ingegrepen als het misgaat. Wat ons betreft zou de overheid wel iets verder mogen reiken, maar daarover bestaan in dit huis verschillende opvattingen. Wij denken soms net iets anders dan andere partijen over de rol van de overheid.

We weten niet precies wat er gaat komen, maar de zojuist door de heer Schaap van de VVD-fractie gevraagde evaluatie zou wat ons betreft ook heel goed als uitkomst kunnen hebben dat we optimistisch de toekomst tegemoet kunnen zien als het gaat om het functioneren van de sector als totaal. De sector weet zelf heel goed wat het algemeen belang is, dus laten we hem het vertrouwen geven daaraan samen te werken. Daarmee eindig ik dus toch optimistisch.

De voorzitter:

Zijn de bewindslieden in staat en bereid om meteen te antwoorden? Dat is het geval.