Plenair Terpstra bij behandeling Verantwoorde groei melkveehouderij



Verslag van de vergadering van 15 december 2014 (2014/2015 nr. 13)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.20 uur


De heer Terpstra i (CDA):

Voorzitter. Vanmiddag spreken we over de mogelijkheden van een verantwoorde groei in de melkveehouderij. We lezen en horen af en toe dat veel melkveehouders worstelen met de lage melkprijzen en dat zij dieren laten slachten. Kan de staatssecretaris ingaan op deze op het eerste gezicht tegenstrijdige ontwikkelingen?

De aanleiding van het wetsvoorstel is de beëindiging van de melkregulering in Europa; het melkquotum verdwijnt. Het beperken van de melkproductie in Europa doet inderdaad vreemd aan in het licht van het feit dat wereldwijd, mede doordat ook in andere landen gelukkig de welvaart stijgt, de vraag naar zuivelproducten is toegenomen.

De voorzitter:

Mevrouw Dupuis en mijnheer Hermans, kunt u iets zachter doen?

De heer Terpstra (CDA):

Ik denk dat de heer Hermans juist geïnteresseerd is in de ontwikkeling van de melkveehouderij; hij wilde vast graag meedelen aan mevrouw Dupuis dat die hem zo interesseert.

Een aantal "echte" landbouwlanden, zoals Ierland, Denemarken en Nederland, zien hierin extra mogelijkheden voor groei en export. Uiteraard moet dit op verantwoorde wijze gebeuren, zoals ook de naam van het wetsvoorstel reeds zegt. Het gaat bij het formuleren van de voorwaarden om de Nitraatrichtlijn en de mestwet. Het wetsvoorstel is op 25 november 2014 in de Tweede Kamer aanvaard. We zijn het eens met alle sprekers na mij, die misschien zullen opmerken dat wij snel hebben moeten werken. Nood breekt wet. Het CDA heeft na de technische briefing van de ambtenaren en na de toelichting van de staatssecretaris zelf ingestemd met deze spoedprocedure om de derogatie vanuit Brussel niet in gevaar te brengen. Dat hebben niet zozeer gedaan, omdat we er voor 100% van overtuigd zijn dat deze derogatie onmiddellijk in gevaar komt als wij te laat zijn, maar wel uit het bekende voorzorgprincipe. Veel partijen die tegen de snelle procedure zijn, hebben mij ervan overtuigd dat het voorzorgprincipe heel vaak een heel goed standpunt is.

Uit de antwoorden van de staatssecretaris blijkt dat een aantal landen derogatie van de Nitraatrichtlijn heeft gekregen, waaronder echte zuivellanden in Noordwest-Europa, zoals Ierland, Denemarken en Nederland. Uit de antwoorden blijkt tevens dat van de export van ons land nu al 25% gaat naar landen van buiten de EU. Dat vinden wij een mooie prestatie. We kunnen ons geheel vinden in de antwoorden van de staatssecretaris op vragen van de heer Reuten van de SP gericht op het idee dat wij de melkproductie zouden moeten afstemmen op onze eigen consumptie. Naar ons idee zijn er echter altijd landen die qua klimaat of anderszins bepaalde producten beter kunnen verbouwen. Voor ons land zijn dat onder meer de zuivelproducten. Daar moeten wij van profiteren, mede in het belang van de welvaart en de werkgelegenheid. De nationalistische visie van de SP leidt ertoe dat wij alleen nog maar melk mogen drinken, de Italianen alleen maar wijn en de Brazilianen alleen nog maar rum en koffie. Dat lijkt ons niet voor alle inwoners in deze landen even gezond. Het is ook niet bevorderlijk voor de ontwikkeling van de welvaart en de werkgelegenheid. Op grond van deze zelfvoorzieningsredenering ga ik ervan uit dat de SP een extreme voorstander is van de winning van schaliegas. Het heeft helemaal niets met dit onderwerp te maken, maar de redenering leek mij logisch!

De heer Reuten i (SP):

Als je een karikatuur van je tegenstander maakt om je eigen zwakke verhaal te verbergen, moet de heer Terpstra dat maar zien. Er zijn echter nog andere overwegingen, namelijk die van het milieu in dit geval. Dat weet senator Terpstra heel goed.

De heer Terpstra (CDA):

Ik ben het in grote lijnen met de heer Reuten eens, behalve uiteraard met zijn opmerking dat mijn verhaal zwak zou zijn. Verder begrijp ik ook wel dat de heer Reuten ook een afweging moet maken tussen de werkgelegenheid in de landbouwsector — die beperking wil ik wel aanbrengen — en het milieu. Bij hem gaat de werkgelegenheid er al vrij snel onderdoor.

Voor de verantwoorde groei is het nodig dat er voortgang wordt gemaakt met de verdere ontwikkeling van het voerspoor. Ondanks het feit dat iedereen in deze Kamer weet wat dit betekent, wil ik toch opmerken dat dit betekent het beperken van fosfaat in het diervoeder en de uitbouw van de mestverwerkingscapaciteit. We gaan ervan uit dat de staatssecretaris deze ontwikkelingen op de voet volgt en ons periodiek op de hoogte zal houden.

Tijdens het debat in de Tweede Kamer zijn er twee amendementen aangenomen. Een amendement had betrekking op de grondgebondenheid. Keurig op tijd hebben wij de hoofdlijnenbrief van de staatssecretaris mogen ontvangen. Gezien vanuit de principiële standpunten van onze partij hechten wij veel waarde aan het overleg met de sector en andere belanghebbenden. In de hoofdlijnenbrief worden drie systematieken beschreven. Het gesprek hierover met de sector wachten wij af. Wel willen wij vooraf opmerken dat bij systematiek 2 het aantal dieren verplicht achteruit gaat. Gelet op het onderwerp van de wet — verantwoorde groei — komt dit alternatief bij ons als destructief over. Hoe verklaart de staatssecretaris dat bij een wet over verantwoorde groei een systeem bij AMvB kan worden voorgesteld dat leidt tot minder groei, tot minder dieren? Met betrekking tot het overleg met alle belanghebbenden maken wij nog graag een algemene opmerking. Veel milieu- en natuurorganisaties nemen aan het overleg deel met veel subsidie van de belastingbetaler, maar zonder enig eigen risico. De boeren daarentegen dragen wel veel risico, zoals vooral blijkt uit systematiek 2. Er zijn minder dieren en minder inkomen, en daardoor misschien minder boeren. Dat laatste staat niet in de tekst, maar voeg ik er zelf aan toe. Hoe waardeert de staatssecretaris deze duidelijke verschillen in de onderhandelingspositie? En hoe houdt de staatssecretaris hier rekening mee?

Tot slot vraag ik nog aandacht voor enkele, weliswaar verworpen, amendementen in de Tweede Kamer. Gelukkig heeft de staatssecretaris in de hoofdlijnenbrief toegezegd om rekening te houden met ondernemers die in de periode na 2013, de peildatum in de wet, reeds investeringen hebben gedaan en daardoor in de problemen zijn gekomen, de zogenaamde knelpuntenregeling. Dat vinden wij een goede zaak. Het punt van mestverwerking door de buren, bijvoorbeeld door een akkerbouwer, is ons nog niet geheel duidelijk. Op het eerste gezicht lijkt dat ons een oplossing die voor alle partijen goed is. Hoe ziet de staatssecretaris dit? Wij wachten zoals altijd de antwoorden met veel belangstelling af.