Plenair Reuten bij voortzetting behandeling Verantwoorde groei melkveehouderij



Verslag van de vergadering van 16 december 2014 (2014/2015 nr. 14)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 12.26 uur


De heer Reuten i (SP):

Voorzitter. Ik heb gisteren wat felle woorden geuit over de procedure die bij dit wetsvoorstel is gevolgd. Ik kan niet anders dan mij bij die procedure neerleggen, maar het is mijn gewoonte om als dat achter de rug is vervolgens de strijdbijl te begraven en constructief kritisch te zijn.

Ik heb, ook gelet op de tijd en de agenda, de staatssecretaris niet te hard op de huid gezeten over de beantwoording van de vragen. Ik wil toch nog eens benadrukken dat gedegen schriftelijke beantwoording niet alleen de bewindspersoon in het debat ontlast maar vooral ook de kwaliteit van het debat verhoogt. Ik vraag de staatssecretaris of zij het daarmee eens is en of zij wil toezeggen om in het vervolg vragen gedegen te beantwoorden.

Dan heb ik nog twee meer inhoudelijke punten, ten eerste de weidegang van 4,1 of 4,2 miljoen runderen in 2014. We hebben het vooral over de weidegang van de melkkoeien. Het is natuurlijk een zijpuntje wat dit wetsvoorstel betreft, maar ik zou toch nog graag de opvatting van de staatssecretaris willen horen over de weidegang van de zogenoemde vleesrunderen.

Volgens Alterra Wageningen komt in 2020 37% van de koeien nooit meer buiten door afschaffing van het melkquotum. Dat onderbouwt Alterra zo dat bij bedrijven met meer dan 250 melkkoeien nu 60% permanent op stal staat en dat als gevolg van de verhoging van het melkquotum wordt verwacht dat dat aantal verdubbelt. Ik hoor daarover graag de opvatting van de staatssecretaris.

Over de grondgebondenheid is al wat gewisseld, ook bij interruptie en door de andere woordvoerders. Wij horen allemaal graag straks nog eens of de staatssecretaris op dat punt iets wil toezeggen. Daarop vooruitlopend dien ik de volgende motie in.

De voorzitter:

Door de leden Reuten, Thom de Graaf, Schaap, Terpstra, Koffeman en Thissen wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van oordeel dat de inhoud van de voorgenomen Algemene Maatregel van Bestuur betreffende grondgebondenheid essentieel is voor het wetsvoorstel;

van oordeel dat grondgebondenheid en de betekenis daarvan deel moeten uitmaken van de wet;

vraagt de regering om, mocht het wetsvoorstel worden aanvaard, tegelijk met de uitwerking van de voorgenomen Algemene Maatregel van Bestuur een wijzigingswet voor te bereiden waarmee de essentie van de Algemene Maatregel van Bestuur en de betekenis van grondgebondenheid opgenomen worden in de wet,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter G (33979).