Verslag van de vergadering van 16 december 2014 (2014/2015 nr. 14)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 20.27 uur
De heer Reuten i (SP):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn effectieve beantwoording. In de eerste plaats kom ik op het negeren van de huishoudens — meestal gaat het hier om mensen die alleen een huishouden vormen — met een inkomen van minder dan 63% van het wettelijk minimumloon. Het lijkt me een goed idee om hierover een technisch overleg te voeren, met aan de ene kant een vertegenwoordiger van het ministerie van Financiën, een vertegenwoordiger van het CBS en een vertegenwoordiger van het CPB en aan de andere kant de leden van de commissie voor Financiën die dit willen. Dan moeten we maar zien of we daar nog een schriftelijk overleg op laten volgen. Dat vind ik een uitstekend idee.
Ik wil hierover nog twee dingen weten. Ik wil graag weten of de doorrekening van de verkiezingsprogramma's en de tegenbegrotingen door het CPB in de afgelopen jaren ook is gebeurd met de veronderstelling dat de onderste 10% erbuiten valt. Daarmee kom ik op een politiek punt. Doordat die armste 10% buiten beschouwing blijft, lijken de inkomensverschillen kleiner dan in werkelijkheid het geval is. Allereerst hoor ik graag van de staatssecretaris of dit feitelijk zo is, maar ik denk niet dat we daar een verschil van mening over kunnen hebben. Ten tweede hoor ik graag wat hij daarvan vindt.
Dan kom ik op de druk van belastingen en andere verplichte heffingen op het bruto inkomen. Het lijkt me een goed idee om ook daarover in een overeenkomstige setting een overleg te hebben. In dit geval lijkt het me niet nodig dat er iemand van het CPB bij aanwezig is, maar ik heb er uiteraard ook helemaal geen bezwaar tegen. Voor de expertise zou het wat mij betreft in ieder geval moeten gaan om een vertegenwoordiger van Financiën en eentje van het CBS. Dat overleg kan eventueel ook weer gevolgd worden door een schriftelijk overleg. Gezien de tijd die wij doorgaans op de dinsdag hebben, lijkt het me goed om de twee sessies te scheiden. Ze hebben verder ook niks met elkaar te maken.
Het laatste punt dat ik net noemde, heb ik gebracht in het kader van de herziening van het belastingstelsel. Ik wil daar nog één opmerking over maken. De staatssecretaris stapte wat gemakkelijk over naar de indirecte belastingen. Hij zei dat deze belastingen gering verstorend zijn. Als ik het goed heb — ik zeg het uit mijn hoofd — noemt de OESO de vermogensbelasting echter als eerste minst verstorende belasting, in het bijzonder de belasting op onroerend goed. Daarmee wordt niet geïmpliceerd dat de rest niet onder een minder verstorende belastingcategorie valt. In zekere mate zijn alle belastingen natuurlijk verstorend.
De regering zegt dat ze belasting wil heffen naar draagkracht. Hebben we weleens gesproken over de vraag wat dit betekent? Daar kun je een of ander criterium voor vaststellen. Ik noem maar iets: een verschil in belastingheffingen van 10 procentpunt of 5 procentpunt per kwartiel, inclusief alles. Dan loopt het dus op van 25% naar 30%, 35% en 40%. Waar denken we eigenlijk aan als we het hebben over belastingheffing naar draagkracht? Zeg je dan dat iedereen er uiteindelijk een beetje van moet kunnen leven? Dat is toch wat anders. Dan komen we meer in de sfeer van de voorzieningen en de bijstand. Ik denk niet dat we er vandaag uitkomen, maar ik vind het wel interessant als de staatssecretaris nog een kleine voorzet geeft over de vraag wat we moeten verstaan onder belastingen naar draagkracht. Daarmee komen we terug bij degene over wie de heer Essers gisteren begon, namelijk bij Treub.
Dan kom ik op het instrumentalisme. Het is wel interessant dat er in deze Kamer — ik weet niet hoe het aan de overkant is — overeenstemming is tussen de CDA-fractie, de VVD-fractie, mijn fractie en de staatssecretaris op dit punt. Wat mij betreft gaan we daarmee door. Alles wat de staatssecretaris moet regelen, moet hij volgens mij doen via de andere ministeries. Zoals ik net al zei, is het het simpelste om het te doen via gebods- en verbodsbepalingen.
Ter afsluiting: omdat de staatssecretaris zo efficiënt is, is het aangenaam om met hem te debatteren. We hebben niet zo heel veel gedebatteerd, maar ik vond het een aangenaam debat. Dan is het altijd een beetje lastig. Het is duidelijk waar iedereen op een gegeven moment staat. Dat heb ik wel vaker met VVD'ers. Dat vind ik bijzonder prettig. Dat vind ik prettiger dan iets ertussenin. Ik weet waar de staatssecretaris staat. Ik weet ook waar de VVD-fractie in deze Kamer staat. Daar staan wij niet helemaal, maar dan kun je wel een goed debat voeren. Wij vinden — dat weet de staatssecretaris ook — dat er te weinig heffing naar draagkracht in zit, zowel op het gebied van de inkomensverdeling als op het gebied van de vermogensverdeling. Zolang dat het geval is, zal ik mijn fractie blijven adviseren om tegen het Belastingplan te stemmen, maar met alle respect.
De voorzitter:
Dat was een mooi slot van de acht minuten die u precies hebt volgemaakt, mijnheer Reuten. Ik geef nu het woord aan de heer Bröcker.