Plenair Franken bij behandeling Begroting Veiligheid en Justitie



Verslag van de vergadering van 13 januari 2015 (2014/2015 nr. 16)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.07 uur


De heer Franken i (CDA):

Voorzitter. Het debat van vandaag is in zekere zin een voortzetting van het debat over de staat van de rechtsstaat dat wij in het voorjaar van 2014 hebben gevoerd. Het onderwerp krijgt echter een bijzondere scherpte door de verschrikkelijke gebeurtenissen vorige week in Parijs. Wij zijn ons daarbij bewust dat wij "alles uit de kast" moeten halen om onze veiligheid te waarborgen, maar tegelijkertijd voor onze democratische rechten en vrijheden pal zullen staan. De waarden die wij in onze samenleving hoog achten, zullen wij ons niet door dreigementen laten afnemen.

Het komt niet veel voor dat wij in deze Kamer expliciet de begroting van het departement behandelen. Deze keer is daarvoor een duidelijke reden. Bij het begin van dit debat wil ik evenwel eerst de beide bewindslieden bedanken voor de grote inzet waarmee zij hun werk in het afgelopen jaar hebben gedaan. Het was een jaar met zware onderwerpen zoals de opkomst van het jihadisme, de bedreiging van onze veiligheid en de grote groepen vluchtelingen die onder erbarmelijke omstandigheden aan de grenzen van Europa staan. Ik begin daarom met een compliment voor de beide bewindspersonen en hun ambtenaren. Ik doe dit in tegenstelling tot de goede Nederlandse gewoonte alleen te spreken over onderwerpen waarop kritiek is. Ik zal natuurlijk wel gebruikmaken van de gelegenheid daartoe, maar ik wil graag ook een aantal positieve dingen hebben gezegd.

Zo leven wij gelukkig in een rechtsstaat waarin wij een onafhankelijke rechterlijke macht hebben die bij de burgers over het algemeen groot vertrouwen geniet, en kwalificeert de onafhankelijke visitatiecommissie de kwaliteit van de rechtspraak hoog. Maar — en nu komt de aanloop tot mijn kritische opmerkingen — die kwaliteit moet je wel onderhouden. Tijdens deze begrotingsbehandeling wil ik mijn betoog tot dit onderwerp beperken en daarmee voorbijgaan aan andere onderwerpen die nog niet goed gaan zoals de organisatie van de politie en de prestaties in de strafrechtketen. Daarover ontvang ik wel graag een toelichting van de bewindspersonen. Over het onderwerp veiligheid zal ik nog een opmerking maken in mijn conclusie.

Het garanderen van de kwaliteit van de rechtspleging was het hoofdonderwerp van het debat over de staat van de rechtsstaat dat wij op 11 maart 2014 in deze Kamer hebben gevoerd. Het ging toen over het dilemma tussen enerzijds goede rechtspleging als een "common good" en anderzijds de schaarste van de middelen van de overheid die verantwoordelijk is voor de garantie van dit gemeenschappelijk belang. Dus een bekwame, onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke macht waarop iedere burger daadwerkelijk effectief een beroep kan doen. Dat is een grondrecht dat de regering ook expliciet heeft erkend waarbij zij naar aanleiding van de motie van mevrouw Lokin-Sassen heeft aangegeven de toegang tot de rechter ook in de Grondwet als een fundamenteel recht te zullen opnemen.

Er mogen echter wel beperkingen op dit grondrecht worden aangebracht door middel van wettelijke termijnen en bepaalde financiële drempels, maar deze beperkingen zijn weer gelimiteerd door strikte voorwaarden als een gerechtvaardigd doel dat noodzakelijk is in een democratische samenleving en eisen van evenredigheid en proportionaliteit.

Nu wil ik vooropstellen dat deze beperkingen niet alleen de vraagzijde — die van de justitiabelen — dekken, maar ook betekenen dat aan de aanbodzijde — de rechterlijke instanties — maatregelen worden genomen teneinde zo efficiënt mogelijk te presteren. Het gaat niet aan om alleen maar te klagen over te weinig geld; ook de hand in eigen boezem en zo nodig de broekriem een gaatje strakker. Zo wordt gezocht naar alternatieven voor procedures voor de overheidsrechter: arbitrage, mediation en small claimcourts; maar dat zet geen zoden aan de dijk. Immers, slechts 4% van alle geschillen komt bij een rechterlijk college terecht. Alternatieve handhavingstrajecten als bestuurlijke boeten en OM-afdoening worden al in overvloedige mate benut. En aangezien in 60% van de procedures de overheid zelf partij is, kunnen wij niet nog meer zaken afdoen zonder het oordeel van een onafhankelijke instantie. Daarnaast wordt er binnen de rechterlijke macht hard gewerkt aan innovatieve methoden en technieken: korte, dwingende termijnen, productontwikkeling op de werkvloer — slechts een enkele schriftelijke ronde, een "aangeklede" comparitie na antwoord, mondelinge, of in ieder geval korte vonnissen — en … digitalisering. De e-kantonrechter heeft zijn intrede gedaan en in maart jongstleden was er een geslaagd e-justicecongres waar concrete plannen zijn besproken. Een daarvan is het programma KEI (Kwaliteit en Innovatie rechtspraak), een interessante — en in beginsel goede — stap vooruit. Hier wordt evenwel een grote omschakeling gevraagd van de leden van de rechterlijke macht en zij pakken dit positief op ondanks het feit dat zij worden gehinderd door een tweetal handicaps. Ten eerste: tijdens de grote reorganisatie van de herziening gerechtelijke kaart, die nog niet is afgerond, moet ook het rechtspreken gewoon doorgaan. Ten tweede: er komen alweer nieuwe bezuinigingen aan voor 2015 en 2016 die diep in de organisatie zullen ingrijpen. Daarbij geldt dat KEI niet of slechts voor een deel zal worden gefinancierd. Met deze combinatie van maatregelen is — ik verwijs naar het rapport van de commissie-Cohen — de rek uit de organisatie. Hierdoor zijn aspecten van kwaliteit — tijd en ruimte voor reflectie, studie, intervisie en feedback — onderbelicht geraakt. In het akkoord met de Raad voor de Rechtspraak voor 2014-2016 is 26,5 miljoen beschikbaar gesteld om de balans tussen werkdruk en kwaliteit te bewaren, maar voor frictiekosten bij de reorganisatie en investeringen in KEI wordt niets op tafel gelegd. En, ik citeer Cohen: "... als kwaliteitszorg wordt onderschat, ontstaan er problemen."

Vervolgens komen we bij de beperkingen van de instroom. Hierbij gaat het vooral om financiële drempels. We zien nu dat de toegang tot de rechter door dit kabinet ernstig wordt beperkt. We zien een stapeling van maatregelen: verhoogde griffierechten, hogere eigen bijdragen en lagere vergoeding van rechtsbijstandverleners. Op de beide laatstgenoemde categorieën wordt structureel 85 miljoen gekort, terwijl er sinds 2010 al 115 miljoen is ingeleverd. Daarnaast liggen er voorstellen om de griffierechten opnieuw aanzienlijk te verhogen, gemiddeld met 15%. Voor civiel en kanton is dit al de zesde verhoging sinds 2010. Onder de huidige wet dien je al om een vordering van €510 te innen als je een eenmansbv'tje hebt, een bedrag van €462 aan griffierecht te betalen. Natuurlijk is een matig griffierecht toelaatbaar om, zoals het in de internationale literatuur heet, "frivolous claims" tegen te gaan. Daarvan is in Nederland echter nauwelijks sprake. Bovendien blijkt dat griffierechten zullen worden en ook al worden opgelegd die soms hoger zijn dan de kostprijs van de betreffende procedures. Dat geldt in ieder geval voor kanton en een aantal civiele zaken. Dat betekent dat het hier gaat om een regelrechte bezuiniging of gewoon een belasting om gaten in de begroting te dichten.

Het is heel belangrijk dat de gevolgen daarvan terechtkomen bij de minst draagkrachtigen. Immers 36% van de inwoners van Nederland maakt gebruik van rechtsbijstand en 80% van de uitgaven is voor het deel daarvan dat op de bijstandsgrens zit. Daarnaast gaat het om verhuurders die met onbetaalde huurpenningen blijven zitten, winkeliers die hun rekeningen niet betaald krijgen en telecomaanbieders en energieleveranciers die hun oninbare vorderingen zullen verhalen door de consumentenprijzen te verhogen. In "The Economist" van 1 november vorig jaar staat te lezen dat de bezuiniging van 25% op de rechtsbijstand die de regering van het VK heeft ingevoerd, heeft geleid tot het wegvallen van het selectiemechanisme — dus de poortwachtersfunctie — van de advocatuur en daardoor tot vertragingen in de zaaksafhandeling, meer procedures en een vermindering van de kwaliteit van de geschilbeslechting. Natuurlijk weten we dat het VK een ander procesrecht heeft zodat deze cijfers niet zonder meer kunnen worden overgenomen, maar het is geenszins denkbeeldig dat het resultaat van al te grote bezuinigingen een averechtse uitwerking heeft en de geconstateerde tendens houdt voor ons wel degelijk een waarschuwing in.

Deze kritische opmerkingen passen in het beleidsdebat over de bezuinigingen op de rechtshulp en de toegang tot de rechter waarom wordt gevraagd in de motie-Kox. Vandaag voeren we eigenlijk dit beleidsdebat, maar de bezuinigingen en de belastingen die worden opgelegd, zijn zodanig overheersend dat we aan de opzet en de structuur van de stelselherziening rechtsbijstand niet toekomen. Nu gaat het om meer geld voor V en J. De Tweede Kamerfractie van het CDA heeft in een "tegenbegroting" — ik vind het altijd een lelijk woord — dan ook 100 miljoen extra voor Veiligheid en Justitie gevraagd: voor de rechtsstaat én voor de veiligheid.

Voor dit laatste onderwerp zijn, terecht, nieuwe of in ieder geval extra activiteiten nodig. De dreiging die van het jihadisme uitgaat, vraagt een krachtige integrale aanpak. Het voorgestelde actieprogramma zal dan ook meer geld gaan kosten. Ook voor cybersecurity beloven de bewindspersonen een stap extra. Wij onderschrijven de noodzaak daarvan. Laten we dan ook met zijn allen zo realistisch zijn en de extra kosten daarvan onder ogen zien.

Wij moeten ons verder realiseren dat uit onderzoek bekend is dat er een multiplier zit op de kosten van rechtspraak en de maatschappelijke opbrengsten daarvan. Dat betekent dat de samenleving voor iedere 100 miljoen euro aan rechtspraak, 400 miljoen terugkrijgt of bespaart. Het niet begeleiden van een echtscheiding kan leiden tot een vechtscheiding met ziektekosten en arbeidsverzuim. Het niet kunnen innen van vorderingen leidt tot een slechte betalingsmoraal en een rem op economische transacties. De kosten van de rechtspraak drukken op de begroting van V en J, maar de opbrengsten dan wel besparingen komen ten bate van andere departementen. Er is dus alle reden voor de bewindspersonen van V en J eens "out of the box" te kijken. Wij vragen klip en klaar: laat deze bezuinigingen op dit kleine deel van de overheidsuitgaven die zulke grote gevolgen hebben, weg. We hebben het over de bezuinigingen op de rechtspleging waardoor de organisatie op onverantwoorde wijze onder druk komt te staan, en over kortingen van de rechtshulp waardoor de toegang tot de rechter wordt gefrustreerd. We moeten ons daarbij ook realiseren dat de uitgaven voor de rechterlijke macht in 2014 niet meer bedroegen dan €62 per inwoner of 0,39% van de overheidsuitgaven. Ik raad de bewindslieden dan ook dringend aan om deze bezuinigingen uit de veel ruimer bemeten categorieën van het budget van de overheid te halen. Denk nu eens "out of the box", buiten het compartiment van maar één departement. De bewindslieden van V en J hebben goede argumenten om bij hun collega's van EZ, SZW en VWS een deel te vragen van wat het departement V en J voor de andere departementen aan besparingen oplevert. Bovendien heeft de minister van Financiën nog onlangs een aantal meevallers genoemd. We hebben het over de bezuinigingen op de rechtspleging, waardoor de organisatie op onverantwoorde wijze onder druk komt te staan, en over kortingen op de rechtshulp waardoor de toegang tot de rechter wordt gefrustreerd. We moeten ons daarbij ook realiseren dat de uitgaven voor de rechterlijke macht in 2014 niet meer bedroegen dan €62 per inwoner of 0,39%van de overheidsuitgaven. Ik raad de bewindslieden dan ook dringend aan om deze bezuinigingen uit de veel ruimer bemeten categorieën van het budget van de overheid te halen. Denk nu eens "out of the box", buiten het compartiment van maar één departement. De bewindslieden van V en J hebben goede argumenten om bij hun collega's van EZ, SZW en VWS een deel te vragen van de besparingen die dankzij het departement voor V en J worden behaald Bovendien heeft de minister van Financiën onlangs nog een aantal meevallers genoemd.

Wij hebben in het debat van 11 maart al een krachtig beroep op de regering gedaan om rechtspraak als een collectief goed en niet alleen als een kostenpost te beschouwen. Daarbij heeft mijn fractie aangegeven dit uitgangspunt bij de komende wetsvoorstellen strikt te zullen hanteren. De minister en de staatssecretaris waren dus gewaarschuwd. Ik hoop dat zij de gewraakte punten alsnog zullen corrigeren en wacht daartoe hun antwoord, en naar ik hoop voorstellen, met belangstelling af.