Plenair Engels bij voortzetting behandeling Wet studievoorschot hoger onderwijs



Verslag van de vergadering van 20 januari 2015 (2014/2015 nr. 17)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 22.23 uur


De heer Engels i (D66):

Voorzitter. Ik spreek mijn dank uit in de richting van de minister, die heel uitvoerig en zeer belangwekkend vragen van alle fracties heeft beantwoord. De complimenten die zij hiervoor heeft gekregen, komen haar wat mij betreft zeker toe.

Ik begin met de rechtspositie van de studenten, met inbegrip van de facilitering van het instemmingsrecht. Dan gaat het over het collegegeldvrij besturen en de kwaliteit van de bezwaren procedures. Ik begrijp van de minister dat het begrijpelijk is dat bijdragen van studenten aan de academische gemeenschap in de vorm van bestuurswerkzaamheden verschillend van aard zijn en dat dat ook rechtvaardigt dat in de bijdragen uit het profileringsfonds sprake is van differentiatie. Ik heb graag de toezegging genoteerd dat de minister toch probeert, de instellingen te stimuleren om in mijn eigen woorden uitputtend maatwerk op dat punt te leveren. Ik denk dat er op dit moment niet veel meer mogelijk is. Als het gaat om de rechtspositie en de facilitering van het instemmingsrecht, merk ik dat dat blijkbaar gelukkig aandacht van aanhoudende zorg blijft. Ik begrijp dat de uitkomsten van het Panteia-onderzoek een vervolg hebben gekregen bij de instellingen door betere informatie te verstrekken op de onderscheiden websites. De minister heeft niettemin toegezegd dat ze zo nodig meer zal inzetten op verbeteringen, met inbegrip van wat we nu al weten uit de Whw en de OER. Ook dat lijkt mij op dit moment het meest haalbare.

Ik kom op een aantal aspecten omtrent de toegankelijkheid. Dat waren drie punten: de doorstroom vanuit het mbo naar het hbo, de positie van uitwonende studenten met een studiebeperking en de cohortgarantie. De minister heeft inderdaad een indrukwekkende lijst van maatregelen voorgesteld waarmee zij het probleem van de doorstroom van mbo naar hbo wil gaan begeleiden. Ik stond hier een hele tijd klaar voor een interruptie, in de verwachting dat er nog wat open zou blijven, maar dat was niet zo. Ik vond het plezierig om als toezegging te noteren dat de minister zowel facilitair als financieel nadere maatregelen wil ontwikkelen als de monitor uitwijst dat bovengemiddeld een achterblijvende doorstroom is van mbo naar hbo, met name wanneer dat het gevolg is van financiële redenen.

Op het punt van de cohortgarantie heeft de minister uitgelegd wat de regels op dit punt zijn: alle studenten in het hoger onderwijs die nu een opleiding volgen, mogen die afmaken met behoud van de basisbeurs. Reeds toegekende basisbeurzen zullen niet achteraf worden ontnomen. Dat is, binnen de bacheloropleiding, met inbegrip van een mogelijke studievertraging.

Verder heb ik begrepen dat er faciliteiten zijn voor studenten met een beperking die uitwonend zijn, waaronder het profileringsfonds. De minister heeft toegezegd dat zij de uitvoering van dat profileringsfonds strakker wil monitoren en dat zij de studenten daarbij nadrukkelijk wil betrekken. Met name dat laatste vinden wij altijd een plezierig punt.

Daarmee kom ik op mijn vragen over de opbrengst en de richting van de investeringen. Ik heb heel duidelijk begrepen dat de minister wil waarborgen, voor zover zij daartoe in de positie is, want dat is niet eeuwig, dat de middelen daadwerkelijk op inhoud gaan naar het hoger onderwijs en niet naar andere sectoren of andere doelstellingen en dat ze ook als zodanig zullen worden verantwoord. Wat mij betreft gebeurt dat zonder daarmee heel overdreven in allerlei monitoringen en accreditaties te vervallen.

Mijn laatste punt betreft de kwaliteitsafspraken en de vraag naar al dan niet hanteerbare parameters. Ik heb daar nogal een punt van gemaakt, met name vanwege de geldende prestatieafspraken en vooral de hogere kwantitatieve component daarin. De minister heeft een aantal belangwekkende uitspraken gedaan, namelijk dat de kwaliteit van het onderwijs boven rendement gaat. Dat is een belangrijke constatering voor mijn fractie. Verder heeft zij aangegeven dat onderwijsbekostiging in de toekomst in ieder geval niet meer met een zware focus op diplomabekostiging zal worden gericht. Ook dat is een heel belangrijke vaststelling. Ik heb met genoegen vastgesteld — ik kijk nu even naar collega Bruijn — dat de minister de gedachten die de heer Bruijn heeft ontvouwd over innovatieve vormen van paramaters en toetsingscriteria die gebruikt zouden kunnen worden in het kader van de nog op te maken kwaliteitsafspraken, interessant vindt. Dan zitten we met z'n drieën op één lijn. Ik vond ze ook interessant en op voorhand in grote mate acceptabel vanwege de gedachte die erachter zit. De heer Bruijn heeft dat nadrukkelijk uitgesproken. Ik heb het niet bij de hand, maar ik herinner het mij goed. Wanneer wij met kwantitatieve indicatoren gaan werken, met prestatieafspraken of kwaliteitsafspraken die ons eigenlijk verder afbrengen van het doel om de kwaliteit van het hoger onderwijs te verbeteren in de zin dat die leiden tot perverse prikkels en verkeerde reacties, dan zitten we met elkaar op een verkeerd spoor. Dat is precies wat mijn zorg is. Ik ben dus niet op voorhand dogmatisch tegen elke vorm van kwantitatieve afspraken, maar ze moeten bijdragen aan de kwaliteit van het onderwijs.

Ik sluit af met een voorlopige conclusie. De minister heeft een aantal zaken die ik belangrijk vind en die ook mijn fractie belangrijk vindt, in positieve zin verduidelijkt. Zij heeft bovendien een aantal tegemoetkomingen in de richting van mijn fractie geformuleerd. Aangezien ik begrijp dat er kennelijk nog een schorsing is voorzien na het antwoord van de minister, zou ik die graag willen benutten om met mijn ervaringen uit het debat met de minister nog eens met mijn fractie te delen hoe ik erin sta. De uitkomsten daarvan en de eindafweging zal ik u in de loop van deze avond ten spoedigste doen toekomen.

De voorzitter:

U houdt de spanning erin.