Plenair Van Boxtel bij behandeling Energie-efficiëntie



Verslag van de vergadering van 10 februari 2015 (2014/2015 nr. 20)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.25 uur


De heer Van Boxtel i (D66):

Voorzitter. De richtlijn energie-efficiëntie sluit aan op een breder pakket maatregelen om de klimaatverandering zo veel mogelijk te beperken. Ieder jaar bereikt de mondiale CO2-uitstoot door het gebruik van fossiele energie nieuwe recordhoogtes, mede doordat deze brandstoffen nog vaak gesubsidieerd worden. Ruim 85% van de totale energie komt uit olie, kolen en gas, tegenover 1,1% uit wind en 0,2% uit zonne-energie. Door opkomende economieën als Brazilië en China zal de energiebehoefte met maar liefst 37% toenemen in de komende 25 jaar, aldus het Internationaal Energie Agentschap (IEA).

In de afgelopen tien jaar is uitgebreid onderzocht wat de gevolgen zijn van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen voor de Nederlandse samenleving. De rijksoverheid heeft al meer dan 25 kwetsbaarheidsanalyses en rapporten over klimaatverandering laten opstellen; het is een hele industrie op zich. Deze rapporten zijn meestal toegespitst op specifieke beleidssectoren, maar in al deze rapporten komt de noodzaak tot vergroening sterk naar voren. Op basis van deze onderzoeken zijn er op nationaal en internationaal niveau verschillende convenanten en akkoorden gesloten. Het recentste voorbeeld is natuurlijk het energieakkoord.

Het is echter van belang dat het kabinet zich aan de afspraken houdt om uitputting van natuurlijke hulpbronnen en grondstoffen te voorkomen en om de uitstoot van schadelijke stoffen terug te dringen en zo een leefbaar klimaat te behouden voor toekomstige generaties. Het is daarnaast een uitgelezen kans om de Europese Unie zelfvoorzienend te maken. Door het opwekken van meer duurzame energiesoorten kunnen we onze energieafhankelijkheid van instabiele en autoritaire regimes zo veel mogelijk beperken. Bovendien kunnen we, zo bleek dit weekend, het tempo van gasboringen in Groningen verlagen. Een compliment overigens van mijn kant aan minister Kamp. Hij gaat immers iedere keer weer gewoon naar Groningen en gaat daar de confrontatie aan met de mensen. Wel wordt het langzamerhand heel Nederland duidelijk dat de mensen daar ernstig worden getroffen en dat het echt een probleem is voor hen. Ik ben blij dat de maatregelen zijn genomen. Tegen mevrouw Koning van de PvdA-fractie zeg ik ook dat ik de halvering op zich al goed vind, maar ik hoop wel dat die tot iets leidt en niet dat het een maatregel blijkt te zijn die even handig een verkiezingsdatum overbrugt.

De technologische ontwikkelingen op het gebied van duurzame energie bieden tal van mogelijkheden. Denk aan de prijswinnende Stella-zonnewagen, de gezinsauto die op zonne-energie rijdt, ontworpen door studenten van de TU Eindhoven. Mijn fractie vindt dan ook dat deze kansen met beide handen aangepakt moeten worden.

Hoewel de EU nog steeds tot de top drie uitstoters van CO2 behoort, begint het Europese energiebeleid langzaam zijn vruchten af te werpen. De CO2-emissie in Europa daalt al jaren en hernieuwbare bronnen winnen terrein. In het overgrote deel van Europa beslaat duurzame energie al meer dan 10% van de totale energieconsumptie. Volgens Eurostat ligt dit percentage in Noorwegen en Zweden zelfs boven de 50. Jammer genoeg moet mijn fractie constateren dat Nederland op dit gebied ver achterloopt, met amper 5% aan consumptie van duurzame energie. Hierdoor is het kabinet mijlenver verwijderd van de ambitie om in 2020 14% hernieuwbare energie te gebruiken. Deze doelstelling is overigens al weinig ambitieus in vergelijking met die van andere Europese landen. Niet voor niets staat Nederland van alle EU-landen op de een-na-laatste plaats van de jaarlijkse klimaatranglijst.

Vanuit verschillende hoeken is er dan ook kritiek. Eind 2012 sprak de Algemene Rekenkamer zich, zacht uitgedrukt, bezorgd uit over het klimaatbeleid van Nederland: de aansluiting bij Europese ontwikkelingen is ver te zoeken. De toenmalige staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu kon zich daar niet geheel in vinden. Hij wees erop dat Nederland zowel door de Europese Commissie als door vele EU-lidstaten wordt gezien als een land dat vergevorderd is in zijn strategische en praktische aanpak van de aanpassing aan de klimaatverandering. Mijn fractie hoort graag van de minister of deze observatie nog steeds van toepassing is en waar het positieve imago van het Nederlandse klimaatbeleid op gebaseerd is.

Mijn fractie is vooral benieuwd of deze strategische en praktische aanpak gaat leiden tot de 14% duurzame energie in 2020, de afspraak die in het energieakkoord gemaakt is. Maar dat gat lijkt zonder extra maatregelen onoverbrugbaar. Toch wil de minister een evaluatierapport van het energieakkoord in — let wel — 2016 afwachten. Is de minister zich ervan bewust dat het uitstellen van maatregelen de aanpassing aan klimaatverandering duurder en moeilijker maakt? Welke financiële middelen heeft de minister achter de hand als blijkt dat Nederland achterloopt op schema?

Mijn fractie heeft ook nog enkele vragen over de bijstook van biomassa. Het is van belang dat de subsidie voor biomassa naar projecten gaat die gecertificeerd duurzaam zijn. Die eis staat ook vermeld in het energieakkoord. Mijn fractie heeft signalen opgevangen dat energiebedrijven niet aan de eisen voor certificering hoeven te voldoen. Ik verwijs naar Het Financieele Dagblad, waarin op 12 januari het artikel "Tweede Kamer buigt zich over duurzame bijstook biomassa" stond. Kan de minister hier meer duidelijkheid over geven? Kan hij de garantie geven dat subsidies niet worden uitgekeerd aan projecten die niet gecertificeerd duurzaam zijn? Is hij van mening dat dit de transitie naar een meer biobased economy zou versnellen?

Naast het sluiten van energieakkoorden zou het kabinet het verbruik van fossiele brandstoffen zwaarder kunnen belasten. Volgens het IMF is dit de effectiefste manier om milieuschade in energieprijzen te verwerken. Tegelijkertijd kan deze belasting het gebruik van duurzame energie bevorderen. Behoort een hogere belasting op fossiele brandstoffen wat de minister betreft ook tot de opties? Of laat hij dit voor het nieuwe Belastingplan helemaal over aan staatssecretaris Wiebes?

De richtlijn die we vandaag bespreken heeft tot doel het behalen van het Europese streefdoel van 20% energiebesparing in 2020 ten opzichte van het verbruik in 2010. Nederland heeft zich gecommitteerd aan afspraken om het finale energieverbruik in 2020 met gemiddeld 1,5% per jaar en met 100 petajoule terug te dringen. Het tempo van energiebesparing in Nederland lag tussen 2010 en 2013 op circa 1,1% per jaar. Door de afspraken in het energieakkoord zal het tempo volgens de Nationale Energieverkenning (NEV) in de komende jaren gemiddeld 1,2% bedragen. Dat is een bijzonder lichte stijging en niet voldoende om de besparingsdoelstellingen te halen, zo concluderen de onderzoekers. Deelt de minister de bevindingen van de Nationale Energieverkenning? Zo ja, is de minister van mening dat Nederland de opgelopen achterstand moet inhalen? Hoe gaat hij dat bereiken? De minister verwacht dat het energiebesparingstempo omhoog gaat naar circa 1,2% tot 1,7% per jaar. Kan de minister toelichten waarop deze verwachting gebaseerd is? De onderzoekers van de NEV hebben deze verwachting niet.

Het energielabel zou een belangrijke incentive voor woningeigenaren moeten zijn om hun woning energiezuiniger te maken. De invoering van het voorlopige label gaat echter gepaard met problemen. Ik verwijs hierbij naar de uitzending van Kassa gisteravond, waarmee veel leed op de buis kwam. Het voorlopige label wordt vaak gekwalificeerd als "amateuristisch" omdat slechts naar bouwjaar en type woning is gekeken. Voldoet dit voorlopige energielabel aan de eisen van de Europese Commissie? Welke aanvullende criteria worden bij de vaststelling van een definitief label gehanteerd?

Mijn fractie is er nog niet gerust op dat we met het huidige beleid de EU-afspraken gaan nakomen en dat het kabinet de afspraken hoog op de prioriteitenlijst heeft staan. Het tekort aan energiebesparing zal met de bestaande maatregelen meer dan 40 petajoule bedragen ten opzichte van de doelstelling. De Warmtevisie moet dit gat gaan opvullen, maar hierover is nog weinig duidelijkheid. Daarom is het goed om te bekijken hoe binnen de huidige afspraken nog een efficiëntieslag gemaakt kan worden. Zo bevat artikel 6 van de richtlijn voorschriften over overheidsinkopen. In de nota naar aanleiding van het verslag schrijft de minister dat deze verplichting wordt ingevuld door het beleidskader Duurzaam Inkopen. Volgens de memorie van toelichting bij deze richtlijn koopt de rijksoverheid sinds 2010 zelfs voor 100% duurzaam in. Zes maatschappelijke organisaties, waaronder VNO-NCW, geven aan dat de overheid dit percentage niet waar kan maken. Volgens hen is de kloof tussen woord en daad verontrustend en kiest de overheid eerder voor zuinig dan voor groen. Zij menen dat duurzaam inkopen een steeds lagere prioriteit krijgt, wat niet alleen slecht is voor het milieu maar de overheid ook miljoenen kost. Daarom pleiten zij voor één loket duurzaam inkopen met een duidelijke toewijzing van taken en verantwoordelijkheden. Hoe reageert de minister op deze berichtgeving? Wat vindt hij van het voorstel om één loket duurzaam inkopen te realiseren en zo de versnippering van de inkoop aan te pakken?

In Nederland is nog een aantal zwaar vervuilende kolencentrales in werking. Welke maatregelen neemt het kabinet om die centrales energie-efficiënter te maken? Wat doet het kabinet bijvoorbeeld om de warmte die vrijkomt bij kolencentrales beter te benutten? Zijn er andere manieren om de kolencentrales energiezuiniger te maken?

Daarnaast ziet mijn fractie een rol weggelegd voor de overheid bij het stimuleren van innovatieprojecten. Het zoeken naar nieuwe bronnen, het beter opslaan van duurzame energie en het efficiënter inrichten van energienetten zijn essentieel voor de energietransitie op langere termijn. De blauwe-energiecentrale op de Afsluitdijk, met energie uit osmose, is een mooi voorbeeld van een innovatief project. Toch schijnen veel projecten te stranden door een gebrek aan financiering. Heeft de minister een verklaring voor het feit dat banken bijvoorbeeld terughoudend zijn bij het doen van investeringen in duurzame energie? Hoe kijkt de minister aan tegen een garantieregeling van de rijksoverheid? Een dergelijke regeling zou voor meer zekerheid bij financiers kunnen zorgen, waardoor innovatieve projecten vaker doorgang vinden. Het introduceren van een feed-in tarief zou een vergelijkbaar effect kunnen hebben. Voelt de minister iets voor het treffen van deze maatregel?

Mijn fractie is bezorgd over de voortgang van Nederland binnen het klimaatdossier, maar heeft ook enige reden tot optimisme. Er zijn in de afgelopen jaren tienduizenden particulieren overgegaan op zonne-energie, we zien steeds meer elektrische auto's op de Nederlandse wegen en er is een groeiend aantal "nul op de meter"-woningen. Natuurlijk, sommige regelingen en belastingen — ik noem de postcoderegeling — zijn nog toe aan optimalisering, maar mijn fractie ziet de groeiende belangstelling in de samenleving als een positief signaal. Niet alleen bij de overheid, maar juist bij architecten, energiebedrijven en woningeigenaren moet energie-efficiency hoge prioriteit krijgen. Met een duidelijke visie voor de lange termijn en meer zekerheid kan het kabinet deze partijen over de streep trekken.

Het Internationaal Energie Agentschap verwacht dat de prijs van zonne-energie zal halveren in de komende twintig jaar. Andere duurzame energiebronnen worden door innovaties ook steeds goedkoper. Bovendien fluctueert de prijs van duurzame energie minder dan de olieprijs, hoewel die nu natuurlijk weer prettig laag is, en zorgt duurzame energie voor een hogere mate van zelfvoorzienendheid. D66 gelooft daarom dat de energietransitie niet alleen zal zorgen voor een verbetering van het klimaat, maar ook een waardevolle bijdrage kan leveren aan onze economie.

Mijn fractie wacht de reactie van de minister met veel interesse af, maar wil hem nog wel vragen om een reactie op het volgende. Gisteren stond in een groot openingsartikel van Het Financieele Dagblad dat de fiscale voordelen van groene beleggingen onder vuur liggen. Ik ga ervan uit dat de minister dit vraagstuk samen met de heer Wiebes, staatssecretaris van Financiën, betrekt bij de herziening van het Belastingplan.

De heer Van Beek i (PVV):

Er is een toenemende energiebehoefte in de wereld. In hoeverre denkt de heer Van Boxtel dat wij die in de toekomst kunnen opvangen met zogenaamd duurzame energie? Of schieten we onszelf in de voet door het allemaal heel duur en waarschijnlijk technisch onmogelijk te maken om de doelstellingen te bereiken?

De heer Van Boxtel (D66):

Mijnheer Van Beek, wij trekken precies aan de andere kant van het touw. U zegt: wij moeten even niks doen, want de rest van de wereld maakt er nog steeds een potje van. Mijn redenering is: als wij er wel wat aan beginnen te doen, volgt misschien de rest van de wereld. Ik vind dat een zinvollere opstelling. Uw redenering komt eigenlijk neer op: er is enorm veel verschrikkelijke mensenhandel in de derde wereld en daarom moeten we er hier nog maar niks aan doen. Dat was eigenlijk de kern van uw inbreng zonet voor de PVV. Ik heb echt een heel andere opstelling. Ik ga ervan uit dat we in de komende jaren weliswaar ook nog fossiele energie nodig hebben, maar dat we ook echt een wending moeten maken om deze aarde op langere termijn leefbaar te houden en komende generaties te blijven voorzien van voldoende energie. U zit veel meer op de lijn: ik bekijk het eventjes op dit moment, ik bekommer mij helemaal niet om wat er de komende jaren gaat gebeuren en zolang andere landen niks doen, hoeven wij ook niks te doen. Dat is niet mijn politieke opstelling.

De heer Van Beek (PVV):

Dat is duidelijk de mening van de heer Van Boxtel. Ik heb in mijn betoog ook aangegeven dat de milieuproblematiek zoals we die kennen, vooral op een globale schaal speelt. Als wij hier in Europa met al onze pogingen geen level playing field hebben ten opzichte van regio's en er internationaal geen afspraken kunnen worden gemaakt, geven we onszelf een heerlijk gevoel — kijk eens wat wij doen! — maar helpt dat niet. Het is zinloos.

De heer Van Boxtel (D66):

Nee, ik ben het niet met u eens. Het is absoluut niet zinloos. Het is altijd goed als zeker de moderne economieën als de Verenigde Staten en Europa iets doen. Je ziet wat ze in de Verenigde Staten doen met het verleggen naar schaliegas. Tien, vijftien jaar geleden was het land nog een energie-importeur en nu weer een exporteur. Daar worden ook enorme innovaties gestimuleerd. Dat kunnen wij in Europa ook. Ik heb een paar goede voorbeelden genoemd. Wij zouden misschien nog veel meer met energie uit water en uit getijden kunnen doen. Dit land heeft op al die fronten laten zien dat het daarin enorm kan innoveren. We zouden dan andere gebieden in de wereld kunnen helpen om soms te "leapfroggen": in één keer over te stappen op nieuwe vormen. Zo is het ook met andere voorbeelden gegaan, bijvoorbeeld in de telecommunicatie. Je ziet mensen nu in Afrika gebruikmaken van een mobiele telefoon om handel te drijven, terwijl ze de jarenlange investeringen in allerlei grote, dure kabelnetwerken nooit hebben hoeven doen. Ik wil daar maar mee aangeven dat ik uw houding een houding vind van: na mij de zondvloed. Ik heb liever dat we die zondvloed gewoon tegenhouden. Ik ben geen doemdenker. Ik ga ook helemaal niet mee met de veroordelaars die u aanhaalde in uw betoog. Ik ben helemaal niet van die school, maar ik ben er echt van overtuigd dat wij, als wij met volle energie inzetten op de ontwikkeling en het gebruik van alternatieve energiebronnen, deze aarde en onze toekomstige generaties enorm van dienst zijn.

De heer Van Beek (PVV):

Tot slot een heel korte …

De voorzitter:

Ja, tot slot, mijnheer Van Beek.

De heer Van Beek (PVV):

Ik vind het bemoedigend dat de heer Van Boxtel en D66 ook andere, al dan niet fossiele, brandstoffen zien als een noodzakelijke bron om in de toekomst in onze energiebehoefte te kunnen voorzien.

De heer Van Boxtel (D66):

Als u goed naar mijn antwoord geluisterd hebt, hebt u gehoord dat ik niet zo naief ben om te zeggen: zullen we morgen ophouden met olie en gas? Dat kan helemaal niet. De urgentie om omslagen te maken, kan echter harder gestimuleerd worden. Daar spreek ik het kabinet op aan, daar spreek ik in dit debat deze minister op aan in zijn functie en dat vind ik ook echt "noblesse oblige". Je zult vanuit de wetenschap dat olie ergens een keer een einde vindt en gas niet eindeloos kan doorgaan — zie ook onze eigen problemen in het Groningse — die urgentie moeten beleven. En dan ga ik me niet verschuilen achter de stelling: ja, maar in andere delen van de wereld doen ze er nog niks aan. Nee, wij hebben gewoon een eigen plicht om nieuwe slagen te maken. Ik zie daar goede voorbeelden van, die ik allemaal heb genoemd. Er is ook heel veel innovatie in dit land, maar het kan nog sneller en nog harder. Dat zal in goed overleg moeten gaan met de grote industrieën in dit land, ook de vervuilende. Kijk naar wat Duitsland doet. Dat land heeft op het energiedossier veel stringentere maatregelen genomen dan wij. Wij staan op het staatje nog steeds onderaan en dat vind ik voor Nederland gewoon niet goed. Wij moeten de ambitie hebben om hoger op die ranglijst te komen, ook als het om energievernieuwing gaat.