Verslag van de vergadering van 3 maart 2015 (2014/2015 nr. 22)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.01 uur
De heer Schouwenaar i (VVD):
Voorzitter. Ook ik dank namens mijn fractie de indieners, mevrouw Bergkamp en de minister voor alles wat zij naar voren hebben gebracht. Ik dank hen natuurlijk ook voor het feit dat zij de initiatiefwet zover gebracht hebben. Als de voortekenen niet bedriegen — ik wil niet bogen op een ragfijn politiek gevoel — kan ik me nauwelijks voorstellen dat hij weggestemd zou worden. Daar wil ik af en toe op vooruitlopen, als u mij dat niet euvel duidt. Ik wil eerst iets tegen de minister zeggen, en daarna tegen mevrouw Bergkamp. Voor beiden hebben ik evenveel dank en waardering, maar bij de minister heb ik net iets minder tevredenheid over het antwoord dan bij mevrouw Bergkamp. Zo probeer ik een beetje een stijgende lijn in te bouwen.
De minister heeft terecht verwezen naar het jaartal 2017 — ik heb het even nagekeken — maar ik wil nog even teruggaan naar 2014. Toen hebben we het hier over de weigerambtenaar gehad. We hebben gezien dat artikel 5, lid 2, sub d expressis verbis bedoeld was om de rechter buitenspel te zetten als een weigerambtenaar zou worden ontslagen. Als een weigerambtenaar bij de bestuursrechter zou komen en zich erop beroept dat er te zijnen aanzien onderscheid gemaakt wordt omdat hij van een bepaald geloof of een bepaald kerkgenootschap is, wat hem verhindert om homohuwelijken te voltrekken, zou hij dat beroep niet mogen doen. De rechter zou er ook geen acht op mogen slaan. De indieners hebben dat toen verdedigd door te zeggen dat de rechter wel eens een foute beslissing zou kunnen nemen. Dat argument deed de zaak geen goed, zal ik maar zeggen. Er werd ook nog verwezen naar het adagium dat grondrechten niet gebruikt mogen worden om de grondrechten van anderen te frustreren. Ik had toen de indruk — die heb ik nog — dat ik niet de enige fractie vertegenwoordigde die daar wat moeite mee had. Mijn fractie was er erg blij mee dat de minister heeft toegezegd dat het artikel wordt geschrapt. Daar noemde hij het jaartal 2017 bij.
Maar de tijd staat natuurlijk niet stil. We hebben toen voor gestemd in de verwachting dat er op dit terrein niet al te veel zou gebeuren tot 2017. Nu zijn we nog geen jaar verder en moeten we voor weer exact hetzelfde artikel stemmen, want het artikel waartegen we toen bezwaar hadden, staat in het voorliggende wetsvoorstel als artikel 1a geformuleerd. We kunnen dat best nog een keer, en misschien nog wel een keer, doen. Ik vraag de minister echter of hij, om dat verschijnsel voor te zijn, iets meer voortvarendheid aan de dag wil leggen. Misschien kan onze volgzaamheid hem daartoe inspireren. Wie goed doet, goed ontmoet, zo hoop ik maar. In die zin is de zaak dus toch enigszins gewijzigd sinds vorig jaar.
Mevrouw Bergkamp, heel veel dank voor alles wat u gezegd en daarmee verduidelijkt heeft, op een heel welsprekende en tegelijkertijd inhoudelijk uitstekende manier. U hebt zelfs meer beantwoord dan gevraagd is. Dank daarvoor. U zei: de praktijk zal het moeten uitwijzen en uiteindelijk komen we dan bij de rechter terecht. U leefde zich daarbij al een beetje in, want ik hoorde u een paar keer over uw pleidooi spreken in plaats van uw betoog. We zaten dus al een beetje in de rechtszaal. Dat was helemaal niet verkeerd; daar heb ik niets tegen.
Ik vraag mij wel af of we de directbetrokkenen niet te veel in de richting van procedures dringen. Procedures kunnen heel bezwaarlijk zijn. Die kosten geld, tijd, spanning en allerlei aandacht waar niet iedereen altijd van is gecharmeerd. Zou het niet veel mooier en beter zijn wanneer mensen zelf in de wet kunnen lezen wat wel en wat niet mag? Ik vind het zelf nog steeds lastig om de zaak op een rijtje te krijgen. Ik kan mij voorstellen dat anderen daar ook moeite mee hebben. Ik houd twijfel of wij uiteindelijk een product hebben gemaakt dat helder, duidelijk en prettig leesbaar is en waarvan je zegt: ik weet nu hoe het zit. Hoe dan ook, het gaat niet om de formulering en de verpakking maar om de inhoud. Ik heb wel de overtuiging dat wij de norm, het principe waar het over gaat, duidelijk hebben verbeterd. Ik hoop dat er veel discussie komt — we zijn het erover eens dat de discussie blijft bestaan — maar dat die niet per se in de rechtszaal hoeft te worden gevoerd, maar vooral daarbuiten.
Ik zie dit een beetje als mijn laatste kans om de indieners te complimenteren, aannemend dat het wetsvoorstel zal worden aangenomen. Anders buitelen wij volgende week weer met allerlei stemverklaringen over elkaar heen. Wat de VVD betreft: dank en complimenten.