Verslag van de vergadering van 7 april 2015 (2014/2015 nr. 27)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 13.36 uur
De heer Elzinga i (SP):
Voorzitter. Ik zal het vandaag heel kort houden. Om te beginnen wil ik de Tweede Kamerleden, mevrouw Voortman en de heer Heerma, alvast van harte feliciteren met de verdediging in deze Kamer van het wetvoorstel dat nog een initiatief was van hun partijgenoten Van Gent en Van Hijum. Niet elk initiatiefwetsvoorstel haalt het tot hier. Een meerderheid van de initiatiefwetsvoorstellen blijft ergens gedurende de rit op de plank liggen. En nog geen kwart haalt de eindstreep als wet. Dat bleek vorig jaar uit onderzoek door de Staatscourant naar voorstellen sinds 2000 en dat was in lijn met een eerder onderzoek door de Raad van State in 2011 over een langere periode. Indien dit initiatief hier wordt aanvaard en vervolgens in het Staatsblad verschijnt, dan horen de initiatiefnemers tot een select gezelschap dat een wet op zijn naam mag schrijven.
Een mooie aanmoediging om door te gaan, lijkt me, zelfs als er hier eerst nog wat hobbels genomen moeten worden. Want een wetsbehandeling in deze Kamer kan soms best lastig zijn. Een mooi draagvlak in de Tweede Kamer betekent niet automatisch draagvlak in de senaat, omdat de krachtsverhoudingen hier anders zijn, maar ook omdat hier soms andere afwegingen gelden. Zo zijn er de afgelopen drie jaar drie initiatieven van Tweede Kamerleden in deze Kamer gestrand. Bij het voorliggende wetsvoorstel zal het in elk geval niet aan de SP-fractie liggen. De SP-fractie is beducht voor een doorgeslagen flexibilisering van de arbeidsmarkt. Onderhavig wetsvoorstel Wet flexibel werken verschaft echter juist meer rechten aan werknemers, meer regelvrijheid om werktijden en werkplaats aan de mogelijkheden en voorkeuren aan te passen, zodat het werk in het bestaande contract beter passend gemaakt kan worden en passend kan blijven bij veranderende omstandigheden, thuis in het gezin of waar dan ook. Langs deze weg kunnen hopelijk juist meer mensen een vast contract behouden, want dat is — zo blijkt ook opnieuw uit recent onderzoek van het SCP — wat veruit de meeste mensen ambiëren.
Ik dank de initiatiefnemers voor de beantwoording van mijn vragen in de memorie van antwoord en constateer dat ook zij de risico's zien van een cultuur van meer flexibele arbeidstijden en een tendens van meer en vaker thuiswerken. De initiatiefnemers erkennen ook dat vermenging tussen werk en privé kan plaatsvinden wanneer het verzoek tot thuiswerken van de werknemer komt. Maar zij wijzen er tevens op dat de werknemer in dit wetsvoorstel het recht heeft — en niet de plicht — om flexibiliteit ten aanzien van werktijden en werkplek te vragen en de daaraan verbonden risico's zelf kan meenemen en hopelijk juist kan en zal inschatten. Omdat het initiatief uitsluitend bij de werknemer komt te liggen en hij of zij na verloop van tijd ook weer het omgekeerde verzoek mag indienen, versterkt onderhavig voorstel in de ogen van mijn fractie de positie van de werknemer en voorkomt het eerder de negatieve gevolgen voor de rechtspositie die veelal met doorgeslagen flexibilisering worden geassocieerd. De SP-fractie kan het wetsvoorstel van de initiatiefnemers dan ook volmondig steunen.