Verslag van de vergadering van 14 april 2015 (2014/2015 nr. 28)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 10.21 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Schouwenaar i (VVD):
Mevrouw de voorzitter. Bij de schriftelijke voorbereiding van dit wetsvoorstel heeft mijn fractie een aantal vragen gesteld. Wij danken de minister voor zijn uitgebreide beantwoording. Mijn fractie stemt in met het doorberekenen van kosten binnen de overheid. Het is weliswaar vestzak-broekzak, maar zoals de minister in de Tweede Kamer opmerkte: "de ene vestzak is de andere broekzak niet."
Met betrekking tot het doorberekenen aan de private sector vraagt mijn fractie zich af: welk bedrijfsbelang is gediend met een veiligheidsonderzoek? En waarom zouden de kosten moeten worden doorberekend aan het bedrijf? Onze twijfel op dit punt wordt versterkt door het feit dat het bedrijf geen enkele invloed heeft op het veiligheidsonderzoek. De aanwijzing van een vertrouwensfunctie, het onderzoek zelf en de uitkomsten van het onderzoek gaan geheel buiten het bedrijf om.
Met betrekking tot het aantal onderzoeken vragen wij ons af waarom dat omlaag moet. En waarom op deze manier? Zijn er geen andere, betere manieren? Voor mijn fractie zijn deze drie vraagpunten heel belangrijk. Daarom wil ik ze nader toelichten.
Ten eerste: welk aanwijsbaar belang heeft een bedrijf bij veiligheidsonderzoeken, zodanig dat dit doorberekening van kosten rechtvaardigt? Uit de stukken maken wij op dat de minister vijf argumenten noemt.
1. De overheid zorgt voor de nationale veiligheid als een paraplu over ons land. Onder die paraplu kunnen bedrijven hun activiteiten uitvoeren en winst maken, maar dan moeten zij ook bijdragen in de lasten. Dat is de stelling van de minister. Mijn fractie is van mening dat we veiligheid samen maken: overheid en bedrijven samen. De overheid zorgt voor de nationale veiligheid, de paraplu die aan allen bescherming biedt. Daartoe heeft de overheid speciale bevoegdheden die we niet aan particulieren willen geven, onder andere de veiligheidsonderzoeken. Bedrijven zorgen voor bedrijfsveiligheid. Wat dat is, dat staat in hun boekje. Alles moet volgens het boekje. Bedrijven mogen hun boekje niet te buiten gaan. Het boekje beschrijft de taak, het werkdomein, de instructie aan het personeel en de controle of iedereen zich aan het boekje houdt. Alle kosten van personeel, materiaal, organisatie et cetera komen volledig voor rekening van het bedrijf. Het is dus niet uitsluitend de overheid die kosten maakt, integendeel.
2. Het bedrijf heeft een specifiek belang bij veiligheidsonderzoeken, namelijk betrouwbaar en loyaal personeel als gevolg van een gedegen screening. Maar heeft het bedrijf dat nodig, die ongevraagde extra screening door de overheid? Als het goed is, is bedrijfsscreening volgens het boekje voldoende voor het bedrijf. Geen extra rijbewijzen voor auto's die het bedrijf volgens het boekje niet heeft. En mocht er meer screening nodig zijn, dan kan het boekje uitgebreid worden. Extra screening door de overheid levert overigens geen extra inkomsten en ook geen extra kostenbesparingen op.
3. De klanten van het bedrijf profiteren van de extra veiligheid die vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken bieden. Op zich is dat juist. Maar het zijn niet alleen de klanten van één bedrijf die profiteren van de nationale veiligheid. Iedereen profiteert daarvan, zij het op verschillende tijden en op verschillende plaatsen. Daarom noemen we het nationale veiligheid; die beschermt ons allemaal.
4. Het bedrijf betaalt vrijwel alle kosten, alleen niet de kosten van vertrouwensfuncties die door het Rijk zijn aangewezen. Dus nu het been bijtrekken en die laatste kostenpost ook in rekening brengen. Dit argument gaat geheel voorbij aan het onderscheid tussen bedrijfsveiligheid en nationale veiligheid. Daaruit vloeien verschillende taken en bevoegdheden voort voor het Rijk enerzijds en bedrijven anderzijds. Het bedrijf betaalt de kosten voor bedrijfsveiligheid. Het Rijk betaalt de kosten voor nationale veiligheid. Die verschillen worden door dit argument genegeerd. Mijns inziens ten onrechte.
5. Als laatste argument wordt de vergelijking gemaakt met de kosten van een vergunning. Mijn fractie meent dat de vergelijking niet opgaat. Een vergunning wordt gevraagd voor de eigen activiteiten. Bij veiligheidsonderzoeken gaat het om een activiteit waar het bedrijf geheel buitenstaat. Het is een onderzoek van de AIVD, volledig in de privésfeer van de werknemer.
Al met al ziet mijn fractie geen aanwijsbaar bedrijfsbelang. Maar wij leggen het graag in vragende vorm aan de minister voor: hebben wij iets over het hoofd gezien?
Onze tweede vraag kan kort zijn. Het bedrijf heeft geen enkele invloed op veiligheidsonderzoeken. Het aanwijzen van een vertrouwensfunctie en het onderzoek zijn volledig in handen van de overheid. Zouden dan ook de kosten niet bij diezelfde overheid thuishoren?
En tot slot onze derde vraag en die betreft de vermindering van het aantal aanvragen. Blijkens de stukken hebben werkgevers belang bij een pool van mensen die over een VGB beschikken om bij vacatures meteen zo iemand te kunnen inzetten. Wij kunnen ons voorstellen dat dit noodzakelijk is uit een oogpunt van continuïteit. Wij kunnen ons ook voorstellen dat het onvervuld laten van een vacature kosten met zich brengt. Wellicht zijn deze kosten aanmerkelijk hoger dan de tarieven die het wetsvoorstel voor een onderzoek in rekening brengt. Zo beschouwd is deze tariefstelling geen geschikte drempel.
De strafbaarstelling van het niet aanmelden van werknemers voor vertrouwensfuncties komt niet erg geloofwaardig over. Het lijkt een loos dreigement. Bovendien menen wij dat er twee alternatieven zijn die tot vermindering van het aantal aanvragen zouden kunnen leiden. De meest voor de hand liggende is een scherpere aanwijzing van vertrouwensfuncties. Maar ook een kortere wachttijd bij de AIVD kan poolvorming tegengaan. Onze laatste vraag luidt: is de minister bereid deze alternatieven nader te overwegen?
Wij zien uit naar de reactie van de minister.