Verslag van de vergadering van 14 april 2015 (2014/2015 nr. 28)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 11.54 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Fred de Graaf i (VVD):
Mevrouw de voorzitter. We houden vandaag de laatste Algemene Europese Beschouwingen in deze zittingstermijn van de Kamer. Ook nu weer vraagt een baaierd aan onderwerpen onze aandacht. Dat dwingt tegelijkertijd tot de nodige beperking en het maken van keuzes. Wij staan daarin overigens niet alleen, nu de Commissie-Juncker in haar eerste jaarlijkse werkprogramma, getiteld "Een nieuwe start", inzet op een scherpere focus van de Europese Unie, daartoe opgeroepen door de Europese Raad in zijn Strategische Agenda van juni 2014. Dit heeft geresulteerd in tien politieke beleidslijnen voor de nieuwe Commissie, een beduidend lager aantal nieuwe voorstellen voor 2015 dan eerder gebruikelijk en zelfs een lijst van 80 hangende voorstellen, waarvan wordt voorgesteld om die te schrappen of te herzien. De VVD-fractie juicht deze aanpak en de steun daarvoor van de zijde van het kabinet zonder meer toe en ziet ernaar uit dat de Commissie haar voornemens ook weet om te zetten in daden.
De actuele geopolitieke situatie vraagt om daadkracht, zowel bij het interne als bij het externe optreden van de EU. Daadkracht is ook waar de burgers om vragen nu wij langzaam uit het diepe dal van de financieel-economische crisis lijken te klimmen, maar tegelijkertijd nog met de naweeën daarvan worden geconfronteerd, alsook met toenemende bedreigingen van buitenaf. En daadkracht zou weleens het laatste redmiddel kunnen blijken te zijn om het vertrouwen in de EU te herwinnen en daarmee uit te stijgen boven discussies over meer of minder Europa, Noord en Zuid, Oost en West, grexit en brexit.
Ons land met zijn open economie heeft naar de mening van mijn fractie geen andere keuze dan die voor een sterk en daadkrachtig Europa, een EU die zich concentreert op hoofdzaken en de lidstaten de ruimte laat en de mogelijkheden biedt om het Europese beleid in eigen land te steunen en uit te leggen, dit alles volgens het adagium "Europees wat moet, nationaal wat kan". Daarbij zal een betere duiding van het onderscheid tussen Europese en nationale verantwoordelijkheden het inzicht van de burgers in en hun begrip voor de Europese samenwerking vergroten. Transparantie is ook hier een conditio sine qua non.
Het staat buiten kijf dat behalve in de lidstaten ook in de EU als geheel het economisch herstel met stip bovenaan de agenda staat. Het weer aanjagen van de economie en het scheppen van nieuwe werkgelegenheid zijn daarbij de twee kanten van dezelfde medaille. Dat hierbij de onaanvaardbaar hoge werkloosheid onder jongeren als eerste aandacht krijgt, is zonder meer gerechtvaardigd, nu her en der in Europa al gesproken wordt van een lost generation. Het getuigt van realiteitszin dat de Commissie op dat vlak toch vooral de lidstaten aan zet wil laten en haar eigen rol primair ziet als faciliterend en stimulerend. Onderdeel hiervan is het consolideren van de mechanismen die moeten leiden tot een hernieuwde financieel-economische stabiliteit in de EU en het nakomen van gemaakte afspraken; ook de heer Van der Linden sprak daarover.
De VVD-fractie beziet in dit verband met zorg en verontwaardiging de toegeeflijkheid van de Commissie ten opzichte van Frankrijk, temeer nu landen als Spanje, Portugal en Ierland in het recente verleden de duimschroeven aangelegd hebben gekregen, om van Griekenland maar niet te spreken. Dit moet in die landen toch als onrechtvaardig en onverteerbaar worden beschouwd? Graag horen wij van de regering hoe het mogelijk is dat Frankrijk hier iedere keer weer mee wegkomt. Een instabiele financieel-economische positie van Frankrijk heeft immers een negatieve invloed op de stabiliteit van de EU en de eurozone als geheel. Evenals de heer Van der Linden zien wij in dit verband met belangstelling uit naar het Four Presidents Report, dat de weg moet wijzen naar een beter economisch bestuur in de eurozone.
In zijn appreciatie van het Commissiewerkprogramma 2015 spreekt het kabinet zijn steun uit voor de inzet van de Commissie in de onderhandelingen over het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP). Het doel is om een ambitieuze en evenwichtige overeenkomst te sluiten met de VS, waarin de Europese standaarden op het gebied van gezondheid, milieu en gegevensbescherming en op sociaal terrein worden gevrijwaard. Dat laatste woord doet de wenkbrauwen fronsen. Gevrijwaard worden is zoiets als buiten schot blijven, terwijl je toch liever zou zien dat de genoemde Europese standaarden ook in het verdrag tot norm worden verheven. Samen met het toenemend verzet tegen het verdrag als geheel in het Europees Parlement en de recente motie van de Tweede Kamer tegen ISDS leidt dit ons tot de vraag aan de regering om een inschatting te geven van de haalbaarheid van het TTIP. Voorts vernemen wij graag wat de regering denkt te ondernemen om de negatieve tendens in zowel het Europees Parlement als de Tweede Kamer te keren en waar zij staat in de discussie over ISDS.
Dichter bij huis speelt de grensoverschrijdende samenwerking in euregio-verband. Wij moeten helaas vaststellen dat de overheden aan weerszijden van de grens er maar steeds niet in slagen om de problemen op te lossen die Nederlandse werknemers ondervinden wanneer zij in Duitsland of België aan de slag willen. Ook het al jaren lopende project GROS van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in dit opzicht geen soelaas geboden. Nog onlangs riep de Tweede Kamer de minister van Economische Zaken bij motie ertoe op om met oplossingen te komen en zodoende een bijdrage te leveren aan het verminderen van de werkloosheid, in dit geval in Noord- en Oost-Nederland. De minister overweegt nu een werkgroep in te stellen om een probleeminventarisatie te maken. Dat is echter volstrekt overbodig, want de problemen zijn in de grensstreek al lang en breed bekend. Wat nodig is, zijn oplossingen op ministerieel niveau tussen Nederland en de aanpalende Duitse Länder, evenals tussen Nederland en België. Het kabinet noemt in zijn Staat van de Europese Unie 2015 grensoverschrijdende mobiliteit van werknemers binnen de EU in het kader van het vrij verkeer van personen en van diensten een van de vier fundamentele vrijheden van de Europese Unie die veel voordelen met zich meebrengen. Dit lijkt ons alle reden om die vrijheid ook in de euregio's te verzilveren. Hierop krijg ik graag een reactie van de regering. Tijdens de Europese beschouwingen van vorig jaar heb ik aandacht besteed aan het zeer instructieve advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken van januari 2014, getiteld "De rechtsstaat, waarborg voor Europese burgers en fundament van Europese samenwerking''. De AIV acht in zijn advies de waarborging van de rechtsstaat cruciaal voor het voortbestaan van de EU, die immers niet alleen een economische, maar ook een waardengemeenschap is. De AIV adviseert onder meer om het rechtsstatelijk gehalte van de kandidaat-lidstaten niet alleen voor hun toetreding te toetsen, maar dit ook daarna periodiek te herhalen en zo'n periodieke toets ook voor de overige lidstaten te gaan hanteren in de vorm van peerreviews.
Negen dagen na de beschouwingen van vorig jaar zond de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken de kabinetsappreciatie rechtsstatelijkheid aan deze Kamer. Het kabinet reageerde daarmee niet alleen op het AIV-advies, maar ook op de Commissiemededeling Kader ten behoeve van de rechtsstaat en het EU-scorebord voor Justitie 2014. Blijkens de reactie zet het kabinet zich al geruime tijd actief in voor een mechanisme om de rechtsstaat in de lidstaten van de EU te versterken en de dialoog binnen de Unie over de rechtsstatelijke ontwikkelingen in de brede zin van het woord mogelijk te maken, zowel op periodieke als op ad-hocbasis. De VVD-fractie is zeer ingenomen met deze inzet van het kabinet en heeft met instemming kennisgenomen van de mededeling van de minister van Buitenlandse Zaken, dat dit rechtsstaatmechanisme of rechtsstatelijkheidsmechanisme onderdeel uitmaakt van de vierde prioriteit van het Nederlandse voorzitterschap in de eerste helft van 2016 inzake veiligheid, recht en vrijheid. Mijn fractie dankt de minister van Buitenlandse Zaken voor zijn positief gestemde reactie op vragen van deze Kamer tijdens het mondeling overleg van 3 maart jl. Wij blijven dan ook graag geïnformeerd over de implementatie van dit mechanisme door de Raad Algemene Zaken.
Sprekend over het rechtsstaatmechanisme kom ik als vanzelf op het coöperatie- en verificatiemechanisme, dat nog steeds van kracht is voor Roemenië en Bulgarije. De VVD-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van de voortgang die Roemenië onder vigeur van dit mechanisme in het afgelopen jaar heeft geboekt en van de hernieuwde inzet van de Bulgaarse regering na een periode van relatieve stilstand. Onze vraag aan de regering is hoe het rechtsstaatmechanisme en het coöperatie- en verificatiemechanisme zich tot elkaar zullen verhouden en of een integratie van beide mechanismen denkbaar is. Roemenië en Bulgarije behoren tot de landen die zich aan de oostelijke buitengrens van de EU bevinden, als het ware op de scheidslijn tussen de interne en de externe veiligheid van de Europese Unie. Om die reden is naar de mening van mijn fractie extra aandacht en steun voor deze lidstaten geboden, nu ook aan die oostelijke buitengrens de spanningen behoorlijk zijn opgelopen.
Deze spanningen en de ontwrichting van en de voortgaande strijd in het Midden-Oosten en Noordelijk Afrika heeft ook de EU in zeer onrustig vaarwater gebracht. Aangezien onlangs in deze Kamer een veiligheidsdebat met de regering is gevoerd, zal ik hier volstaan met de opmerking dat het buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU in deze roerige tijden tot onze spijt moet worden gekenschetst als too little, too late. De VVD-fractie verwacht van de nieuwe Commissie ook op dit punt meer assertiviteit en daadkracht en roept ook de regering op zich daar in de Raad sterk voor te maken.
Op één onderwerp wil ik in dit verband nog ingaan, te weten de migratieproblematiek. Als gevolg van de bloedige conflicten in het Midden-Oosten, in Libië en in meerdere landen in sub-Sahara Afrika zijn volgens de VN momenteel zo'n 125 miljoen mensen op drift geraakt in de regio's en daarbuiten. Recente berichten geven aan dat mensen zelfs in vluchtelingenkampen niet veilig zijn en elders een veilig heenkomen trachten te zoeken. Dat deze massale volksbewegingen ook Europa niet ongemoeid laten, hoeft op zich niet te verbazen. Uit het gezichtspunt van de vluchtelingen zijn immers de lidstaten van de EU in een zeer wijde omtrek de enige landen waar men nog kan rekenen op een menswaardige behandeling. Wat dat betreft werkt ons mensenrechtenbeleid als de spreekwoordelijke magneet.
Deze nieuwe stroom vluchtelingen als gevolg van humanitaire rampen, gevoegd bij de al jaren constante stroom van economische vluchtelingen en illegale immigranten stelt de EU voor een immens probleem en we hebben hier nog altijd niet het juiste antwoord op gevonden. Opnemen in de lidstaten in veel grotere aantallen dan nu al gebeurt, is op den duur een onmogelijke opgave. Opvang in de eigen regio lijkt meer voor de hand te liggen, maar zal qua kans van slagen sterk afhankelijk blijken van de duur van de conflicten. Als mensen jarenlang geen licht aan de horizon zien, komen zij vanzelf weer in beweging, als zij al niet eerder voor de zoveelste keer op de vlucht zijn gejaagd. Wie de oplossing weet, mag het zeggen, maar voor mijn fractie staat één ding vast: als de EU nu ergens als eenheid moet opereren, dan is het wel op dit migratiedossier en dat op straffe van ontwrichting van het maatschappelijk bestel in Europa!
De heer Koffeman i (PvdD):
Collega De Graaf maakt zich terecht zorgen over toenemende vluchtelingenstromen richting Europa. Volgens de NAVO en ook volgens de Verenigde Naties worden veel van die vluchtelingenstromen veroorzaakt door ernstige droogteproblemen als gevolg van klimaatverandering. Nu is het merkwaardig dat de VVD geen enkele prioriteit geeft aan de bestrijding van die problemen. Sterker nog, de Europese Unie zorgt, met steun van de VVD, voor extra droogte in die gebieden door bij voorbeeld rozen uit Ethiopië te laten komen of boontjes uit Kenia of katoen uit India. Als je de voedingsbodem van het probleem niet wegneemt, kun je ook niet zeggen: wie het weet, mag het zeggen. Ik vind het interessant om te weten hoe collega De Graaf het verband ziet tussen de droogte, de klimaatverandering en de vluchtelingenstromen.
De heer Fred de Graaf (VVD):
Ik denk dat er zeker een verband zal zijn tussen de droogte en de vluchtelingenstromen, zo goed als er ook een verband ligt met het geweld dat zowat heel het Midden-Oosten, sub-Sahara Afrika en Noord-Afrika heeft overspoeld. Het is een samenloop van omstandigheden. Als mensen niet meer te eten hebben en niet meer op een fatsoenlijke manier kunnen leven, zullen zij zoeken naar andere mogelijkheden. Dat brengt mensen op drift. Dat wordt nog eens verergerd door de strijd die gevoerd wordt en het feit dat men wordt opgejaagd om allerlei redenen, waaronder de afkomst en de religie. Ik ben van mening dat de problemen integraal zullen moeten worden benaderd. We moeten aan de ene kant een oplossing zien te vinden voor de migratiestromen die Europa nu bereiken. Ik hoorde vanmorgen op de radio op weg hiernaartoe dat er twee dagen geleden 7.000 mensen door de Italiaanse marine uit de Middellandse Zee zijn gehaald. Dat gaat tegenwoordig in dat soort aantallen. Het weer is weer beter, dus ze komen weer in grote aantallen. Tegelijkertijd moet je kijken of er in de landen zelf iets te doen is aan de leefomstandigheden van de mensen. Dat heeft ook te maken met klimaat en met verdroging. Dat dit een buitengewoon ingewikkeld probleem is, moge duidelijk zijn. De heer Koffeman weet ongetwijfeld dat China in Afrika inmiddels een heel grote positie heeft in de landbouw, niet om de Afrikaanse inwoners te steunen, maar om de eigen inwoners in de toekomst van voedsel te voorzien. Dan zie je al beelden opdoemen waarbij de korenvelden aan de linkerkant staan en aan de rechterkant de Afrikanen door de honger omkomen. Dat zijn situaties en problemen die we gezamenlijk moeten aanpakken. Dat kunnen wij niet alleen. Dat moet minimaal op wereldniveau worden besproken met alle grote spelers op het wereldtoneel. Ik heb daar niet de kant en klare oplossing voor bij de hand. Als dat zo was, zou ik die geven. Dan zou ik hier niet staan, denk ik. Maar we zullen beide problemen, zowel de vluchtelingenstromen door strijd als vluchtelingenstromen van mensen die op drift zijn geraakt door pure honger en door de drang om te overleven, moeten aanpakken. Dat betekent dat er ook iets met het klimaat moet gebeuren.
De heer Koffeman (PvdD):
Aanvullend hierop. De Columbia-universiteit heeft recent studie gedaan naar het ontstaan van het conflict in Syrië en zij concludeert dat dit een droogteconflict, een waterconflict is. Het gaat hier niet om een religieus, een etnisch of een politiek conflict. In die zin lijkt mij dat, waar wij in Europa met TTIP en samen met de Verenigde Staten — wij tegen de rest — die droogte en honger alleen maar verder stimuleren, verwacht ik dat de VVD niet alleen maar zegt dat we de vluchtelingen in hun eigen regio moeten opvangen, wat in 93% van de gevallen al gebeurt. Ik verwacht dat de VVD serieus werk gaat maken van de menselijke invloed op de verdroging en op de klimaatverandering. Daar hoor ik de VVD eigenlijk heel weinig over. Dus wanneer je de voedingsbodem van het conflict, van de problemen en van de vluchtelingenstromen niet wegneemt, heb je weinig recht van spreken. Als je ze verergert, heb je geen recht van spreken.
De heer Fred de Graaf (VVD):
Dat is waar. Dat ben ik met u eens, maar u betrekt het nu helemaal op de droogte en de klimaatproblematiek. Het is een combinatie van factoren. Er is inderdaad droogte, klimaat en hongersnood, maar tegelijkertijd is er ook een strijd gaande die maar niet ophoudt in de landen waar we het over hebben. Als we het over droogte en klimaat hebben, weet u ook dat China, als een van de grote spelers in Afrika op dit moment, een acuut waterprobleem heeft. Men moet 200 meter de grond in om water te vinden en dan is het nog verontreinigd. De Jangtsekiang staat droog bij wijze van spreken. Het waterprobleem is daar misschien nog wel groter dan elders in de wereld. Dat geeft aan dat een mondiale aanpak van dat probleem nodig is, willen wij überhaupt niet in een toenemend aantal conflicten om water verzeilen. Eén ding staat immers vast: water is de casus belli van de komende periode.
De heer Koffeman (PvdD):
Ik ben blij dat collega De Graaf erkent dat water het grote knelpunt gaat worden. Ik hoop heel erg dat de VVD daar ook werk van gaat maken en dat zij niet alleen de vraag stelt hoe de economie en de handel kunnen worden aangejaagd. Wij weten immers dat wij vier aardbollen nodig hebben als ons consumptiepatroon wordt overgenomen door de rest van de wereld. Het aanjagen van de economie is dus niet de oplossing, maar veel eerder het probleem.
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Ik heb ook een vraag aan de heer De Graaf. Hij houdt een duidelijk pleidooi voor een gezamenlijke aanpak van de vluchtelingen- en migratieproblematiek. Neemt hij met zijn woorden ook afstand van het voorstel van zijn collega Azmani in de Tweede Kamer en van zijn partij om de grenzen van Europa te sluiten voor vluchtelingen?
De heer Fred de Graaf (VVD):
De opmerkingen die in de Tweede Kamer zijn gemaakt over de opvang in de regio acht ik valide. Het zal een combinatie van maatregelen moeten zijn. De opmerking over het sluiten van de grenzen van Europa vind ik niet realistisch om de doodeenvoudige reden dat grenzen altijd te doorbreken zijn. Dit blijkt iedere dag. De maatregelen die de afgelopen jaren zijn genomen om de vluchtelingenstromen uit Noord-Afrika te stoppen, werken niet en het aantal vluchtelingen neemt alleen maar toe. Dat heeft ook te maken met de instabiele situatie in Noord-Afrika en met name in Libië. Ook hier moet je weer een gecombineerde aanpak zien te vinden waarbij enerzijds stabiliteit in de landen van herkomst wordt gerealiseerd — maar hoe moeilijk is dat niet met alles wat op dit moment gaande is in het Midden-Oosten en Afrika — en anderzijds mensen in de regio worden opgevangen zonder dat zij daar weer op de vlucht worden gejaagd. Zo ligt het Palestijns vluchtelingenkamp bij Damascus al dagen onder vuur. Die situaties zijn schier onoplosbaar, maar er moet echt iets aan worden gedaan. Dus veilige plaatsen voor de opvang, maar tegelijkertijd moeten wij realistisch zijn. Wij kunnen dat niet voor alle mensen daar regelen en daarom zullen er mensen blijven komen. Daarvoor moeten wij ook een adequate oplossing vinden.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Het is goed te horen dat de heer De Graaf hier veel genuanceerder naar kijkt en dat hij zegt dat de EU hierin ook een verantwoordelijkheid te dragen heeft. Veruit het grootste deel van de mensen wordt al in de regio opgevangen. De heer Koffeman heeft dat ook al gezegd. Wij weten dat 3,2 miljoen Syrische vluchtelingen worden opgevangen in een paar landen in de regio. Libanon, dat maar 4 miljoen inwoners heeft, vangt 1,2 miljoen vluchtelingen op. Het is bijna niet te bevatten hoe dat moet gaan. Daar heerst ook een voedseltekort. Zou de EU naast een toelatingsbeleid voor de mensen die hier spontaan komen, ook een gezamenlijk hervestigingsbeleid moeten vaststellen? Ik doel dan op een uitnodigingsbeleid via UNHCR voor mensen in de kampen die te kwetsbaar zijn om daar te blijven. UNHCR vraagt onder andere aan de EU om een aantal van hen op te nemen. Dat gebeurt nu op vrijwillige basis en dat levert heel grote verschillen op. Duitsland heeft er 30.000 uitgenodigd en Nederland 250. Is de heer De Graaf van mening dat daarover gezamenlijke afspraken op EU-niveau moeten worden gemaakt?
De heer Fred de Graaf (VVD):
Absoluut, en dat heb ik ook aangegeven. Ik pleit in mijn inbreng ook voor een meer assertieve opstelling van de Europese Unie bij het zoeken naar een oplossing voor dit probleem. Dat heeft alles te maken met de consequenties van de huidige situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Ik heb al gezegd dat de opvang ter plekke ook niet zomaar kan worden geregeld, maar je zult ervoor moeten zorgen dat die mensen in leven blijven. Ze ergens in een kamp zetten en dan alleen laten, zal ook niet werken, want dan raken zij vanzelf weer op drift. Daarnaast zullen wij op een adequate manier moeten omgaan met de stromen die Europa weten te bereiken. Ik vind dat dit om een Europabrede aanpak vraagt.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Strik.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Dus inclusief ook het uitnodigingsbeleid? Wij moeten dus niet alleen afwachten wie het lukt om …
De heer Fred de Graaf (VVD):
Dat kan daarvan onderdeel uitmaken als daarover goede afspraken worden gemaakt tussen UNHCR en de Europese Unie.
Mevrouw de voorzitter. De urgentie van het dossier over de migratieproblematiek lijkt nog niet ten volle in alle burelen te zijn doorgedrongen. De vraag aan de regering is dan ook welke inzet Nederland kiest. Zou daarbij niet eerst een duidelijke afbakening van categorieën migranten moeten plaatsvinden opdat voor de verschillende groepen ook verschillende oplossingen kunnen worden gezocht? Dit is ook een punt dat hierbij een rol speelt.
Ten slotte is, alles overziende, de cruciale vraag: quo vadis Europa? Zullen de 28 lidstaten van de EU er uiteindelijk in slagen een politieke punt op de horizon te zetten? De VVD-fractie maakt zich namelijk geen zorgen over de institutionele discussies waarin de EU zich graag onderdompelt, maar wel over de kennelijke onwil om ook in politieke zin stappen vooruit te zetten als gevolg waarvan op cruciale en urgente beleidsdossiers de besluitvorming stagneert of wordt afgezwakt bij gebrek aan consensus. Kortom: acht de regering de EU als economische gemeenschap op den duur houdbaar zonder een verdergaande politieke inbedding?
De VVD-fractie wenst de regering veel succes bij de voorbereiding en volbrenging van het voorzitterschap van de EU in de eerste helft van 2016.
De heer Elzinga i (SP):
Het is ook mij met de heer De Graaf niet helemaal duidelijk waar wij met Europa en de EU naar op weg zijn. Het is mij echter ook niet helemaal duidelijk welke koers de VVD in dezen voorstaat. Pleit de heer De Graaf nu voor meer politieke inbedding?
De heer Fred de Graaf (VVD):
Dat heb ik net gezegd. Ik denk dat de economische gemeenschap in Europa meer politieke inbedding nodig heeft om ook op termijn in stand te kunnen blijven. Wij zien wat de crisis teweeg heeft gebracht. De heer Van der Linden zei dat iedere crisis uiteindelijk meer samenwerking brengt. Ik twijfel daaraan. Met name de aanpak van de crisis heeft ook tot meer verdeeldheid in Europa geleid. Zonder een meer politiek Europa kunnen wij naar mijn mening de economische gemeenschap uiteindelijk niet overeind houden. Het is ook in de politiek begonnen; het was een vredespolitieke inzet die tot een gezamenlijke economie heeft geleid. Die economie houdt Europa overeind en heeft vrede gebracht met alle waarborgen daaromheen, maar wij staan nu op een kruispunt van wegen waar duidelijke keuzes moeten worden gemaakt. Willen wij in politieke zin samen meer doen in Europa of willen wij dat niet?
De heer Elzinga (SP):
Zeker. Het startpunt van Europa was heel duidelijk een politiek project en ook een heel mooi en nastrevenswaardig project. Op het ogenblik bevinden wij ons inderdaad op een kruispunt van wegen. De heer De Graaf pleit voor een richting die ik van de VVD in de Tweede Kamer nog nooit heb gehoord. Is dit de richting van de VVD, van de VVD-senaatsfractie of een persoonlijke richting?
De heer Fred de Graaf (VVD):
Ik spreek namens de VVD-fractie in de senaat. Het is bekend dat die niet altijd exact dezelfde mening verkondigt als de fractie in de Tweede Kamer. Dat is de afgelopen jaren ook wel gebleken. Dat is goed om uiteindelijk tot een juiste beslissing te komen.
De heer Elzinga (SP):
Dat kan zeker heel goed zijn.
De voorzitter:
Tot slot, mijnheer Elzinga.
De heer Elzinga (SP):
Dank u, mevrouw de voorzitter, tot slot. De premier, een partijgenoot van de heer De Graaf, heeft twaalf dagen geleden bij de behandeling van de Staat van de Unie in de Tweede Kamer gezegd dat niemand meer voorstander is van een ever closer union zoals dat in Maastricht is vastgelegd. Ik wist toen al dat hij buiten de heer Van der Linden rekende, maar kennelijk dus ook buiten de Eerste Kamerfractie van de VVD.
De heer De Lange i (OSF):
Ik zit toch ook met een vraag. De heer De Graaf zet uiteen dat er een spanningsveld is tussen een economisch samenwerkend Europa met alles wat daarbij hoort en een eventuele politieke unie. Hij bepleit een verdergaande politieke unie om de economische samenwerking in stand te houden. Ik hoor hem echter helemaal niet over één, naar mijn gevoel heel cruciaal, onderwerp in dit verband. Als wij kijken naar de stappen die zijn en worden gezet in de richting van een politieke unie, zien wij dat er langzamerhand een breed besef is ontstaan dat wij juist op dat punt kampen met een geweldig democratisch tekort. Ik ben benieuwd hoe de Eerste Kamerfractie van de VVD over dat democratisch tekort denkt. Ik zou toch zeggen dat een partij die zelfs het woord "democratie" in haar naam heeft, zich met name over dat onderwerp grote zorgen zou moeten maken. Ik ben erg benieuwd wat de heer De Graaf daarover te zeggen heeft. Tot nu toe heb ik er nog niets over gehoord.
De heer Fred de Graaf (VVD):
U hebt het over een democratisch tekort. Kijkend naar de start van de Europese Gemeenschap, later de Europese Unie, en alle verdragen die vervolgens zijn afgesloten, denk ik dat er wel gewerkt is om dat democratische tekort kleiner te maken. Het Europees Parlement heeft duidelijk een belangrijker rol gekregen. Het is een rechtstreeks gekozen parlement, dus daar valt weinig op af te dingen. Daar staat tegenover dat de institutionele opbouw van de Unie op een aantal punten niet voldoet aan, zoals je het zou kunnen noemen, het democratisch model. Ik denk dat dit zo zal blijven, als we alleen maar blijven kijken naar de economische ontwikkeling van de Europese Unie. Pas wanneer je in politiek-bestuurlijke zin stappen durft te zetten en dat ook wilt doen, kun je werken aan het bijstellen van de institutionele organisatie. En daarmee kun je wellicht weer dichter bij dat ideale democratische model komen.
De heer De Lange (OSF):
Collega De Graaf spreekt over een klein democratisch tekort.
De heer Fred de Graaf (VVD):
Ik heb het woord "klein" niet genoemd.
De heer De Lange (OSF):
Nee, maar u ziet het als een probleem, weliswaar een beetje in de marge, maar in elk geval oplosbaar.
De heer Fred de Graaf (VVD):
Dat zijn uw woorden, mijnheer De Lange.
De heer De Lange (OSF):
Laat mij dan een belangrijk punt naar voren brengen. Als we kijken naar de monetaire politiek, dan zien we dat de Europese Centrale Bank nog eens 1.000 miljard naar voren heeft gebracht. Van die 1.000 miljard is slechts een derde door democratische beslissingen van parlementen onderbouwd. Twee derde is dat dus niet. Er is dus 600 à 700 miljard door de Europese Centrale Bank uitgegeven zonder dat daarop democratische controle heeft plaatsgevonden. Dat is geen peanuts, zou ik denken. Het is een enorm probleem, en ik ben erg benieuwd hoe u daartegen aankijkt.
De heer Fred de Graaf (VVD):
Daar kunnen we lang en breed over discussiëren met elkaar. Volgens mij kan in ons eigen land de Nederlandsche Bank beslissingen nemen zonder dat de beide Kamers der Staten-Generaal zich daarover uitgelaten hebben. Zo zit het financieel-monetaire systeem nu eenmaal in elkaar. Dat is ook in Europa zo. Ik zou ook niet weten hoe het anders zou moeten, anders komt er geen besluitvorming tot stand op dit punt. We zitten — dat hoop ik althans — met z'n allen aan het einde van een financieel-economische crisis die op alle mogelijke manieren moet worden bestreden, of wij dat nu linksom, rechtsom, middendoor, onderlangs of bovenlangs doen. De Europese Centrale Bank speelt daar een eigen rol in en heeft daar ook een eigen afweging in gemaakt. Je kunt erover twisten of dat de juiste afweging is, maar vaststaat dat het bedoeld is om Europa blijvend uit de crisissituatie te brengen. En u weet misschien wel beter dan wie dan ook in deze Kamer dat crisis bestrijden met unanimiteit op het punt van de stemmingen en de besluitvorming niet de beste methode is. Daar kan ik ook uit eigen ervaring over meepraten.
De voorzitter:
Mijnheer De Lange, u mag nog even heel kort reageren.
De heer De Lange (OSF):
Ik dank collega De Graaf voor zijn antwoorden. In mijn eigen termijn zal ik juist ook op deze problematiek ingaan. Ik hoop dat hij dan van zijn kant zal reageren op wat ik te zeggen heb.
De heer Fred de Graaf (VVD):
Oké.
De voorzitter:
En daarmee bent u aan het einde van uw betoog gekomen.
Het woord is aan mevrouw Faber-van de Klashorst.