Verslag van de vergadering van 14 april 2015 (2014/2015 nr. 28)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 15.50 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Elzinga i (SP):
Voorzitter. De crisis in Europa houdt nog altijd aan. Er is amper groei, in veel landen is torenhoge werkloosheid en op veel plekken schrijnende armoede, en in sommige lidstaten worden zelfs de mensenrechten bedreigd. We weten ons omringd door brandhaarden en we voelen ons onveilig, iets waar de Europese buitenlandpolitiek niet veel grip op lijkt te krijgen. De Staat van de Europese Unie kent te veel uitdagingen om die allemaal voldoende recht te doen in slechts één debat. Alleen al de ondertitel van de Staat van de Europese Unie in 2015 bevat genoeg onderwerpen voor vandaag: "Een democratische en concurrerende Unie die werkt voor alle burgers". Ik zal daarop mijn bijdrage concentreren. Daarnaast stip ik nog enkele andere zaken kort aan.
Hoe zit het met de democratische Staat van de Europese Unie? In 2013 gaf de Raad van State de Eerste Kamer op verzoek een advies over de verankering van de democratische controle. De Raad van State schreef ons onder andere: "Het verminderen van een democratisch tekort kan niet alleen worden bereikt door nieuwe of gewijzigde structuren" en "Draagvlak is niet vanzelfsprekend, maar zal moeten worden verworven. De Europese verkiezingen van 2014 zullen in dat verband een belangrijke graadmeter zijn". Inmiddels weten we dat de opkomst bij deze verkiezingen in de hele Unie met 42,5% een nieuw dieptepunt heeft bereikt en ook dat verschillende eurosceptische partijen veel aanhang hebben verworven. Wat zegt dit over het draagvlak voor het Europese project? Ik hoor graag de appreciatie van de minister. Hoe beoordeelt hij de risico's op en van een grexit of, na de naderende verkiezingen in het Verenigd Koninkrijk, een mogelijke brexit? Zelfs Commissievoorzitter Juncker voorziet de ondergang van de Unie als zijn Commissie niet levert, zo las ik onlangs. Welke strategieën worden er in de Raad en met de Commissie besproken om voldoende te leveren? En tot welke beleidsdiscussies leidt dat? We weten het alleen op hoofdlijnen en we moeten bijgepraat worden door de minister, want we kunnen het als publiek, en zelfs als volksvertegenwoordigers, niet goed controleren. De meeste vergaderingen van de Raad zijn immers besloten. Zelfs voorbereidende beleidsdocumenten zijn veelal niet openbaar. De Europese regeringsleiders verschuilen zich achter elkaar. Ze besluiten samen dat wat zij bediscussiëren in Brussel niet naar buiten mag.
De Eerste Kamer voert al geruime tijd een dialoog met de regering over publieke toegang tot de Raadsdocumenten. Waarom maakt de regering zich in Brussel niet hard voor openbaarmaking van zogenaamde limité-documenten, niet-vertrouwelijke maar interne beleidsdocumenten? Sinds het Arrest van 17 oktober 2013 van het Hof van Justitie aangaande de uitleg van artikel 4, lid 3 van verordening 1049/2001, is daar toch zeker alle reden toe? Dit arrest betreft volgens mijn fractie een buitengewoon belangwekkende uitspraak aangaande de transparantie en de democratische legitimiteit van besluitvorming door de Europese Raad. De Raad wenst namelijk juist verdere aanscherping van de vertrouwelijkheid van beleidsstukken, omwille van de slagkracht van de Raad en de onderhandelingsruimte in de lidstaten. Openbaarheid zou er maar voor zorgen dat de publieke opinie de onderhandelingen verstoort en de leden van de Raad steeds terug moeten naar hun nationale parlementen, aldus de Raad. Ik wil van de minister graag weten hoe het nu staat met de in voornoemd arrest bedoelde aanscherping. Ik mag toch hopen dat Nederland daar niet in meegaat?
Het Hof van Justitie maakt in elk geval korte metten met de achterliggende redenatie van de Raad. Europese instellingen dienen het publiek juist een zo ruim mogelijk recht van toegang tot documenten van de instellingen te geven, want een grotere transparantie dient "… een betere deelneming van de burgers aan het besluitvormingsproces en een grotere legitimiteit en meer doelmatigheid en verantwoordelijkheid van de administratie ten opzichte van de burgers binnen een democratisch systeem". In plaats van voor lastig oponthoud zorgen publieke betrokkenheid en debat dus voor legitimiteit, doelmatigheid en verantwoordelijkheid. Is de minister het met de SP-fractie eens dat we het Hof aan onze zijde hebben als we bedoelde limité-documenten openbaar maken?
Een vergelijkbare redenatie geldt voor het Deense parlementaire mandaat dat een minister altijd op zak heeft, en ook moet hebben, in Brusselse vergaderingen. Dat werd eerder door Nederlandse bewindslieden als een beperking van de onderhandelingsruimte gezien en daarom als niet in het Nederlandse belang. Maar bij een deskundigenbijeenkomst veertien dagen geleden in deze zaal over de democratische controle in de EU bleek uit een Deense bijdrage dat Denemarken zelf van mening is dat niet alleen de democratische legitimatie wint bij het parlementaire mandaat, maar eveneens de slagkracht in onderhandelingen, en dat de Deense bewindslieden daarom ook tevreden zijn. Kan de minister zich voorstellen dat hij met een helder mandaat van het parlement vooraf ook lekkerder zit in Brussel? En dat een dergelijk mandaat, om in de woorden van het Hof te blijven, ook leidt tot een grotere legitimiteit en meer doelmatigheid en verantwoordelijkheid ten opzichte van de burgers binnen een democratisch systeem?
Ik kom toe aan de bespreking van de economische Staat van de Unie. Gelukkig zijn de laatste signalen dat de economie een klein beetje uit het dal begint te klimmen. De coalitiepartijen en de regering waren er, met de verkiezingen voor Provinciale Staten nog voor de boeg, snel bij om die opluchting te claimen. Een beetje vreemd natuurlijk, succes claimen voor een internationale trend in een land dat zo'n beetje als allerlaatste uit de recessie omhoog begint te kruipen. Zoals het Nederlandse economisch beleid verantwoordelijk is voor de relatief belabberde prestaties van Nederland ten opzichte van de buurlanden, zo is het Europese economisch beleid verantwoordelijk voor de in verhouding slechte Europese prestaties. De cijfers spreken boekdelen. Helaas, Europa groeit niet op eigen kracht. Europa veert iets op vanwege de lage olieprijs en de goedkope euro. Zelfs in Duitsland wordt de groei door export gedreven, zo waarschuwt zelfs het Amerikaanse ministerie van Financiën. De EU als geheel heeft dit jaar een overschot van 300 miljard dollar op de lopende rekening, vooral voor rekening van landen als Duitsland en Nederland. Ziet de minister deze risico's van macro-economische onevenwichtigheden op de wereldmarkt en binnen de EU ook? Zo ja, wat wil de regering hieraan doen?
Een van de prioriteiten van de Commissie, als ook van de regering, is de verdieping van de interne markt. Nobelprijswinnaar Paul Krugman wijst erop dat liberalisering na de Tweede Wereldoorlog, komende van hoge douanetarieven, veel groei heeft opgeleverd, maar dat de opbrengsten van verdere liberalisering steeds lager worden en de kosten steeds hoger. Een van de belangrijkste kosten is het inleveren op sturingsmogelijkheden en de risico's die dat met zich meebrengt. Denk aan de financiële crisis, die ook kon ontstaan door liberalisering en deregulering van de financiële markten. Belangrijker dan de vraag of verdere liberalisering extra groei oplevert, is wellicht wat de consequenties zijn voor de verdeling en voor sturing op sociaal beleidsvlak. De minister kent het trilemma van de internationale economie van Rodrik. Hij heeft het zelf aangehaald in het debat over de Staat van de Unie in de Tweede Kamer. Als we geen Europese regering wensen, maar tegelijkertijd wel verdergaande economische integratie, dan zegt dat trilemma dat je dientengevolge aan democratie inlevert. En dan betalen de burgers in de vorm van wat de minister in de Tweede Kamer omschreef als "niet louter positieve effecten". Hij noemde zelf sociale dumping, onderbetaling en uitbuiting.
Als de Europese interne markt al kan leiden tot minder democratische sturingsmogelijkheden, sociale dumping en uitbuiting, dan is dat nog niets vergeleken bij TIIP. Het Transatlantic Trade and lnvestment Partnership beoogt immers één interne markt te maken van de EU en de VS. Hier komt het trilemma van Rodrik nog veel harder om de hoek kijken.
De heer Backer i (D66):
Denkend in de theorie van Krugman en de andere economen die de heer Elzinga aanhaalt, zit er ergens een omslagpunt, waarbij je de sturing mist om het zich economisch gunstig te laten ontwikkelen. Zou het zo kunnen zijn dat wij, doordat wij in een tussenfase zitten van die integratie, op dit moment precies op dat meest ongunstige punt zitten? Of zijn we dat punt eigenlijk al voorbij en is er alleen nog een weg naar verdere integratie of naar ontmanteling? Als we niets doen, zitten we, als ik de redenering van de heer Elzinga volg, in een vaag gebied waarin sturing ontbreekt en democratie onvoldoende werkt. Ik denk dat we halverwege zitten. Nu ben ik benieuwd of de analyse van Krugman in de visie van de heer Elzinga betekent dat we verder moeten of dat we naar beneden moeten.
De heer Elzinga (SP):
Volgens de analyse van Krugman levert liberalisering aanvankelijk heel veel op, als je komt van hoge douanetarieven, maar naarmate de markt verder geliberaliseerd is, zal het steeds minder opleveren en steeds kostbaarder worden op andere punten. Het is een glijdende schaal. Ergens zit inderdaad een punt waarop je zegt dat je niet verder moet gaan met liberaliseren, want dan kost het uiteindelijk meer aan sturingsmogelijkheden dan het kan opleveren.
De heer Backer (D66):
Voordat u verdergaat met TTIP, er is natuurlijk nog een ongelofelijk groot terrein voor liberalisering van de interne markt te gaan. Dat is een van de hoofdpunten van de brief van de minister. Ik denk dat dit punt nog niet bereikt is.
De heer Elzinga (SP):
Dat waag ik te betwijfelen, vandaar mijn opmerking.
Hier komt het trilemma van Rodrik nog veel harder om de hoek kijken, zei ik, sprekend over TTIP. We hebben het immers over een interne markt. Als het de EU al niet lukt om een Europese regering te vormen met democratische legitimiteit om die interne markt goed sturing te geven, dan is de democratische controle op een interne markt voor de VS en de EU zeker een utopie. Dat is precies waar critici voor waarschuwen. Ziet de minister dit trilemma ten aanzien van TTIP ook?
De Europese Commissie en de lidstaten proberen de gemoederen te bedaren. Ook de minister bezweert dat voor het kabinet het hoge beschermingsniveau wat betreft gezondheid, sociale standaarden, milieuwetgeving en consumenten- en rechtsbescherming niet ter discussie staat.
TTIP beoogt echter nu juist om de handel vrij te maken door het opruimen van belemmeringen voor producten en diensten "achter de grens". Daarmee wordt juist de regelgeving bedoeld die voorwaarden stelt aan producten en diensten; voorwaarden met betrekking tot arbeidsomstandigheden, arbeidsvoorwaarden, milieubelasting, omgevingsbelasting en consumentenbescherming.
Het opruimen van die barrières kan door harmonisatie van deze voorwaarden of door wederzijdse erkenning. Bij wederzijdse erkenning laat je producten of diensten volgens de norm van de ander toe op jouw markt. Dat leidt op termijn effectief tot productie volgens de goedkoopste norm. Harmoniseren leidt tot uitruil of tot compromissen en dan moet er water bij de wijn. Daar weten wij als coalitieland alles van, toch? Ik hoor graag van de minister of het bij TTIP om harmoniseren gaat of om het toelaten van elkaars producten volgens de andere norm.
Dan heb ik een vraag over de onderhandelingen over TTIP. Wat hebben lidstaten tijdens het onderhandelingsproces nog in te brengen? Ik vraag dat naar aanleiding van een aan de BBC gelekt openingsbod van de EU in de onderhandelingen over diensten en investeringen onder TTIP. Het is mij opgevallen dat veel landen voor veel sectoren uitzonderingen vragen, zowel op het gebied van markttoegang als van nationale behandeling. Nederland vraagt vrijwel geen uitzonderingen, behalve wanneer deze EU-breed worden gevraagd. Waarom is dat? Hebben wij minder nationale belangen dan bijvoorbeeld Frankrijk, Duitsland of Engeland?
Waarom vraagt Nederland niet meegenomen te worden in de door de EU gevraagde uitzondering voor national treatment bij het aanbieden van diensten van sociale aard? Waar de EU zich het recht voorbehoudt om maatregelen te nemen op het gebied van sociale dienstverlening, wil Nederland deze sociale diensten kennelijk juist wel liberaliseren onder TTIP en daarmee veel mogelijkheden voor publieke zeggenschap over deze diensten kwijt. Welke diensten worden hiermee precies bedoeld? Waarom kiest Nederland deze uitzonderingspositie binnen de EU? Ik hecht aan een helder en precies antwoord op dit punt.
Klopt de beoordeling dat nieuwe producten en diensten die niet onder een expliciete uitzondering vallen, automatisch wel onder de reikwijdte van TTIP vallen, omdat er bij de onderhandelingen over dit akkoord met een zogenaamde negatieve lijst wordt gewerkt? Kan de minister bevestigen dat TTIP beoogt een zogenaamd levend akkoord te worden, waarin op verzoek van een regulatory body steeds opnieuw belemmeringen besproken kunnen worden en nu omstreden producten en diensten later alsnog onder TTIP kunnen komen te vallen?
Een andere zorg naar aanleiding van het gelekte TTIP-bod van de EU voor de handel in diensten en investeringen is het gegeven dat de toelichting aan het begin meldt dat het bod is gebaseerd op het Trade In Services Agreement (TiSa). Als dat de norm moet zijn, ... Daarvan hadden we nooit gehoord, als WikiLeaks het afgelopen zomer niet voor ons openbaar had gemaakt. Het is nu nog volop in onderhandeling, maar misschien is het meest verontrustende aan dit akkoord en aan deze geheime documenten, die gelekt zijn door WikiLeaks, dat daarin te lezen valt dat de bedoeling was dat ze niet openbaar zouden worden, tot ten minste vijf jaar na de implementatie van TiSa. Graag een uitvoerige reactie van de minister op dit punt. Was Nederland hier via de EU-onderhandelaar bij betrokken of in ieder geval op de hoogte van de stand van zaken bij de onderhandelingen, inclusief deze bizarre geheimhoudingsclausule?
Ook zorgwekkend is dat TiSa weer is gebaseerd op het General Agreement on Trade in Services (GATS), waarover de WTO-onderhandelingen in Doha veertien jaar geleden zijn vastgelopen. Omdat het gaat om de stand van zaken van veertien jaar geleden, ging het vooral om het verder liberaliseren en dereguleren, ook van financiële diensten. Het was immers ver voor de financiële crisis. Wat is de positie van Nederland nu ten aanzien van dit soort liberalisering en deregulering binnen TiSa en ten aanzien van de betoonde transparantie in dat akkoord?
De SP-fractie is positief over de opmerking van de minister in de Tweede Kamer aangaande TTIP dat investeerders niet kunnen of mogen verwachten dat regels niet of nooit veranderen. Betekent dit ook expliciet dat nieuwe regelgeving, mits die democratisch tot stand is gekomen en dus het algemeen belang dient, geen onderwerp mag worden van een claim in het kader van zogenoemde Investor to State Dispute Settlement (ISDS) in TTIP? Wat betekent dit nieuwe inzicht voor andere verdragen, zoals het met Canada inmiddels uitonderhandelde CETA en reeds bestaande investeringsbeschermingsovereenkomsten waarin Nederland partij is? Wanneer komt de minister van BuHa-OS in dit verband met de eerder toegezegde nadere appreciatie van bestaande verdragen met ISDS?
in de Tweede Kamer werden tijdens het debat over de Staat van de Unie bezwaren tegen bestaande ISDS-clausules ingebracht. Ten aanzien van TTIP noemde de minister dit vooronderstellingen, omdat TTIP nog niet is uitonderhandeld. Als deze uitkomsten zich echter zouden bewijzen, dan zouden we tegen zo'n systeem zijn, zei de minister. Welke consequenties heeft die stellingname voor CETA en de reeds bestaande ISDS-praktijk? Daarover gingen de observaties van de Tweede Kamer.
De minister gaf in de Tweede Kamer aan dat het kabinet niet wil dat arbitrage in TTIP de nationale rechtsspraak doorkruist. Hij noemde ook het tegengaan van forum shopping. De investeerder heeft dan nog steeds keuzevrijheid, maar eenmaal gekozen moet hij bij zijn keuze blijven. Kiest de regering hier voor de zogenoemde fork-in-the-road-principe?
De Tweede Kamer heeft glashelder uitgesproken dat TTIP geen geschillenbeslechting mag bevatten die afbreuk doet aan ons nationale rechtssysteem. Volgens de SP spreekt de Kamer hiermee uit dat de internationale investeerders niet middels arbitrage in TTIP de nationale rechter mogen passeren. Deelt de minister deze zienswijze?
De bedoeling van TTIP is dat wij vertrouwen hebben in productiestandaarden in de VS en vice versa. Maar waarom zouden we dan geen vertrouwen hebben in elkaars rechtsstaat? Als we dat wel hebben, dan is ISDS toch helemaal niet nodig? De VS was en is nu al de grootste investeerder van buiten de Europese Unie in de Europese Unie en omgekeerd, zonder ISDS.
Kan de minister duidelijk maken wat er aan ons nationale recht zou schorten waardoor wij volgens de Europese Commissie nu ineens aan buitenlandse investeerders ISDS zouden moeten aanbieden? Waarom zouden wij voortaan het Amerikaanse recht op eigendom niet meer kunnen vertrouwen?
Is het kabinet zich ervan bewust dat de OESO, bij monde van secretaris-generaal Gurria, waarschuwt voor verstoring van de concurrentie doordat internationale investeerders via ISDS de nationale rechter kunnen passeren en nationale investeerders niet?
De EU kent een aantal zogenaamde intra-EU-investeringsbeschermingsovereenkomsten, een overblijfsel van verdragen met enkele Midden- en Oost-Europese landen voor hun toetreding tot de EU. De EU ziet deze verdragen als hoogst onwenselijk, maar Nederland werkt niet mee aan bijvoorbeeld verzoeken van Tsjechië om deze investeringsbeschermingsovereenkomsten met Nederland op te zeggen. Waarom niet? Is dat omdat in Nederland gevestigde hoofdkantoren veel geld verdienen aan claims tegen betrokken landen? Of omdat deze landen problematisch zijn op rechtsstatelijk vlak? Als dat zo is, dan hadden deze landen toch nooit tot de EU mogen toetreden? Als dat probleem er eigenlijk niet is, zoals ik denk, wat is dan nog het argument van Nederland tegen de Europese Commissie om niet mee te werken aan de opzegging van deze intra-EU-investeringsbeschermingsovereenkomsten? Tot slot. De premier gaf bij de bespreking van de Staat van de Unie in de Tweede Kamer aan dat naast TTIP en andere prioriteiten ook de aanpak van belastingontwijking op de agenda van het Nederlands voorzitterschap van de Raad van de EU zal staan. De EU becijferde eerder dat haar lidstaten samen zo'n 1.000 miljard euro per jaar mislopen door belastingontwijking. Daar zouden we heel veel problemen mee kunnen aanpakken. Ook Nederland heeft serieus last van belastingontwijking. Ons statutaire tarief in de vennootschapsbelasting is internationaal al laag en bedraagt 25%, maar daadwerkelijk wordt er volgens de OESO nog veel minder bijgedragen. Vrijwel nergens wordt door bedrijven zo weinig betaald als in Nederland, gemiddeld maar 7%.
De OESO meldde vorig jaar, bij een bespreking met de G20 over de aanpak van belastingontwijking in internationaal verband, dat met name het Verenigd Koninkrijk en Nederland dwarslagen. Eerder had Nederland bij de aanpassing van de Europese moeder-dochterrichtlijn bezwaar tegen een algemene antimisbruikbepaling. Nu we het als EU-voorzitter willen agenderen, zal Nederland dan ook eens echt constructief gaan meewerken aan de internationale aanpak van belastingontwijking? Of willen we een steeds slechtere reputatie riskeren? Graag een reactie van de minister. Net als senator De Vries hoor ik ook graag de reactie van de minister op het voorstel van de Europese Commissie voor de uitwisseling van tax rulings in Europees verband.
Ik rond bijna af. Het is in deze Kamer goed gebruik om bij Europese beschouwingen niet te vergeten dat Europa groter is dan de Europese Unie. De economische unie, de interne markt, kent binnen de Europese Economische Ruimte nog enkele schaduwleden. Een vergelijkbare status wilde de EU Oekraïne ook bieden middels een Deep and Comprehensive Free Trade Agreement; andere woordvoerders hebben daar ook wat over gezegd. Vindt de minister dat nu, met wijsheid achteraf helaas, nog steeds een gelukkig aanbod?
In en rond Oekraïne is de dreiging van een gewapend conflict nog steeds niet geweken. Het heeft dit jaar opnieuw tot schorsing van het stemrecht van Rusland in de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa geleid, terwijl Lavrov zonder enige tegenwerping deelneemt aan het Comité van Ministers van de Raad van Europa. Hoe beziet de minister de deelnemingsperikelen van Rusland in de Raad van Europa? En veel belangrijker nog, welke strategie ziet hij om de opgelopen spanningen rond Oekraïne en Rusland gaandeweg weer te temperen? Zou de minister ook nog een korte reactie willen geven op de toetredingsperikelen van de EU tot het EVRM? Ook daar hebben andere woordvoerders al aan gerefereerd.
De SP-fractie is van mening dat de Raad van Europa waardevolle instrumenten ter bevordering van democratie, mensenrechten en rechtsstaat biedt, zeker ook aan niet-EU-landen. Is dat de minister ook wat waard? Zo ja, met de begrotingsbesprekingen over het budget voor de Raad van Europa voor de boeg, wil Nederland zich hard maken dat na jaren eindelijk de nullijn eens mag worden losgelaten? Eventueel ten koste van EU-budget. De EU geeft immers per dag uit waar de Raad van Europa een heel jaar op moet teren. Met één promille van het EU-budget lossen we bij de Raad van Europa al een heleboel problemen op.
Er is nog heel veel werk aan de winkel in Europa, binnen en buiten de Europese Unie, zeker ook voor een democratische Unie die werkt voor alle burgers. Als de regering enige grip op die Unie wenst te houden, dan horen verdieping van de interne markt en TTIP in elk geval niet tot verstandige beleidsprioriteiten. De SP-fractie ziet uit naar de antwoorden.