Plenair Van Beek bij debat voorgehangen ontwerpbesluit grondgebonden groei melkveehouderij



Verslag van de vergadering van 28 april 2015 (2014/2015 nr. 30)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.12 uur


De heer Van Beek i (PVV):

Voorzitter. Onder grote druk hebben beide Kamers van de Staten-Generaal de inwerkingtreding van de Wet verantwoorde groei melkveehouderij per 1 januari 2015 gefaciliteerd. Onder al dan niet reële tijdsdruk vanuit de EU in Brussel omdat, bij een eventuele latere invoering van de wet, de derogatie met betrekking tot overproductie van fosfaat in gevaar zou kunnen komen. Of de staatssecretaris in onderhavig geval zich angst heeft laten aanjagen door reële dreigementen vanuit Brussel en te snel met de pet in de hand voor de Commissie stond, zullen we wel nooit te weten komen. De indruk die de PVV-fractie heeft gekregen gedurende het proces rondom deze wetgeving is dat in Nederland snel, en misschien wel te snel, toegegeven wordt aan de regelzucht vanuit Brussel. Het beeld van een alleen nog in naam soeverein Nederland dringt zich ook in dit dossier weer nadrukkelijk op. Als land binnen de EU zelf de koers bepalen kan allang niet meer; politici die anders beweren liegen de burger en waarschijnlijk ook zichzelf domweg voor.

De staatssecretaris heeft met haar schrijven van 29 maart jl. aan de voorzitters van beide Kamers een korte uitleg gegeven ten aanzien van een aantal zaken en uitgangspunten met betrekking tot de AMvB die een nadere invulling geeft aan de per 1 januari van dit jaar van kracht geworden Wet verantwoorde groei melkveehouderij. Deze wet stelt eisen aan uitbreidingsplannen van melkveehouderijen, zodat de expansie niet in strijd komt met de EU-Nitraatrichtlijn. Hoewel geen onderwerp van debat vandaag, maak ik toch graag een korte beschouwende en relativerende opmerking over één aspect van de Nitraatrichtlijn. In een publicatie van het bedrijf Biogeosciences van december 2012 wordt onder meer betoogd dat de effectiviteit van de Nitraatrichtlijn tussen landen onderling moeilijk te vergelijken is, omdat de meetmethoden, zoals bijvoorbeeld de meetdiepte en locatiekeuze van de meetnetten, heel verschillend zijn. Resultaten met betrekking tot gepubliceerde nitraatconcentraties zeggen, aldus het artikel, weinig over het succes van de Nitraatrichtlijn. Enige terughoudendheid met betrekking tot interpretaties van de gemeten resultaten lijkt dan ook op zijn plaats. Wellicht dat de staatssecretaris in haar antwoord aan de Kamer hier een korte opmerking over kan maken.

Volgens het kabinet is grondgebondenheid een belangrijke maatschappelijke

randvoorwaarde voor de melkveehouderij om te kunnen blijven produceren. De Wet verantwoorde groei melkveehouderij wil middels de AMvB beperkingen stellen aan de mogelijkheid grondloos te groeien. De invulling van de grondgebonden groei is de invoering van een staffelsysteem, waarbij minder intensieve bedrijven, dus met een laag fosfaatoverschot, het minst binnen het bedrijf hoeven te compenseren. Mijn fractie verneemt graag van de staatssecretaris waar dit staffelsysteem op gebaseerd is en wat de onderliggende aannames zijn die geleid hebben tot de genoemde percentages en kilogrammen fosfaatoverschot per hectare.

Een aanpalend aspect met betrekking tot de invulling van de grondgebonden groei is natuurlijk de controle en de handhaafbaarheid. Het is goed dat beschreven wordt hoe er ingevuld gaat worden, maar een wezenlijk aspect van de invulling is toch ook controle en handhaafbaarheid. Ik nodig de staatssecretaris dan ook graag uit om in haar beantwoording gedetailleerd uiteen te zetten op welke manier de twee door mij al genoemde aspecten van de invulling van de grondgebondenheid aandacht krijgen in de AMvB.

Tot slot van mijn bijdrage aan het debat wil ik het onderwerp weidegang nog kort naar voren brengen. Dit onderwerp is ook al door verschillende collega's voor mij ingebracht. Zonder romantisch te willen worden, is het nu eenmaal zo dat koeien in de wei een onlosmakelijk kenmerk van het Nederlands landschap vormen. Wat ons betreft moet dat zo blijven, ondanks de economische druk om koeien steeds meer op stal te laten staan. De staatssecretaris geeft in haar brief van 29 maart jongstleden aan dat haar ambitieniveau voor het vergroten van de weidegang van 70% in 2013 naar 80% in 2020 gaat. Zij noemt in haar brief ook een aantal initiatieven die dit mogelijk moeten maken.

De PVV-fractie is van mening dat het goed is weidegang te stimuleren. Een aantal argumenten daarvoor zijn al door voorgaande sprekers genoemd: dierenwelzijn, kringloop, grondgebondenheid et cetera. Het ambitieniveau van de staatssecretaris klinkt naar de mening van mijn fractie toch wel erg vrijblijvend. Mijn fractie zou de voorkeur geven aan een wat hardere inkadering van de wens om tot minimaal 80% weidegang te komen. Tegen de heer Schaap zou ik dan willen zeggen: 80% weidegang betekent niet dat die koeien 80% van hun tijd overdag buiten komen te staan. De boer heeft altijd nog een keuze wanneer en bij welke temperatuur hij dat doet. Als koeien zich minder senang voelen boven de 20°C, is het niet per se noodzakelijk dat die beesten dan ook naar buiten worden gejaagd. Gezien het aantal uren en dagen waarover die 80% weidegang verdeeld is, moet het geen enkel probleem zijn om die 80% binnen die norm te kunnen halen.

Naar onze mening is het mogelijk om die norm te halen. Dat kan door middelen vanuit het Rijk ter beschikking te stellen. Tegelijk moet partijen bijvoorbeeld in het Convenant Weidegang duidelijk worden gemaakt dat 80% weidegang als ambitieniveau van de staatssecretaris een ondergrens is als doelstelling voor 2020; de partijen van het convenant in de keten moeten weten dat zij in hoge mate verantwoordelijk zijn en worden voor de concrete maatregelen die leiden tot het behalen van de 80%-doelstelling, terwijl de overheid op de achtergrond vooral een faciliterende en adviserende rol speelt om die norm voor weidegang te behalen.

De heer Koffeman i (PvdD):

De PVV-fractie heeft, zoals iedereen, de motie gesteund om de AMvB om te zetten in een wettelijke regeling. Zou de heer Van Beek er ook voorstander van zijn om in die wettelijke regeling ook het begrip "grondgebondenheid" aan een definitie te onderwerpen, op een zodanige manier dat grondgebondenheid en weidegang een wettelijke basis krijgen?

De heer Van Beek (PVV):

Zeker.