Plenair Schrijver bij voortzetting behandeling Algemene Europese Beschouwingen



Verslag van de vergadering van 19 mei 2015 (2014/2015 nr. 31)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 21.36 uur


De heer Schrijver i (PvdA):

Voorzitter. Collega De Vries is op pad in Europa en zet zich, zoals zo vaak, ook dezer dagen onvermoeibaar in voor de verwezenlijking van de Europese waarden. Ik heb het genoegen hem vandaag te mogen vervangen.

In de eerste plaats wil ik nog even teruggrijpen op het vorige agendapunt, namelijk de opmerkingen van de minister namens de regering over Protocol nr. 15 bij het EVRM. Die gingen er bij ons in als koek, want ook wij vinden dat er geen inhoudelijke wijzigingen beoogd moeten worden via opname van het beginsel van subsidiariteit en de doctrine van de "margins of appreciation" in de preambule van het EVRM. We vonden het heel prettig dat de minister dat ook klip-en-klaar heeft uitgesproken en dat hij daardoor de twijfel die bij het vorige kabinet-Rutte hierover is gerezen, geheel heeft weggenomen.

Bij dit punt wil ik ook meteen even de toetreding van de Europese Unie tot het EVRM betrekken. De minister zegt aandacht van het Letse voorzitterschap te vragen voor de wijze waarop uit deze impasse te komen. En Nederland wacht de voorstellen van de Europese Commissie af. Maar is dat eigenlijk niet een wat te afwachtende houding? Welke ideeën heeft de Nederlandse regering zelf om de toetreding van de Europese Unie tot het EVRM alsnog te bespoedigen? Wat is de inzet van Nederland in het debat hierover?

In de tweede plaats wil ik namens de PvdA-fractie enkele woorden wijden aan de aanpak van de massale werkloosheid in Europa, met name ook de jeugdwerkloosheid. We danken de regering voor de informatie over de Europese inzet op dit terrein, die we afgelopen zaterdag schriftelijk hebben mogen ontvangen. We zien inderdaad dat de werkloosheid in delen van Europa afneemt, maar dat gebeurt lang niet in alle delen en ook lang niet in alle sectoren. Helaas geldt dat ook niet voor de jeugdwerkloosheid. Hoe effectief zijn de plannen, inclusief het Europese investeringsplan, om tot meer banen te komen? Kan de minister iets zeggen over resultaten die zich tot nu toe aftekenen en die gerelateerd kunnen worden aan de inzet van Europese middelen?

In de derde plaats wil ik heel kort iets zeggen over de uitslag van de Britse verkiezingen. Dat is een nieuw gegeven sinds we dit debat in eerste termijn hebben gevoerd.

De heer De Lange i (De Lange):

Collega Schrijver praat over de jeugdwerkloosheid en de enorme problemen die deze met zich meebrengt. Hij heeft daar uiteraard volkomen gelijk in, maar denkt hij niet dat het monetaire beleid zoals dat wordt gevoerd door de Europese Centrale Bank, met name voor de Zuid-Europese landen, de jeugdwerkloosheid in een aantal jaren heeft aangejaagd tot het huidige niveau? Als het antwoord daarop "ja" is, trekt hij daar dan ook consequenties uit voor het monetaire beleid? Dat lijkt me niet onbelangrijk.

De heer Schrijver (PvdA):

Uw veronderstelling dat ik daar "ja" op zou zeggen, was iets te snel. Ik denk dat wel degelijk wordt geprobeerd om het monetaire beleid in overeenstemming te brengen met het sociale beleid. Tegenover het gezonde macro-economische en misschien wat strenge monetaire beleid staat een heel ruimhartig investeringsbeleid, nu met 315 miljard aan middelen. Wij zouden echter graag, in aanvulling op de schriftelijke informatie, wat meer informatie willen hebben over de plannen en over hoe die uitwerken. We zouden graag willen horen of die plannen de afschuwelijke jeugdwerkloosheid, met name in de Zuid-Europese lidstaten, kunnen helpen terugdringen.

Ik keer terug naar het eiland voor onze kust, het Verenigd Koninkrijk. Ik ben blij met de inzet van de minister dat hij een aantal paaltjes wil slaan, dat hij het liefst geen wijziging van het Verdrag van Lissabon wil en dat hij niet wil tornen aan de "heilige beginselen" — dat is een term van hem — waaronder het vrije verkeer van werknemers. We delen met hem ook dat we de Britten graag aan boord willen houden, zonder dat we een Europa à la carte willen aanbieden. Misschien zijn er, juist bij de inzet voor een toegenomen rol van nationale parlementen, die overigens helemaal in overeenstemming is met het Verdrag van Lissabon, en zeker ook bij een onderwerp als de aanpak van sociale fraude, elementen te vinden om tot een vergelijk met de Britten te komen, alvorens Cameron naar de Britse bevolking moet met een eenvoudig "ja" of "nee" op de vraag naar wel of niet in de Europese Unie. Zou de minister daar iets meer over kunnen zeggen?

In de vierde plaats: collega De Vries heeft herhaaldelijk een punt gemaakt van de voorlichting over Europa. Ik weet zeker dat hij de gevoelens van de minister deelt dat het meer moet zijn dan folders met "Europa, ook voor u". Ik deel de herinneringen van de minister aan de inhoudelijk toch wat magere campagne voor het ontwerp van de Europese grondwet destijds. Het is dus van groot belang dat we Europa dichter bij de burgers brengen. De minister heeft een aantal belangrijke voorbeelden genoemd waardoor Europa dichter bij de burgers zou kunnen zijn, onder andere bij de aanpak van wat hij de "urban issues" noemde, de stedelijke beslommeringen. De minister heeft echter niets gezegd over het punt dat collega De Vries naar voren bracht om in de grensregio's het grensoverschrijdende verkeer van werknemers te vergemakkelijken. Dat is ook vaak een steen des aanstoots in nogal wat Europese grensregio's. Misschien kan de minister dat alsnog in zijn beantwoording meenemen?

In de vijfde plaats zijn wij zeer ingenomen met het pleidooi voor een geïntegreerd beleid op alle fronten. Het is misschien gemakkelijk gezegd, maar het belang van integratie van verschillende beleidsterreinen kan niet vaak genoeg worden benadrukt. Vandaar dat wij het ermee eens zijn als de minister geïntegreerd beleid bepleit op het terrein van migratie, vrede en veiligheid, duurzame ontwikkeling, het duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, milieu en energie. Ik zou daar graag nog bij willen horen dat de minister het in het kader van dat geïntegreerde beleid ook heel belangrijk acht dat Nederland met de andere lidstaten zijn toezeggingen in de Europese Consensus op het gebied van ontwikkelingssamenwerking nakomt, mede om de internationale ontwikkelingsinspanningen op peil te houden.

Dan het laatste punt. Dat betreft de opmerkingen van de heer De Vries over zware misdaad. De minister heeft behartigenswaardige woorden gesproken over wat er op Europees niveau, mede op Nederlands initiatief, allemaal wel niet wordt ondernomen op het gebied van terrorismebestrijding, cybercrime, het bestrijden van mensenhandel en forensische samenwerking, maar de heer De Vries sprak eigenlijk over een onderwerp heel dicht bij huis, namelijk de zware georganiseerde misdaad, vooral op het terrein van de handel in en de productie van verdovende middelen, bijvoorbeeld in de provincie Brabant. Hij stelde dat we veel meer moeten samenwerken met Europa om dat effectief te bestrijden. Onze fractie vond de inzet in de regeringsbrief over het Nederlands voorzitterschap, namelijk "… dat Nederland zich voortvarend zal inzetten op consolidatie en implementatie als het gaat om de bestrijding van georganiseerde criminaliteit" wat mager. Wij willen een intensivering. Wij willen een eerdere inzet. Wij willen meer dan consolidatie. Dat is de reden dat wij deze heel sterke wens van de PvdA, gedeeld met een aantal andere fracties, graag in een motie aan de Kamer voorleggen.

De voorzitter:

Door de leden K.G. de Vries, Schrijver, Van der Linden, Postema, Fred de Graaf, Elzinga en Strik wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet heeft meegedeeld dat het tijdens het Nederlands voorzitterschap in de Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken "voortvarend zal inzetten op consolidatie en implementatie als het gaat om de bestrijding van georganiseerde criminaliteit";

van mening dat de georganiseerde criminaliteit zodanig ernstige vormen aanneemt dat eerder zou moeten worden ingezet op een drastische intensivering van de bestrijding daarvan;

verzoekt de regering, haar voornemen bij te stellen en de Kamer daarover nader in te lichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter C (34166).