Plenair De Graaf bij Algemene politieke beschouwingen



Verslag van de vergadering van 13 oktober 2015 (2015/2016 nr. 4)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 11.55 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer De Graaf i (D66):

Voorzitter. Een nieuw samengestelde Eerste Kamer kent ook nieuwe fractievoorzitters. Het is een genoegen om in die hoedanigheid die ik nog herken uit een grijs verleden aan de overkant, te kunnen debatteren met de collega's en met het kabinet, in het bijzonder de minister-president. De premier spreekt tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen namens het kabinet. Je zou dat Chefsache kunnen noemen. Wat er voorts onder die term wordt verstaan, is mij onduidelijk. De minister-president in Nederland heeft immers geen bijzondere bevoegdheden over ministers en staatssecretarissen, zoals de Bundeskanzler die wel heeft. Hij is dus ook eigenlijk geen chef. Daarom is het ook een Duitse uitdrukking en geen Nederlandse. Wat vindt de premier er eigenlijk zelf van? Hij bezigt die term zelf en heeft het over politieke regie, moreel leiderschap, teamcaptain zijn, mediaboegbeeld. Is al het kabinetsbeleid Chefsache of maar een deel ervan? Ik hoor het graag van de premier, want daar kunnen we van leren, voor het geval hij de volgende keer toevallig ook op handelsmissie is.

De nieuwe Eerste Kamer wordt geconfronteerd met een kabinet dat zich zo langzamerhand naar de uitgang begeeft. Zo lijkt het in ieder geval, hoewel de reguliere verkiezingen voor de Tweede Kamer nog anderhalf jaar van ons verwijderd zijn. De eigen agenda is op, althans waar de coalitiepartijen het over eens konden worden. Wat het kabinet in de eerste jaren heeft gedaan, ik zou bijna zeggen empowered by constructieve oppositiefracties, was soms pijnlijk maar zeker nuttig en nodig. Daar passen complimenten voor want regeren in tijden van economische crisis is niet makkelijk en er zijn niettemin goede resultaten behaald. Het is niet allemaal gelukt — ik denk bijvoorbeeld aan de zorgwet van minister Schippers — maar dat kwam door onenigheid in eigen coalitiekring. Of het voorzichtige economische herstel rechtstreeks causaal verband houdt met kabinetsbeleid valt natuurlijk nooit te bewijzen, maar zonder dat ingrijpen op de woningmarkt, zonder de eerste flexibilisering van de arbeidsmarkt en zonder een versobering van de overheidsuitgaven waren wij verder van huis geweest. Er zijn kabinetten geweest die voor mindere prestaties applaus kregen.

Maar wat was, is geweest. Ik zie weinig ambitie meer om de komende anderhalf jaar nog de handen aan de ploeg te slaan. Het kabinet concentreert zich op de uitvoering. Nou is dat inderdaad moeilijk genoeg! Ik kom bijvoorbeeld nog over de politie te spreken en ik denk ook aan de decentralisatieoperatie en de ingrepen in de zorg. Uitvoering is een onderschat onderdeel van overheidsbeleid. Politici zijn, ik herken dat, geneigd de interesse te verliezen zodra het gevecht om de visie, het concept en de wet is gestreden. De uitvoering blijkt dan altijd lastiger, complexer, tijdrovender en duurder uit te pakken. Wij moeten ons dat ook als Eerste Kamer realiseren en af en toe de hand in eigen boezem steken. Een van de toetsstenen waar senatoren zich op beroepen, is immers de uitvoerbaarheid van de wet. Welke instrumenten hebben wij daar evenwel voor? We hebben onze eigen ervaring en kennis, we spreken met deskundigen en mensen uit de praktijk en we houden af en toe een hoorzitting, maar meer dan subjectieve impressies levert dat vaak niet op. Soms kijken wij gezamenlijk achteraf naar wat wetgeving heeft opgeleverd om er lessen uit te trekken. Kunnen we echter ook vooraf kijken? Bij grote wetgevingsoperaties zou het zinvol zijn voor de regering om tevoren een onafhankelijke uitvoeringstoets te laten instellen, standaard, bijvoorbeeld door de planbureaus. En deze Kamer zou kunnen overwegen om bij dat soort grote wetgevingsoperaties zelfstandig een second opinion te vragen. Ik ga daar met de collega's graag het gesprek over aan en ik nodig de regering uit om hier op deze suggestie te reflecteren.

Ik keer terug naar de politieke stand van zaken. De uitvoering vraagt aandacht, maar beleidsmatig lijkt het kabinet wel klaar, uitgeregeerd. Dat ligt, vrees ik, niet aan de gelukzalige staat van het land, maar aan de breekbaarheid van de coalitie. Een kabinet dat steunt op partijen die al haast in de campagnestand staan en dat geen enkel comfort van politiek draagvlak heeft, bloedt vanzelf dood. Wij zien weinig of geen impulsen meer op het vlak van de bestuurlijke organisatie, een doodgelopen spoor van minister Plasterk. We zien achterblijvende resultaten in het klimaatbeleid. De doelstellingen voor energiebesparing worden bij lange na niet gehaald. We zien gaten op de begroting van Veiligheid en Justitie — we hadden het daar net al over — zonder dat daar wat aan gedaan wordt terwijl de rechtsstaat het hard te verduren heeft. In de begrotingen van OCW en EZ wordt geen extra ruimte vrijgemaakt voor onderzoek, wetenschap en innovatie, terwijl het kabinet vorig jaar de Wetenschapsvisie presenteerde en volgende maand de Wetenschapsagenda wordt opgeleverd. We wachten op de aanpak van een verouderd pensioenstelsel. En we zien een creatieve staatssecretaris van Financiën die op zijn handen moet zitten omdat de herziening van het belastingstelsel moet wachten op een nieuw kabinet. Het geld dat daarvoor nodig is, wordt ondertussen echter al wel besteed

Natuurlijk zijn er voordelen verbonden aan het uitdelen van lastenverlichting in de omvang van 5 miljard. Veel groepen in de samenleving worden er ietsje beter van. Er zijn echter twee belangrijke vragen te beantwoorden: is het verstandig om dat nu zo te doen en wat levert het op. Ik vermoed dat het kabinet wel spijt heeft van de tekst die staatssecretaris Wiebes vorig jaar bezigde: "Een stelselherziening zonder lastenverlichting is niet haalbaar, maar een lastenverlichting zonder een bijbehorende stelselherziening is een gemiste kans." Dat vindt mijn fractie ook, maar er gebeurt nu precies het tegenovergestelde. Er kunnen echt vraagtekens worden gezet bij een generieke lastenverlichting zonder economische structuurversterking tegen de achtergrond van grote onzekerheden in de wereldeconomie. Misschien trekt zo de binnenlandse consumptie enigszins aan en schept het kabinet zo'n 30.000 tot 35.000 banen, maar dat is eigenlijk wel erg mager op 600.000 werklozen waarvan 240.000 langdurig.

De heer Schalk i (SGP):

Ik wil even een klein stukje terug in het betoog van de heer De Graaf. Ik moet namelijk een klein omweggetje maken, vandaar dat het even duurde.

Ik heb een vraag over de eenverdiener en de tweeverdiener. De heer De Graaf heeft aangegeven dat iedereen erop vooruitgaat, maar er zijn rekenvoorbeelden waaruit blijkt dat eenverdieners tot vijf keer meer belasting betalen als tweeverdieners. Wil de heer De Graaf daarop reageren? Is dat niet iets waar wij iets aan moeten doen?

De heer De Graaf (D66):

in de eerste plaats stel ik vast dat de voorstellen niet van mijn fractie komen, maar van de regering. In de tweede plaats moeten wij nog over de begroting en het Belastingplan komen te spreken. In de derde plaats weet de heer Schalk dat mijn partij met een ander belastingplan, dat ook veel meer recht doet aan een herziening van het stelsel, zou zijn gekomen. Ik vind de vraag dus interessant en ik vind ook dat we ernaar moeten kijken, maar het is eigenlijk vooral een vraag aan het kabinet.

De heer Schalk (SGP):

Zeker, ook ik vind dat dit een vraag aan het kabinet is. Ik zal deze vraag vandaag ook aan het kabinet stellen, maar zover ben ik nog niet. Ik was benieuwd naar uw visie hierop. Ik begrijp dat u zegt dat daar in ieder geval naar gekeken moet worden.

De voorzitter:

De volgende keer via de voorzitter, mijnheer Schalk.

De heer Schalk (SGP):

Excuus, voorzitter.

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter, via u zeg ik tegen de heer Schalk dat ik altijd bereid ben om het debat daarover te voeren.

Ik zei dat een aantal van 30.000 à 35.000 banen eigenlijk mager is, bij 600.000 werklozen, van wie er 240.000 langdurig werkloos zijn. Een duurzame economische inzet kun je dat nauwelijks noemen, nu met die lastenverlichting niet ook een betere belastingstructuur met lagere arbeidslasten en meer vergroening wordt gefaciliteerd. Afgelopen week waarschuwde de president van de Nederlandsche Bank voor deze keuze: geen stelselherziening en onvoldoende buffers in de rijksbegroting tegen de achtergrond van een staatsschuld die zich rond de 66% van het bruto nationaal product beweegt. Ik nodig de minister-president er graag toe uit om op die kritische kanttekening van Klaas Knot in te gaan.

Ik zei al dat het kabinet beleidsmatig langzaam doodbloedt. Ik betreur dat. Liever een ambitieus kabinet dat soms strijdend ten onder gaat dan de spreekwoordelijke winkeloppassers. Ik noem hier het voorbeeld van wat ik maar het micro-mkb noem: de zelfstandige ondernemers die zichzelf als arbeidskapitaal inzetten en die bekend zijn geworden als "zzp'ers". In de politiek vechten medelijden met de zzp'er en bewondering om de voorrang. Ze moeten beschermd worden maar ook gestimuleerd. Zij zijn immers de vleesgeworden flexibele schil die geen moderne arbeidsmarkt kan ontberen, maar zzp'ers zitten gevangen in een web van onduidelijkheden over hun positie. Instellingen dreigen door de almachtige Belastingdienst te worden aangepakt omdat ze zelfstandigen als pseudo-werknemers zouden inzetten. Ik denk daarbij aan instellingen in de zorg of in het onderwijs, zoals de kunstacademies, die niet zonder de inbreng kunnen van autonome kunstenaars die geen vast werkverband nastreven maar wel onmisbaar zijn voor de kwaliteit van de opleidingen. Er is buitengewoon veel onzekerheid over hoe het nu verder moet. Het huidige regime ontbeert interne consistentie en is slecht handhaafbaar. Een fundamentele herziening is nodig; het gaat om een heel grote groep werkenden in dit land. Het materiaal ligt op tafel in de vorm van een voortreffelijk zogenoemd IBO-rapport, maar het kabinet komt niet verder dan een oproep tot een brede maatschappelijke discussie, die dan maar in een volgende kabinetsperiode moet worden beslecht. Dat lijkt een ruimhartig democratisch gebaar, maar is in feite politieke armoede. Mijn fractie betreurt dit. De bijna 1 miljoen zelfstandige professionals verdienen beter.

Als beleid niet meer leidend is, rest naast de uitvoering alleen nog de reactie op impulsen en crises van buitenaf, zoals de huidige vluchtelingencrisis. Dat is niet alleen in zichzelf al buitengewoon moeilijk, maar wordt voor dit kabinet nog gecompliceerder door fundamentele verschillen van inzicht binnen de schragende coalitie. Dat gedoe helpt niet om als overheid een duidelijk en moreel gezag uit te stralen in tijden waarin de samenleving onzeker is. Ik ondersteun de oproep van de premier om de maatschappelijke rust te bewaren, maar misschien moet zijn eigen partij dan ook de was uit de oren halen en aandachtig luisteren. Welke indruk maken die inderdaad onzinnige opmerkingen over vergoedingen aan vluchtelingen voor borstvergrotingen en ooglidcorrecties op onze eigen bevolking? Komt iedereen uitgerekend naar Nederland omdat we hier te aardig zijn voor vluchtelingen? De feiten helpen; althans, zij behoren dat te doen. Er zijn miljoenen mensen op de vlucht, vooral in en rond Syrië, Irak en Afrikaanse landen als Eritrea, maar ook Afghanistan. Zoals al eerder werd gezegd, blijft het overgrote deel van die miljoenen in de regio. Denk eens aan een land als Libanon, waar op elke drie burgers een vluchteling is. Slechts een paar honderdduizend vluchtelingen van die miljoenen en miljoenen bereiken het Europese vasteland, van wie er nu ongeveer 30.000 of misschien 35.000 in Nederland zijn. Bijna de helft van die mensen komt overigens uit Syrië en is vaak hoger opgeleid. Waarschijnlijk zullen dat er de komende weken nog wat meer worden, maar de cijfers uit de jaren negentig zullen niet eens worden gehaald. Is dat nu de asieltsunami waartegen de PVV een volksverzet probeert te organiseren? Is dat niet meer houdbaar, zoals de VVD ons elke dag steeds inpepert?

Tegen de heer Hermans zeg ik overigens dat het niet zo erg is als ik misschien niet elk VVD-plan ken, maar dat het wel erg is als hijzelf niet elk VVD-plan kent. De heer Azmani heeft immers nadrukkelijk gezegd dat het plan betekent dat alleen nog asiel in Europa mag worden verleend aan Europese asielzoekers, dus aan mensen van het eigen Europese continent. Dat staat in dat plan en dat kan de heer Hermans zelf nalezen.

De heer Hermans i (VVD):

De opmerking van de heer De Graaf in de interruptie was dat er in het plan-Azmani geen vluchtelingen meer in Nederland zouden kunnen komen. Dat heb ik bestreden, want dat kan volgens het plan wel. De opvang en de eerste check vinden dan echter daar ter plaatse plaats en niet in Europa.

De heer De Graaf (D66):

Nee, in het plan-Azmani staat dat asiel in Europa, dus in Europese landen, alleen nog kan worden verleend aan vluchtelingen van Europese bodem. Dat betekent dat al die mensen uit Irak, Syrië en Afghanistan niet meer in Europa zelf asiel zouden mogen krijgen. Ik zou de heer Hermans willen voorstellen om voortaan zijn eigen partijstukken beter te lezen.

Natuurlijk hebben we problemen. Die hebben met twee dingen te maken: de directe opvangcapaciteit en het draagvlak onder de bevolking. Wat of wie vreemd is, is vaak per definitie bedreigend en hoe kleiner een gemeenschap is, des te zwaarder de impact van de komst van grote groepen nieuwkomers. We hebben Oranje niet nodig om ons dat te realiseren. Het komt ons verstandig voor dat de directe noodopvang alleen daar grootschalig kan zijn waar daar ruimte voor is, zowel fysiek als mentaal. Gelukkig zijn er veel voorbeelden van ruimhartige opvang, zoals in mijn eigen stad Nijmegen, die ruimte biedt aan 3.000 vluchtelingen. Het is een kwestie van schouder aan schouder en van alle hens aan dek, zoals de burgemeesters en de premier zeggen, maar Nederland kan dat aan en de vluchtelingen verdienen onze humane houding. Ik spreek graag mijn grote waardering uit voor de mensen van het COA, van de gemeenten en van de vluchtelingenorganisaties en voor al die vrijwilligers, voor hun onvermoeibare inzet.

De vraag is overigens of we kunnen volstaan met de middelen die hiervoor worden vrijgemaakt. Mijn partij zou het zeer betreuren als extra middelen, als die nodig zijn, worden gevonden in het ontwikkelingsbudget. Dat moet immers in de eerste plaats worden aangewend voor stabiliteit en welvaart in de regio's waar veel vluchtelingen vandaan komen of nu worden opgevangen. Graag krijg ik op dit punt een reactie van de regering.

Het politieke debat gaat vooral over de grenzen. We moeten ervan uitgaan dat ook in de komende jaren stromen vluchtelingen naar Europa zullen komen en dat wij daarmee per definitie moeten omgaan met een strikt, rechtvaardig, in Europese kaders ingebed en waar nodig sober asielbeleid, zonder de humaniteit uit het oog te verliezen. Eén fundamentele grens mag daarbij wat mijn fractie betreft zeker niet worden overschreden: mensen die met recht hier zijn toegelaten, kunnen nooit worden behandeld als tweederangsburgers in het woningaanbod, de sociale zekerheid, de arbeidsmarkt of de gezondheidszorg. Ik wil van het kabinet een nadrukkelijke bevestiging daarvan, een bevestiging dat het niet de bedoeling is om vluchtelingen voor jaren en jaren in containerwoningen te stoppen. Dat zouden we in Nederland immers eigenlijk geen beschaving mogen noemen.

Spreken over de vluchtelingencrisis kan niet zonder ons rekenschap te geven van de Europese context. Er zijn groeperingen die het liefste Europa zouden willen wegdenken en elk moment zouden willen aangrijpen om hun gram te halen over de Brusselse bemoeizucht en het gebrek aan vaderlandse autonomie. Maar is dat nou het probleem? Als gedachte-experiment probeer ik mij voor te stellen dat de EU niet zou bestaan of dat Nederland eruit zou stappen. Zou de welvaart dan toenemen, de criminaliteit afnemen, de internationale spanning aan de grenzen van ons continent verdwijnen, het terrorisme adequater worden bestreden en de vluchtelingenstroom opdrogen? Angstprofeten zijn geneigd om ons dat te doen geloven, maar de werkelijkheid zou veeleer het omgekeerde zijn. Het Europese continent zou een chaos worden van staten die hun eigen handel en industrie zouden beschermen maar die niet opgewassen zijn tegen de grote spelers in de wereldeconomie. Het nationalisme binnen de eigen grenzen zou ons land niet afsluiten voor internationale maffia of terrorisme en ook dan zouden vluchtelingen asiel vragen. En wie dan een muur om ons land zou willen bouwen, figuurlijk en letterlijk, zou merken dat dit in een delta feitelijk niet mogelijk is en dat dit de eigen bevolking ernstig zou beperken in de vrijheden en grondrechten die wij al zo lang genieten. Overigens lukt het zelfs in Noord-Korea niet om een land potdicht te houden.

De heer Brinkman i (CDA):

Mag ik collega De Graaf vragen naar zijn gedachte-experiment pro-Europa? Ik kan die pro-Europese aanpak wel volgen, maar dan is het wel nuttig als je aan de Europese buitengrens gezamenlijk actie onderneemt, zoals de Europese Raad ook voorstelt. Je weet dan van elkaar welke informatie en welke ambtsberichten er zijn. Het lijkt mij heel logisch dat je daarvoor IT gebruikt en data uitwisselt. Dit past naar mijn mening ook in het gedachte-experiment van de heer De Graaf. Ik begrijp dat hij hier nog over aarzelt. Ik ben het met hem eens dat wij hier geen dijken moeten aanleggen en grachten moeten graven, maar begrijp ik nu dat hij dit uit de lucht wil schieten zodat het dataverkeer niet de grenzen kan oversteken om zodoende een beetje secure controle te hebben? Dit is een serieuze vraag.

De heer De Graaf (D66):

Het is een serieuze vraag, maar mijn gedachte-experiment gaat de andere kant op, namelijk als wij Europa niet zouden hebben. De heer Brinkman denkt aan het Europa dat wij wel hebben en hij wil dat nog verder versterken. Ik ben niet tegen een verdere intensivering van de samenwerking. Ik ga daar nog op in. Dit betekent echter dat wij ook bereid moeten zijn om gegevens uit te wisselen. Overigens moeten wij altijd afwegen wat de overheidsdiensten nodig hebben in relatie tot de privacy van mensen die moet worden beschermd. Wij zullen daartoe af en toe moeilijke keuzes moeten maken. Dit is een discussiepunt waar de heer Brinkman ook op doelt.

De heer Brinkman (CDA):

Mijn vraag is hoe de heer De Graaf die keuze zal maken. Je weet immers niet op voorhand wie goedwillend en wie kwaadwillend is.

De heer De Graaf (D66):

Het laatste verstond ik niet.

De heer Brinkman (CDA):

Hoe maak je de keuze als je niet op voorhand weet wie goedwillend en wie kwaadwillend is? Je zult waarschijnlijk wat meer gegevens moeten uitwisselen om uiteindelijk te kunnen zeven. Zorgvuldig zijn wij allemaal, maar de heer De Graaf moet wel kiezen en niet alleen gedachte-experimenten uitvoeren.

De heer De Graaf (D66):

Ik hoor de heer Brinkman zeggen dat wij dan waarschijnlijk wat meer informatie moeten delen. Hij weet dus ook niet tot hoever dat moet gaan. Ik ben van mening dat je dit debat niet op voorhand moet uitsluiten. Het is van belang dat wij onze buitengrenzen goed beschermen en daarvoor ook onze overheidsdiensten maximaal uitrusten. Overigens gelden altijd wel grondrechten en die grondrechten moeten wij beschermen. Daarnaast moeten wij de inbreuken afwegen tegen de effectiviteit van dat soort keuzes.

De heer Brinkman (CDA):

Daar kun je dus geen maanden op wachten.

De heer De Graaf (D66):

Ook dat laatste was mij niet helemaal duidelijk. Ik weet niet wat de heer Brinkman bedoelde, maar ik neem aan dat de gedachtewisseling op dit punt nog wordt voortgezet.

Het scenario van "eigen soevereiniteit eerst" faalt dus in alle opzichten, maar met de Europese Unie voortmodderen op de huidige manier is ook geen optie. Een half Europa is immers geen Europa. Dat hebben we gezien aan de moeizame manier waarop de Unie zich tot het Griekse drama heeft verhouden. Terzijde spreek ik mijn waardering uit voor de kalmte en vasthoudendheid waarmee minister Dijsselbloem als voorzitter van de Eurogroep is opgetreden. De Griekse crisis heeft de vraag opgeworpen wat de toekomst van de Europese munt is, maar ook de vraag of er überhaupt een Europese toekomst bestaat zonder de euro. Zoals Angela Merkel het formuleerde: "Scheitert der Euro, dann scheitert Europa". De munt is niet alleen een uitdrukking van een monetaire Europese eenheid, maar vormt ook een van de kernen van het totale Europese project en heeft dus ook een groot politiek, zelfs geopolitiek gewicht.

De heer Kox i (SP):

Ik ken de heer De Graaf als een enthousiast Europeaan. Hij is erg voor grensoverschrijdende Europese samenwerking ter bevordering van de rechtsstaat, de democratie en de mensenrechten. Dat deel ik met hem. Nu bekent die Europeaan zich tot het zijn van een "Merkeliaan". De heer De Graaf haalt nu Angela Merkel aan door te zeggen: faalt de euro, dan faalt Europa. Dat gaat een stap verder. Dan maken wij van de euro een conditio sine qua non. Wij hadden toch ook al Europese samenwerking voordat wij de euro hadden? Bovendien heeft een deel van de Europese Unie de euro niet, maar die lidstaten proberen toch te delen in de Europese samenwerking. Gaat de heer De Graaf nu zover dat hij zegt dat de uitspraak van mevrouw Merkel de lijn is die D66 kiest: de Europese samenwerking is totaal afhankelijk geworden van de euro? Dit had ik nog niet eerder gelezen in de publicaties van D66.

De heer De Graaf (D66):

Wij hebben ons altijd een voorstander betoond van de Europese munt. Dat weet de heer Kox ook. Vervolgens is er een situatie ontstaan waarin wij de Europese munt hebben. Nu is het de vraag — en die beantwoordt mevrouw Merkel en ik ben dat met haar eens — of een fundament onder Europa zou breken als de euro nu zou mislukken. Dat zou uitermate ernstig zijn. Weet u waarom, mijnheer Kox? Omdat het niet alleen een intern Europees project is, maar omdat dit ook te maken heeft met de verhouding van het Europese continent tot andere grote spelers in de wereldeconomie. Men kijkt naar Europa en vraagt zich af hoe stabiel Europa is, of het de problemen aan de grenzen kan oplossen en of het financieel-economisch zo stabiel is dat men erop kan rekenen. Daarvoor is die euro zo van belang.

De heer Kox (SP):

Even toch wat preciezer. Inderdaad, als het grootste monetaire experiment in de wereldgeschiedenis faalt, is dat een probleem. Daarover zullen wij het snel eens zijn. De vraag is of het falen van dit experiment — want dat is het — tot gevolg zal hebben dat de Europese samenwerking faalt. Dat vind ik veel te ver gaan. Sommige mensen hebben dit schrikbeeld van Europese samenwerking: een groot Duitsland dat zijn mark heeft omgeruild voor de euro en nu wil dat de euro het allesbepalende element van de Europese samenwerking wordt. Het feit dat Groot-Brittannië niet meedoet, is deels al een mislukking, en dat andere landen er maar ternauwernood bij kunnen blijven, is ook voor een deel een mislukking. Ik kan me niet voorstellen dat D66 zegt dat als de euro mislukt, een fundament onder de Europese samenwerking verdwijnt. Dat is toch echt te zwartgallig?

De heer De Graaf (D66):

Het gaat niet om de vraag wat je dertig jaar geleden wilde of nuttig vond, het gaat om de huidige situatie. De euro is nu voor de kernlanden van Europa een belangrijke feitelijke aanwezigheid en van belangrijke economische betekenis. Die euro kan niet zomaar van tafel worden geveegd, want als dit wel gebeurt, gebeurt er meer dan dat alleen de munt verdwijnt. Dat zegt mevrouw Merkel en ik ben het daar van harte mee eens. Ik weet van de SP en de heer Kox dat zij anders denken over de euro. Dat hoeft hier niet nog een keer te worden uitgevent. Dat weten wij al.

De heer Kox (SP):

Ik dank collega De Graaf voor de nuancering. Nu zegt hij dat het een groot probleem zou zijn als de euro zou falen. Daarover zijn wij het eens. Maar ik stel vast dat hij toch niet helemaal een Merkeliaan is geworden, want mevrouw Merkel heeft echt iets anders gezegd. Zij zei: "Scheitert der Euro, dann scheitert Europa".

De heer De Graaf (D66):

Dat is precies wat ik zojuist citeerde, maar de uitspraak van de heer Kox is fraaier. Feitelijk zegt hij hetzelfde als ik: als de euro nu faalt, heeft Europa een groot probleem en faalt Europa, los van de vraag of de heer Kox tien of vijftien jaar geleden voor of tegen de introductie van de euro was.

De heer Koffeman i (PvdD):

Aansluitend op dit punt. Collega De Graaf zegt terecht dat de euro van groot belang is voor het welslagen van het Europese project, althans voor de afloop van de vraag hoe de munt kan worden heel gehouden. Hetzelfde geldt voor het vluchtelingenvraagstuk; dat geeft de heer De Graaf ook aan. Wij hebben een Europa van verschillende economische snelheden. Wij hebben de problemen die daaruit voortkomen gezien bij de euro: arme landen, rijke landen, succesvolle landen en minder succesvolle landen. Het is moeilijk om gezamenlijk een munt overeind te houden. Wij zien dit opnieuw bij de vluchtelingencrisis. Als vluchtelingenquota worden verdeeld over Europa, komen er groepen vluchtelingen in bijvoorbeeld Hongarije en Roemenië terecht en het is veel minder aantrekkelijk om daar te worden opgevangen dan in andere Europese landen. Hoe kijkt D66 in die zin aan tegen het risico dat je binnen een Europa zonder grenzen bewegingen van asielstromen krijgt naar het punt waar de situatie voor vluchtelingen het beste is?

De heer De Graaf (D66):

Dat komt nog in de rest van mijn betoog. Ik ben een voorstander van Europese afspraken en dus ook van een Europese verdeling. Ik meen dat dit te maken heeft met de noodzaak om gezamenlijk de lasten te dragen, voor zover het een last is, en ervoor te zorgen dat niet alle vluchtelingen naar één deel van Europa gaan. Wij hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid waarbij wij rekening moeten houden met economische verschillen en de opvangcapaciteit in economische zin. Daar horen wij rekening mee te houden en dit zou een leidend beginsel moeten zijn in Europa uitgaande van de gedachte: wij moeten met zijn allen de verantwoordelijkheid willen dragen voor de beheersing van de vluchtelingenstromen.

De heer Koffeman (PvdD):

Dat is precies wat ik zei. Mijn vraag aan de heer De Graaf is hoe je ervoor kunt zorgen dat die verdeelde contigenten over Europa blijven waar zij zijn ingedeeld en dat asielzoekers die zijn toegewezen aan Hongarije of Roemenië, niet vervolgens de bus naar Oostenrijk, Duitsland of Nederland nemen.

De heer De Graaf (D66):

Als zij een status hebben, mogen ze best op vakantie gaan naar een ander deel van Europa. Als wij 7.000 of 8.000 vluchtelingen krijgen toegewezen die hier worden opgevangen en een status krijgen, krijgen zij hier voorzieningen en worden zij hier als burger beschouwd. Dan hebben zij hier rechten die zij in andere Europese landen niet hebben.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Koffeman.

De heer Koffeman (PvdD):

Ja, dat begrijp ik maar dat is nog steeds geen antwoord op mijn vraag. De heer De Graaf heeft ook de beelden gezien dat asielzoekers in Hongarije bijvoorbeeld van de Hongaarse overheid bussen krijgen, naar de Oostenrijkse grens gaan en dat zij aan de Oostenrijkse grens niet tegengehouden kunnen worden vanwege de massaliteit. Als die groepen asielzoekers, die in delen van Europa terechtkomen waar ze het niet goed hebben en ze gaan op zoek naar een deel van Europa waar ze het beter kunnen hebben; hoe ziet de heer De Graaf in dat kader de Europese samenwerking, de Europese verantwoordelijkheid en de gedeelde verantwoordelijkheid?

De heer De Graaf (D66):

Ik heb het antwoord al gegeven. Er zal rekening gehouden moeten worden met de economische omstandigheden, maar het kan natuurlijk niet dat je Europese afspraken maakt over een evenredige verdeling en dat je vervolgens zegt: maar, à propos, iedereen kan naar Zweden of naar Nederland of naar Duitsland. Dan heb je namelijk geen evenredige verdeling.

Als we in onzekere tijden een schild willen vormen voor onze burgers tegen al die bedreigingen en risico's — ik noem in dit verband ook de onverantwoorde Russische expansiedrift — dan kunnen we niet met een halve Europese dop volstaan. Dan zullen we stappen vooruit moeten zetten om de gezamenlijke belangen veilig te stellen. Dat geldt in het bijzonder ook het vluchtelingenvraagstuk. Merkel en Hollande hebben gelijk met hun oproep tot méér Europa. Alleen gezamenlijk en met een evenredige verdeling kan de druk van vluchtelingenstromen worden beheerst en alleen gezamenlijk kunnen we meer doen aan de buitengrenzen van Europa en investeren in opvang van vluchtelingen in de regio.

En de bondskanselier en president hebben ook gelijk met hun pleidooi voor een offensiever Europa dat gericht is op conflictoplossing en preventie in en buiten de EU. Mijn fractie vindt het daarom onontkoombaar dat we Europa versterken in plaats van langzaam laten afbrokkelen.

Duitsland en Frankrijk hinten op een verdere ontwikkeling van de politieke unie. Ook daar wil ik graag een reactie op van de minister-president. Is hij het met mij eens dat een sterke politieke unie niet alleen rond de Duits-Franse as kan worden gebouwd maar dat daarvoor Britse betrokkenheid onontbeerlijk is en dat hij er alles aan moet doen om zijn vriend Cameron erbij te houden? En is hij het ook met mij eens dat er een nieuwe buitenlandstrategie van de Europese Unie moet komen die Europa één stem geeft in plaats van dat de Europese landen bij voortduring met elkaar concurreren om ook iets te mogen zeggen, bijvoorbeeld in de Veiligheidsraad? Een belangrijke pijler, tot slot, onder die politieke unie is een versterkte Europese defensiesamenwerking waarvoor de fundamenten lang geleden zijn gelegd in de West-Europese Unie. Wat of wie verzet zich er eigenlijk tegen om hieraan meer te doen, vraag ik de regering.

De internationale rechtsorde baart ons zorgen. Mijn voorganger als fractievoorzitter, Roger van Boxtel, sprak daar vorig jaar al over. Zowel institutioneel als qua instrumentarium functioneert die gebrekkig. Den Haag is de wereldhoofdstad van vrede, recht en veiligheid maar wij zijn tot nu toe niet in staat om een MH17-tribunaal van de grond te krijgen. De militaire strijd tegen internationaal terrorisme in Syrië ontbeert een duidelijke volkenrechtelijke basis door VN-resoluties. En in Guantánamo Bay zitten nog steeds mensen gevangen zonder proces omdat president Obama ze in eigen land niet kwijt kan en landen als Nederland niet bereid zijn, ondanks dringende verzoeken, mee te werken om deze humanitaire schande uit te wissen. Voorlopig niet, schrijft minister Koenders in antwoord op vragen van onder meer PvdA-collega Nico Schrijver en mij. Wat betekent dat? Is dat wachten op Godot of wachten op een nieuw kabinet?

De nationale rechtsorde is evenmin een rustig bezit, net als onze rechtsstaat. In politieke zin worden die beide behartigd door het departement dat ongelukkigerwijze vijf jaar geleden is omgedoopt tot Veiligheid en Justitie. Alleen de volgorde al deugt niet.

De rechtsorde staat onder druk door een moeizaam functioneren van de strafrechtketen met slechte communicatie tussen politie en Openbaar Ministerie en nog slechtere communicatie tussen het Openbaar Ministerie en het ministerie zelf. Ik ga de affaires en rapporten van de afgelopen jaren hier niet opsommen. Dan blijf ik bezig, maar u zult begrijpen dat bijvoorbeeld het rapport-Hoekstra mijn fractie heeft geschokt. De huidige minister van Justitie heeft de omvang van de problematiek duidelijk wel in beeld; één fotootje in de Telegraaf zegt meer dan duizend woorden …

Mijn fractie was indertijd tegen de beslissing om het politiebeheer over te brengen naar Justitie omdat dit een te grote machtsconcentratie betekende dan in een rechtsstaat verantwoord is en omdat de politie zo werd losgezongen van de lokale gemeenschappen. Maar er zijn nieuwe redenen bijgekomen: het ministerie is te log, te veelomvattend, te slecht aan te sturen en te brandbaar. Bovendien is Binnenlandse Zaken betrekkelijk verweesd geraakt. Wat mijn fractie betreft herstellen we de fout liefst onmiddellijk, maar dat zal wel niet kunnen, maar dan toch met ingang van het volgende kabinet.

De reorganisatie van de inmiddels genationaliseerde politie is vooralsnog een gebed zonder end en de begroting toont opmerkelijke gaten. Hoeveel vertrouwen kunnen wij hebben in de belofte dat het allemaal wel goed komt? Wij zien dat niet alleen de rechtsorde maar ook de rechtsstaat onder druk komt. De rechterlijke macht gaat de rechtbanklocaties door opgelegde bezuinigingen beperken met alle nadelige gevolgen van dien voor de steden en de rechtzoekenden. De beoogde bezuinigingen op de rechtsbijstand en de griffierechten beperken de toegang tot de rechter en zijn nog steeds niet uit de boeken, en het kabinet gaat onder deze nieuwe minister onverdroten door op een dominante repressieve koers met meer bevoegdheden en minder grondrechtbescherming. De missie van het ministerie is "bouwen aan een sterke en moderne rechtsstaat". Ik zou liever spreken van een pretentie die helaas niet wordt waargemaakt. U zult begrijpen dat wat mijn fractie betreft het begrotingshoofdstuk Veiligheid en Justitie nadrukkelijke behandeling in deze Kamer vergt. Wij zijn erg benieuwd wat de woorden van de heer Hermans voor uitwerking hebben op het kabinet en de plannen om met bijstellingen van de begroting te komen.

De rechtsstaat functioneert per definitie binnen een democratische context. En de democratie kan niet bestaan zonder rechtsstaat. Wij vieren over enkele dagen met een feestelijke bijzondere Verenigde Vergadering het 200-jarig bestaan van ons parlement, onze beide Kamers der Staten-Generaal. Overigens was het eerste serieuze parlement natuurlijk dat van de Bataafse republiek, maar dat feest misschien wat minder prettig.

Maar niet alleen dit kabinet en de coalitie zijn breekbaar, ook onze democratie. Ze wordt bij voortduring belaagd, ook vanuit eigen gelederen. Tot vier maal toe noemde de leider van de PVV tijdens de algemene beschouwingen aan de overkant de volksvertegenwoordiging een nepparlement. Zelf zit hij daar overigens al 17 jaar in. De voorzitter van de Tweede Kamer en de minister-president lieten die belediging van de parlementaire democratie toen onweersproken. Ik zou menen dat het op de weg van de premier ligt om hier, onderdeel van hetzelfde parlement, er alsnog expliciet afstand van te nemen. Dat vind ik nu echt Chefsache.

En ik vraag de minister-president ook om zelf staatsrechtelijke zuiverheid te betrachten. In het verleden werden ministers door de premier van dienst nogal eens terechtgewezen als zij persoonlijke opvattingen debiteerden zonder grondslag in het kabinetsbeleid, als "mens" zeg maar, en niet als minister.

Deze premier doet helaas precies hetzelfde en corrigeert zichzelf niet. Het is op zich zeer te betreuren dat een minister-president van de rechtsstaat Nederland van opvatting is dat het beter is dat een jihadganger in Syrië om het leven komt dan dat hij hier terugkeert. Maar het is bovendien onzuiver om als minister-president dit te verdedigen als een persoonlijke opvatting die los staat van het kabinetsbeleid. Onzuiver en onjuist. Het beginsel van eenheid van regeringsbeleid staat simpelweg niet toe dat ministers over gevoelige zaken eigen opvattingen naar buiten brengen die niet overeenkomen met het kabinetsstandpunt. En juist de minister-president is de grondwettelijke bewaker van die eenheid van regeringsbeleid. Het zou de premier sieren als hij zich daarvan bewust is en er naar handelt.

Onze democratie is breekbaar en moet onderhouden worden. Als we eerlijk zijn, is er eigenlijk geen groot onderhoud meer gepleegd sinds 1917. We zijn inmiddels ettelijke staats- en andere wijze commissies verder maar in 100 jaar hebben we de zaak grotendeels gelaten zoals hij was. Nergens is de behoudzucht zo groot als bij de constitutie. Mijn fractie meent dat elk initiatief om opnieuw naar de staat van de parlementaire democratie te kijken, moet worden beloond, als het althans een serieus initiatief is. Er is inmiddels een jaar verstreken sinds de heer Hermans met een voorstel voor een staatscommissie kwam. Hoe groot is dan eigenlijk de urgentie, ook bij de initiatiefnemers? Aan mijn fractie ligt het niet, maar misschien wel aan het zoveelste gebrek aan echt politiek commitment voor echte democratische vernieuwing. En als dat politiek commitment op de voorhand afwezig blijkt, bijvoorbeeld doordat de opdracht zeer mager is of doordat er een te grote distantie is van de leiding van de politieke partijen om echt mee te werken aan zo'n staatscommissie, dan moeten we er niet aan beginnen. De democratie is niet gebaat bij opnieuw een lege huls. Ik neem aan dat de regering dat met mij eens is, en hopelijk de andere fracties ook. Als we het doen, moeten we het goed doen, en anders niet.

Ik wacht met belangstelling de bijdragen van anderen en het antwoord van de regering af.