Verslag van de vergadering van 13 oktober 2015 (2015/2016 nr. 4)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 12.33 uur
Mevrouw Barth i (PvdA):
Voorzitter. Weer staat Europa voor een grote, gezamenlijke opdracht. De grote recessie die ons werelddeel vanaf 2008 trof, betekende al een ongekend beroep op het vermogen tot samenwerking binnen de Unie. Met veel vallen en opstaan is dat gelukt. Daar komen de vluchtelingen die Europa binnentrekken nu bij. Het vergt duurzame afspraken binnen de Unie om daar een houdbaar antwoord op vinden. En we zien opnieuw dat dat veel moeite en inspanning kost.
Het is verleidelijk om de vluchtelingen, die inmiddels ook ons land bereikt hebben, te zien als één geheel. Zo wordt er ook vaak over gepraat: we hebben het over "een vluchtelingencrisis" of "de asielzoekersstroom". We lijken te vergeten dat het hier over individuen gaat, over mensen.
Het gaat bijvoorbeeld over Abdul, 9 jaar oud. Hij verkoopt water en tissues in de straten van Istanbul om te helpen zijn vader, moeder, broertjes en zusjes in leven te houden. Er is voor hem geen onderwijs in het kamp waar hij woont. In Syrië wilde hij dokter worden, maar het vermogen om te lezen en schrijven is hij na twee jaar in het kamp verloren.
Of het gaat over het verhaal van Naser en Jumana Hamada. Zij overleefden gescheiden van elkaar de levensgevaarlijke tocht over de Middellandse Zee. Deze zomer is hun dochter Salam verdronken tijdens de zwemles in Nederland.
Mensen hadden in Syrië een leven: dromen, een bedrijf, onderwijs en een toekomst. Alles is uit hun handen geslagen door een gruwelijke oorlog, waarin alle strijdende partijen vooral zo veel mogelijk burgerslachtoffers lijken te willen maken.
Het is belangrijk dat ook in deze crisis regeringen de verhalen van individuele mensen gewicht in de schaal toekennen. Als zij dat niet doen, is werkloosheid een cijfer en zijn vluchtelingen alleen maar "zij". Als wij, politici en beleidsmakers, ons laten wegglijden in zulk wij-zij-denken, doen we de mensen waar het om gaat tekort. Maar we doen dan ook de Nederlandse samenleving of, zo men wil, de Nederlandse identiteit tekort. Vorig jaar keek de hele wereld mee toen de lichamen uit vlucht MH17 naar huis kwamen. Een Russische vrouw uit mijn kennissenkring snikte toen: "Voor jullie, Nederlanders, telt ieder mens". Misschien beseffen we in Nederland met elkaar te weinig hoe bijzonder en waardevol dat is en hoe zuinig we daarop moeten zijn.
De verhalen van de vluchtelingen die in Europa een nieuwe, veilige toekomst zoeken, zijn nog niet af. Hun wacht nog perspectief, gastvrijheid en steun, maar ook ontworteling, angst, onbegrip en uitstoting. Het is hartverwarmend om te zien hoeveel mensen in ons land bereid zijn om vluchtelingen op weg te helpen. Maar het is ook belangrijk om bezig te zijn met wat dit voor onze samenleving betekent. Er komen ook mensen Nederland binnen die ver afstaan van de vrijheid en de autonome waarde die elke man, elke vrouw en ieder kind hier hebben. Het is begrijpelijk dat die afstand weerstand oproept.
Angst is altijd een slechte raadgever, maar hij verdwijnt niet door hem te onderdrukken. Nederland kan de komst van vluchtelingen aan, maar dat gaat niet vanzelf. Er moeten taallessen en onderwijs worden georganiseerd en er zijn banen en huizen nodig, die er nu al niet voldoende zijn voor iedereen. Daarnaast is het nodig om actief te investeren in de sociale cohesie in ons land. De verhalen van mensen die vluchtelingen in hun wijk ontvangen, doen er ook toe. Willen we dit laten slagen, dan moet het kabinet ook naar hen luisteren, hen serieus nemen en hun problemen helpen oplossen.
Wij zien hoe het kabinet, met de staatssecretaris van Justitie voorop, het COA, de betrokken gemeenten en de maatschappelijke organisaties keihard werken om de eerste opvang te regelen. Wij vragen de minister-president vandaag echter wel wat er daarna gaat gebeuren. Gaat het kabinet met dezelfde grote inzet verder, om ervoor te zorgen dat vluchtelingen zo snel mogelijk hun draai in ons land zullen vinden? Komt er bijvoorbeeld extra ondersteuning voor scholen en volwasseneneducatie om mensen Nederlands te leren, hun talenten te ontplooien en hun te leren wat burgerschap in ons land inhoudt? Wat gaat het kabinet doen om de dialoog in onze samenleving te stimuleren en om angst en onbegrip over en weer te verminderen?
Ondertussen is het belangrijk om oog te houden voor de reden waarom burgers van Syrië hun land verlaten.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Ik hoor mevrouw Barth een vurig pleidooi houden voor vluchtelingen, asielzoekers enzovoorts. Ik wilde dat ze dat eens een keer deed voor de ouderen van Nederland. De PvdA heeft de ouderen van Nederland namelijk gruwelijk in de steek gelaten. In de begroting staat dat er 1,5 miljard naar de opvang van asielzoekers gaat. Zou zij dat niet liever aan de ouderen van Nederland willen geven? Het zijn namelijk de Nederlanders die haar het mandaat hebben gegeven om hen en hun ideeën in dit huis te vertegenwoordigen.
Mevrouw Barth (PvdA):
Het kan aan mij liggen, maar de ouderen in mijn omgeving zijn juist allemaal heel trots op het feit dat Nederland openstaat om mensen, die vluchten voor een verschrikkelijke oorlog, een veilig thuis te bieden. Mijn partij is er niet van om groepen tegen elkaar uit te spelen. Wij proberen mensen juist met elkaar te verbinden. Het is volgens mij geen echte solidariteit om de solidariteit met de ene groep weg te strepen tegen de solidariteit met de andere groep.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Volgens mij lukt dat verbinden niet zo goed. Als ik zo rondkijk in Nederland, zie ik hoeveel weerstand er bij de mensen is tegen al deze asielzoekers. Als mevrouw Barth gewoon eens gaat kijken bij inspraakavonden, dan zal zij toch een heel andere mening moeten hebben. Volgens mij is er helemaal geen solidariteit tussen de groepen.
Mevrouw Barth (PvdA):
Ik zie in elk geval hoe de politieke beweging van mevrouw Faber zijn uiterste best doet om de verbinding in ons land over de opvang van vluchtelingen kapot te maken. Daar spint die beweging kennelijk in de peilingen garen bij. Ik zou mevrouw Faber er echter op willen wijzen dat er nog steeds een ruime meerderheid in Nederland een andere mening toegedaan is en die verbinding wel zoekt. Ik heb in mijn tekst gezegd dat dat niet vanzelf gaat. Daar moet je heel veel energie in steken en heel veel aandacht voor hebben. Dat betekent ook dat je een open gesprek met elkaar moet durven voeren en je naar elkaar moet willen luisteren. Dat zijn allemaal waarden waar mevrouw Faber niet voor staat. Dat is haar goed recht. Het helpt echter niet echt om ervoor te zorgen dat mensen die een gruwelijke oorlog ontvlucht zijn, zich in Nederland welkom en veilig voelen. Dat is volgens mij wel nodig om dit project te laten slagen.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik begrijp dat die peilingen een beetje pijn doen bij de PvdA. Dat snap ik wel. Maar wij komen op voor de Nederlandse waarden en niet voor al die islamitische waarden, die onder andere de partij van mevrouw Barth dit land in pompt.
Mevrouw Barth (PvdA):
Het verbaast mij dat mevrouw Faber zegt op te komen voor de Nederlandse waarden. Het beste bewijs voor het feit dat dit flauwekul is, kijkt vandaag letterlijk op ons neer, grappig genoeg. Deze zaal is gebouwd in 1651, drie jaar na het einde van de Tachtigjarige Oorlog. De jonge republiek ging zichzelf toen regeren en bouwde een zaal om die regering, de Staten-Generaal, een onderdak te geven. Het plafond van deze zaal laat zien wat het visitekaartje is waarmee die jonge republiek zich presenteerde aan de rest van de wereld. En wat liet die republiek zien? Wij komen over de hele wereld. Als er dus één partij is die de Nederlandse waarden geweld aandoet, dan is het de partij van mevrouw Faber. De grenzen dichtdoen is namelijk het meest on-Nederlandse wat je kunt zeggen en vinden. Ons land is juist altijd een open samenleving geweest, zowel overdrachtelijk wat betreft de rechten van mensen, als letterlijk. We hebben open grenzen naar de wereld toe. Wij komen over de hele wereld en de wereld komt ook naar ons. Misschien zou mevrouw Faber zelf een inburgeringscursus moeten volgen, want dan leert zij dit allemaal.
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Ik ondersteun van harte het pleidooi van mevrouw Barth voor een betere integratie van statushouders. Ik hoor graag van haar hoe haar fractie aankijkt tegen de plannen voor versobering van de voorzieningen voor statushouders.
Mevrouw Barth (PvdA):
Het kabinet heeft gisteren afspraken gemaakt: hoe kunnen we de opvang goed regelen en hoe zorgen we ervoor dat daar meer tempo in komt? Ik heb niet het gevoel dat er sprake is van een stevige versobering, maar ik moet toegeven dat ik gisteravond niet meer de gelegenheid heb gehad om de plannen van de coalitie in detail op mij te laten inwerken. Het lijkt mij goed dat de minister-president er straks een uitgebreide toelichting op geeft. Volgens mij is de kern van de afspraken dat er meer tempo komt om ervoor te zorgen dat er voldoende huisvesting zal zijn voor vluchtelingen met een status die wachten op een huis en dat ook de hoogte van de bijstand voor vluchtelingen niet wordt aangetast. Op dit moment zie ik dan ook niet zo heel veel aanleiding om te spreken van versobering; wel van versnelling, maar die is hard nodig.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Het is heel belangrijk dat de PvdA duidelijk maakt dat van een verlaging van de sociale rechten geen sprake kan zijn. Dat zou ook in tegenspraak zijn met de Europese regels, want statushouders hebben dezelfde rechten als Nederlanders.
Mevrouw Barth (PvdA):
Ik heb begrepen dat ook de hoogte van een bijstandsuitkering voor een vluchteling gewoon gekoppeld blijft aan de loonontwikkeling in Nederland. Ik ga ervan uit dat de minister-president in de eerste termijn een uitgebreide toelichting geeft.
De heer Kox i (SP):
Ik luister met plezier naar de warme en waardevolle woorden van collega Barth, als het gaat over waar Nederland goed en groot in is: hulp bieden aan mensen in nood. Zo-even zei de fractievoorzitter van de VVD dat hij het er met de PvdA over eens is geworden dat we het plan-Azmani gaan uitvoeren. Hoewel collega Hermans zegt dat het er niet in staat, staat in dat plan gewoon: Europa voor Europese vluchtelingen. Dat zijn dus geen mensen uit Syrië, Irak, Eritrea of Afghanistan. Heeft hij gelijk? Zegt mevrouw Barth hier: we zouden het wel goed willen doen, maar we hebben helaas het plan-Azmani moeten omarmen, samen met mevrouw Merkel, Hollande en de hele Europese Unie? Of zegt zij: nee, dit is toch echt wensdenken van de VVD, zo ver gaan we in dit land nog lang niet?
Mevrouw Barth (PvdA):
Ik heb vooral en met veel plezier kunnen vaststellen dat de Partij van de Arbeid en de VVD opnieuw als coalitie erin geslaagd zijn om het eens te worden over een probleem dat de gemoederen in het land enorm bezighoudt. Wij zijn er opnieuw in geslaagd om een door anderen veronderstelde kloof tussen onze partijen op een goede manier te overbruggen. Zowel mijn partij als de partij van de heer Hermans herkent zich in de aanpak die het kabinet kiest. Dat alleen vluchtelingen afkomstig uit Europa een plekje kunnen vinden in Nederland, is niet tot kabinetsbeleid verheven. Dat wij proberen om ervoor te zorgen dat mensen die naar Nederland willen komen al asiel kunnen aanvragen in de regio, is wel overgenomen. Wij staan daar van harte achter. Als wij erin slagen om mensen in de regio asiel in Nederland te laten aanvragen, dan ondernemen zij die levensgevaarlijke tocht met die wrakke bootjes niet meer. Wij hopen allemaal dat zulke gevaarlijke overtochten niet meer nodig zullen zijn.
De heer Kox (SP):
Mevrouw Barth heeft een lang antwoord nodig om niet ja of nee te hoeven zeggen. Toch was dat mijn vraag. Collega Hermans heeft het expliciet een succes van zijn partij genoemd dat het plan-Azmani, waar toen laatdunkend over werd gedaan — hij doelde heel expliciet op leden van de partij van mevrouw Barth en van mijn partij — nu regeringsbeleid en Europees beleid is geworden. Dat mevrouw Barth en de PvdA het over een heleboel dingen eens zijn geworden, is uitstekend. Maar is de PvdA het erover eens geworden dat het plan-Azmani de kern van het Nederlandse beleid is? Als dat zo is, dan hebben we een probleem. Als dat niet zo is, dan heeft alleen de heer Hermans een probleem. Dat vind ik dan minder erg.
Mevrouw Barth (PvdA):
De heer Kox vindt het jammer dat ik veel woorden nodig heb, maar dit onderwerp heeft nu juist heel hard nuance nodig. Ik ga geen enkele vraag over vluchtelingen in Nederland reduceren tot eenlettergrepige antwoorden. Juist wanneer je poogt om hier alleen maar met eenlettergrepige antwoorden te werken, doe je de zaak zo slecht recht en geef je veel te veel ruimte aan emotie. Overigens heb ik wel degelijk antwoord gegeven op zijn vraag. De VVD en ook de Partij van de Arbeid herkennen zich in het kabinetsbeleid. Het element van het plan-Azmani dat de heer Kox specifiek noemde, namelijk dat Nederland alleen nog maar open zou staan voor vluchtelingen met een Europese nationaliteit, is niet verheven tot kabinetsbeleid. Dat zal in een kabinet met de Partij van de Arbeid ook nooit gebeuren.
De heer Kox (SP):
Het was echt niet mijn bedoeling om mevrouw Barth in een spelletje "geen ja en geen nee" te betrekken. Het ging mij erom dat de fractievoorzitter van de VVD expliciet zei dat het plan-Azmani de kern van het regeringsbeleid was geworden. Ik denk te weten dat de Partij van de Arbeid het daar niet mee eens is en dat ook niet gelooft. Daar mag ik toch ja of nee op vragen? Klopt de stelling van de heer Hermans dat het plan-Azmani de kern van het regeringsbeleid is of klopt die niet?
Mevrouw Barth (PvdA):
Elementen van het plan zijn overgenomen, maar het plan is niet integraal overgenomen. Zo gaat dat ook als je regeert, want je moet dan compromissen sluiten. Dat zou u toch in een aantal colleges van Gedeputeerde Staten inmiddels hebben moeten leren.
De heer De Graaf i (D66):
En in stadsbesturen, maar dat terzijde.
Ik vond het wel charmant dat mevrouw Barth een poging deed om kloven te dichten tussen de PvdA en de VVD of te ontkennen dat die er zijn: de buitenwereld denkt dat maar, dat is in werkelijkheid niet het geval en iedereen kan zich herkennen in het kabinetsbeleid. Kan mevrouw Barth zich echt herkennen in het beleid om statushouders niet meer voor de normale woningmarkt in aanmerking te laten komen, maar langjarig in containerwoningen te laten verblijven onder vermindering van hun bijstandsrechten? Wil de PvdA-fractie dat en staat zij daar ook volmondig achter?
Mevrouw Barth (PvdA):
Ik heb in antwoord op vragen van mevrouw Strik al aangegeven dat de hoogte van bijstandsuitkeringen voor vluchtelingen gewoon gekoppeld blijft aan de loonontwikkeling in Nederland. Er zal dan ook geen sprake zijn van achterstelling. Ik heb begrepen — ik hoor de nadere details heel graag van de minister-president — dat wij nu heel snel woningen gaan bouwen om ervoor te zorgen dat statushouders zo snel mogelijk de opvang uit kunnen. Daarmee komen wij af van de verstopping in de opvang die op dit moment tot zo veel problemen leidt. Dat er tijdelijke maatregelen worden genomen die tot sobere en snel gebouwde woningen leiden, is helaas noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de doorstroming weer op gang komt. Dat zal natuurlijk nooit een langjarig perspectief kunnen zijn. Het is in de volle breedte in Nederland heel nodig dat er meer woningen worden gebouwd en vooral sociale huurwoningen, zo zeg ik met veel nadruk in de richting van de heer De Graaf. Het is belangrijk dat er meer sociale huurwoningen komen, zodat wij statushouders een goed huis kunnen bieden.
De heer De Graaf (D66):
Is mevrouw Barth het met mij eens dat asielzoekers die een status hebben gekregen, een tijdelijke verblijfsvergunning voor de komende jaren, dezelfde rechten moeten hebben op de woningmarkt als anderen en dus niet alleen voor containerwoningen, maar ook voor andere woningen op de gewone huizenmarkt in aanmerking kunnen komen? Dat hoor ik dan graag. Dat lijkt mij niet helemaal te sporen met het door haar herkende kabinetsbeleid.
Mevrouw Barth (PvdA):
Nogmaals, voor zover ik de plannen van het kabinet gisteravond in de gauwigheid tot mij heb kunnen nemen, heb ik begrepen dat het kabinet ervoor kiest om eerst flink te gaan bouwen en dat daarna pas wordt bekeken of het noodzakelijk is om andere maatregelen te nemen in verband met de status die mensen op de woningmarkt hebben. Het is voor heel veel woningzoekenden in Nederland van belang dat de sociale woningbouw snel wordt uitgebreid. Ik hoop dat de partij van de heer De Graaf dat ook steunt, want ik zie dat zijn partij in de praktijk vooral pleit voor meer woningen in de vrije sector. Als wij in de komende jaren daaraan prioriteit geven, weten we zeker dat de doorstroming van vluchtelingen niet op gang komt.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik heb nog een vraagje over de opvang in de regio die ik ook aan de heer Hermans heb gesteld. Nu wordt het grootste deel van de mensen al opgevangen in de regio. In het plan wordt voorgesteld om mensen toch weer terug te sturen naar die regio. Ik heb twee vragen aan mevrouw Barth. Vindt zij het een evenredige verdeling als 100% in de regio wordt opgevangen en hier niemand? Als zij dat niet vindt, vindt zij dan niet dat Nederland veel meer vluchtelingen zou moeten uitnodigen vanuit de regio?
Mevrouw Barth (PvdA):
Ik denk dat het heel belangrijk is dat er in Europees verband veel meer geld naar de regio toe gaat om de situatie in vluchtelingenkampen te verbeteren en te verlichten. Ik gaf zojuist het voorbeeld van een jongetje van 9 jaar dat al tweeëneenhalf jaar geen onderwijs meer heeft gehad, omdat het in die kampen niet geboden wordt. Dat is een schandaal. Alles wat wij vanuit ons rijke continent kunnen doen om daar verbetering in te brengen, moeten we doen. Tegelijkertijd vind ik dat we in Europese samenwerking moeten kijken hoe we de vluchtelingenstroom zo verdelen dat we rechtdoen aan de verantwoordelijkheid die wij mede dragen om vluchtelingen die een veilig heenkomen zoeken, onderdak en een welkom in onze samenleving te bieden. Dat moet echter stroken met het draagvlak dat we binnen onze eigen samenleving overeind kunnen houden. Daar zit een spanning in en die los je niet op door uitspraken te doen dat het maar een kilo meer of een onsje minder moet, of helemaal minder. Ik vind dat we met elkaar steeds op zoek moeten naar het evenwicht tussen het draagvlak onder de bevolking voor het Nederlandse asielbeleid en onze verplichting als rijk en welvarend land met open grenzen, om mensen die op zoek zijn naar een veilige toekomst, de ruimte te bieden.
Ik vervolg mijn betoog als dat mag. Ondertussen is het belangrijk om oog te houden voor de reden waarom burgers van Syrië hun land verlaten. Het is pijnlijk om de machteloosheid te zien van Europa en de wereld om daar iets tegen te doen. Twintig jaar geleden kwamen er ook vluchtelingen naar Nederland. Ik kan overigens niet genoeg benadrukken dat het er toen veel meer waren dan nu. Destijds kwamen ze uit het voormalig Joegoslavië. Ook die burgeroorlog leek hopeloos. Het is en blijft beschamend dat Europa toen de Verenigde Staten nodig had om een eind te maken aan dat conflict. De oorlog in Syrië is nog complexer dan die in Joegoslavië was en met de interventie van Rusland is de situatie weer gevaarlijker geworden. Er zijn immers maar weinig illusies mogelijk over de intenties van Poetin met de regio, ons continent en de wereldvrede.
Dit conflict kunnen we alleen tot een einde brengen door een gezamenlijk gedragen internationale politieke agenda, om te beginnen in Europa. Die agenda moet er dus komen, hoe moeilijk dat ook zal zijn. Dat is noodzakelijk voor Syrië, maar ook voor onszelf. Ons continent is voor de rest van de wereld nog steeds een baken van vrede, vrijheid en welvaart. Dat zien de vluchtelingen heel goed. In de ogen van onze fractie is de keuze daarom simpel: als wij Europa niet naar de wereld brengen, dan komt de wereld naar Europa.
De Unie heeft daarom dringend behoefte aan een gezamenlijk plan waarmee een actieve bijdrage wordt geleverd aan vrede en veiligheid in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Nederland zou bij het tot stand brengen daarvan haar traditionele voortrekkersrol moeten willen nemen, zeker nu het voorzitterschap van de Unie voor de deur staat. Is het kabinet daar toe bereid?
Wat betekent deze opgave volgens de minister-president voor Europa zelf? Het wordt steeds duidelijker dat gezamenlijk optrekken binnen de Unie noodzakelijk is om grote mondiale problemen aan te kunnen. Tegelijkertijd zijn de middelpuntvliedende krachten groter dan ooit. Wat kan en wil het kabinet doen om de legitimiteit van Europa te versterken?
Is het kabinet bereid om met ons land een actievere rol op zich te nemen in de Verenigde Naties, om de stilstand rond Syrië daar te helpen doorbreken? Dat is toch zeer passend voor een land dat een zetel in de Veiligheidsraad ambieert?
Nog steeds staat Europa voor een grote, gezamenlijke opdracht: het bestrijden van de financieel-economische crisis. De minister-president en minister Dijsselbloem hebben er deze zomer belangrijk aan bijgedragen dat de recessie zich niet opnieuw heeft verdiept, door het ineenstorten van Griekenland en het desintegreren van de Unie te voorkomen. Je zou willen dat bij alle politieke leiders zo stevig tussen de oren zat wat zij deze zomer namens het kabinet in praktijk hebben gebracht: het idee dat politieke stabiliteit en voorspelbaarheid onmisbare voorwaarden zijn voor welvaart en economische voorspoed.
Met vaste hand laveert het kabinet nu al drie jaar langs alle kliffen en draaikolken, vanuit de overtuiging dat politieke stabiliteit noodzakelijk is om ons land de weg omhoog weer te doen vinden. Eindelijk hebben we land in zicht: het gaat weer beter met de economie. De export groeit, het producentenvertrouwen gaat omhoog, de huizenmarkt trekt aan, bestedingen van consumenten nemen toe en de werkgelegenheid stijgt. Nu komt het er op aan ervoor te zorgen dat alle Nederlanders gaan profiteren van het economisch herstel. Dat gaat niet vanzelf. Uit het baanbrekende Sociaal en Cultureel Rapport van 2014, 'Verschil in Nederland', dat onder leiding van oud-collega Kim Putters is opgesteld, blijkt dat het met zo’n 70% van de Nederlanders goed tot zeer goed gaat. Maar zo’n 30% van de Nederlanders loopt risico op een blijvende achterstand. Met name laagopgeleiden zijn kwetsbaar. Hun kans op werk wordt kleiner door technologische ontwikkelingen en robotisering. Ze zijn veel vaker tegen hun wil aangewezen op tijdelijk werk, kleine aanstellingen of flexbanen.
Nederland is vergeleken met de rest van de wereld een egalitaire samenleving. Dat is een groot goed. Terecht besteedt het kabinet in de Miljoenennota de nodige aandacht aan 'Verschil in Nederland'. We zien hoe de minister van Sociale Zaken zich inspant tegen foute flexcontracten en schijnzelfstandigheid en hoe hard de bewindslieden van OCW trekken aan de kwaliteit van het onderwijs. Dat is allemaal bedoeld om mensen meer kansen te geven. Toch horen we graag van de minister-president of de urgentie niet verder omhoog kan en moet. Het gaat pas goed met ons als het goed gaat met ons allemaal. Wat kan het kabinet nog meer doen om blijvende kansenarmoede bij aanzienlijke groepen landgenoten te voorkomen?
Het SCP stelt dat de ruimte voor zelfontplooiing en grote delen van de sociale zekerheid voor de meest kwetsbare Nederlanders ontoegankelijk dreigen te worden, omdat ze geen vaste baan meer kunnen krijgen. Welke brede agenda stelt het kabinet daar tegenover? Het SCP geeft aan dat de emancipatie via het onderwijs in ons land vertraagt. Welke plannen gaat het kabinet ontwikkelen om ervoor zorgen dat die snelheid weer omhoog gaat? Onderwijs moet sociale barrières voor nieuwe generaties doorbreken, niet reproduceren. Is de minister-president dat met ons eens? Sluit ons onderwijs wel voldoende aan op de samenleving van overmorgen voor alle kinderen?
Een baan met fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden is nog steeds de beste basis voor een goed leven. Dat de werkloosheid in 2016 verder zal afnemen, is dus zonder meer positief. Wel zien we verschillende groepen te lang en te veel langs de kant staan. Het kabinet heeft de jeugdwerkloosheid terecht hoog op de agenda staan en met succes: jongeren komen steeds sneller aan een baan. Twee groepen mensen dreigen echter structureel de aansluiting met de arbeidsmarkt te missen: ouderen en allochtonen. Daarom vraagt de PvdA-fractie speciaal voor hen aandacht.
De werkloosheid onder ouderen blijft tegen de trend in stijgen door een combinatie van de crisis en snelle technologische veranderingen. Dat is extra triest, omdat de 50-plussers van vandaag de jeugdwerklozen van de jaren tachtig waren. We mogen ons er niet bij neerleggen dat dezelfde generatie twee keer in zijn leven de tol van een economische crisis moet betalen. Is het kabinet bereid om de aanpak van werkloosheid onder ouderen te intensiveren, en zo ja, hoe?
De heer Kox (SP):
Mevrouw Barth raakt hier een wezenlijke schaduwzijde van het verhaal dat het goed gaat en dat de economie weer groeit: steeds meer ouderen raken werkloos, ze zijn steeds langer werkloos en hun situatie wordt steeds uitzichtlozer. Dat zijn de gegevens die het kabinet ons ook levert. Mevrouw Barth vraagt of het kabinet iets gaat doen om de aanpak te intensiveren, maar mag ik haar vragen aan welke oplossing haar partij denkt? Per slot van rekening zijn we nu in de situatie gekomen dat ouderen lang werkloos zijn en door het alsmaar opschuiven van de AOW-leeftijd nog langer werkloos blijven? Denkt mevrouw Barth bijvoorbeeld aan het stoppen van het verhogen van de AOW-leeftijd, omdat dit een doodlopende weg is? Dat zou een mogelijkheid kunnen zijn. Of denkt ze aan andere maatregelen die we willen nemen om die enorm grote groep oudere werklozen toch weer aan de bak te krijgen? Alleen maar intensiveren van beleid lijkt me een goede suggestie, maar ik wil toch ook graag de ideeën van de PvdA-fractie daarover horen.
Mevrouw Barth (PvdA):
Wat ons betreft zijn alle wetsvoorstellen over verhoging van de AOW-leeftijd in deze kabinetsperiode inmiddels wel de Kamers gepasseerd. U zult van ons geen initiatieven horen om daar nog verdere voorstellen voor te doen. Volgens mij is ook het kabinet dat zeker niet van plan. Het is ook belangrijk dat je rond de AOW voorspelbaar blijft, want mensen moeten weten waar ze aan toe zijn. Bovendien is het ook niet nodig om daarop nog verdere maatregelen te nemen. Wel is het nodig — ik ben blij dat de heer Kox dat met mij eens is — de positie van oudere werklozen op de arbeidsmarkt te verbeteren. Het kan niet zo zijn dat mensen met veel ervaring en veel levenswijsheid aan de kant belanden door allerlei oorzaken. Het lastige is dat er niet één gouden maatregel is waarmee je dit kunt oplossen, want het is een heel scala van factoren dat hierop inwerkt. Collega Hermans is daar al op ingegaan. Waaraan je zou kunnen denken, is het intensiveren van scholingsprogramma's voor ouderen. Bij veel werkgevers bestaat immers het beeld dat ouderen minder goed aangesloten zijn op de technologische ontwikkeling. Als ik naar mezelf kijk, klopt dat af en toe ook wel. Maar het is juist belangrijk dat we ouderen erbij houden en dat ouderen kunnen blijven meedoen op de arbeidsmarkt, ook als sprake is van snelle technologische vooruitgang. Het is echt belangrijk dat het kabinet dit hoog op de prioriteitenlijst zet. Het kan niet zo zijn dat de algemene trend van de werkloosheid is dat die omlaag gaat en dat juist voor deze groep mensen de werkloosheid blijft stijgen. Dat zou echt onaanvaardbaar zijn.
Ook allochtonen vinden nog onvoldoende hun weg naar de groeiende arbeidsmarkt. De minister-president heeft wel eens gezegd dat zij zich dan maar "wat harder moeten invechten", maar dat is ons net te makkelijk. Onderzoeken, onlangs nog hier in Den Haag, tonen keer op keer aan dat er wat wordt afgediscrimineerd onder werkgevers. Dat moet het kabinet actief bestrijden. Dit land kent een wenkend perspectief: als je je best doet op school en hard werkt, heb je toegang tot een goed leven. We willen toch niet het risico lopen dat dat perspectief voor allochtonen slechts beperkte geloofwaardigheid heeft? Dat kan onze samenleving immers blijvend ontwrichten. Om nog maar te zwijgen van het negatieve effect op het groeivermogen van onze economie als jong talent alleen maar vanwege de achternaam verloren gaat. Is het kabinet bereid de toegang voor allochtonen tot de arbeidsmarkt te verbeteren, en zo ja, hoe?
Mensen die juist chronisch tijd tekort komen, zijn (jonge) ouders. Het kabinet doet dit jaar een serieuze poging om hun worsteling om arbeid en zorg te combineren te verlichten. Als PvdA-fractie zijn we heel blij met de forse investeringen van het kabinet voor volgend jaar in kinderopvang, peuterspeelzalen en vaderschapsverlof. Deze zijn broodnodig en zullen zeker een positieve bijdrage leveren. Maar er blijft nog veel te wensen over. Nederland is absoluut geen koploper in het faciliteren van de combinatie van werken en zorgen. Ik zie jonge moeders die vastbesloten zijn om hun talenten niet onder de korenmaat te steken. En terecht, want meisjes presteren in het onderwijs aan alle kanten beter dan jongens. Ik zie ook jonge vaders die keihard werken: gemiddeld 40 uur per week, en dat is meer dan mannen werken in welke andere fase van hun leven. Dat doen zij vast niet allemaal om de poepluiers te ontlopen. Veel jonge mensen wonen in een (te) duur huis, onder water geraakt door de economische crisis en de kosten van kinderopvang zijn flink gestegen. Velen vallen sindsdien terug op informele opvang. Dat heeft mooie kanten. Maar je kunt als moeder 's nachts ook wakker liggen, als opa of oma opeens uitvalt en er op je werk net een belangrijke opdracht af moet. Of als vader, als je kind ongelukkig is op school en je het je niet kunt veroorloven om korter te gaan werken. Voor deze jonge mensen, die de samenleving zo veel positiefs voor de toekomst te bieden hebben: hun werklust, hun ideeën, de nieuwe generaties die zij groot brengen; voor deze jonge mensen zou het toch allemaal niet zo moeilijk moeten zijn? Als overheid zouden we hen toch juist maximale steun moeten willen bieden? In ons vergrijzende land hebben we er toch met zijn allen belang bij dat zij wel varen?
Graag vraag ik ook aandacht voor de kinderen zelf. Ook voor hen is het vaak niet eenvoudig. ’s Ochtends in de stress naar opvang of school, omdat de tijden van voorzieningen en werk vaak slecht op elkaar aansluiten. De pedagogische kwaliteit van de kinderopvang laat helaas nogal eens te wensen over.
De heer Schalk i (SGP):
Ik wil graag vragen aan mevrouw Barth wat zij denkt van de een- en tweeverdieners. Ik hoor haar een heleboel dingen zeggen over mensen die in de knoop komen, omdat ze voor hun gezin moeten zorgen en ook hun werk hebben te doen. Onlangs is onderzocht waar de eenverdieners zitten. Ze blijken uit alle politieke partijen te komen. Hoe kijkt mevrouw Barth aan tegen dat grote verschil tussen twee- en eenverdieners?
Mevrouw Barth (PvdA):
Wat onze fractie betreft, moet er dan wel genuanceerd gekeken worden naar de vraag, of we het hebben over alleenstaande alleenverdieners, of alleenverdieners met een partner. Want wij hechten, dat zal de heer Schalk niet verbazen, als Partij van de Arbeid grote waarde aan economische zelfstandigheid van individuen. Die economische zelfstandigheid van individuen moet door de overheid gestimuleerd en niet afgeremd worden.
De heer Schalk (SGP):
Dan zou ik aan mevrouw Barth willen vragen hoe zij aankijkt tegen de keuzevrijheid die er binnen gezinnen zou moeten en kunnen zijn als mensen bewust ervoor kiezen om de ene partner de zorg te laten doen, waarbij ook heel vaak naast de zorg voor het gezin ook mantelzorg moet worden geboden, en de andere partner de verdienende partner te laten zijn. Er zijn duidelijke voorbeelden van een eenverdienersgezin dat €40.000 verdient en €10.000 belasting betaalt, terwijl een tweeverdienersgezin dat samen hetzelfde bedrag verdient, €2.000 belasting betaalt. Dat is nogal wat. Is dat niet onrechtvaardig?
Mevrouw Barth (PvdA):
Voorzitter, ik vraag via u toestemming aan de heer Schalk om mijn tekst verder te mogen uitspreken, omdat ik dan nog meer op dit onderwerp in zal gaan. Ik nodig hem graag uit om dan zo nodig nog te interrumperen. Anders vrees ik dat ik in herhaling verval.
De voorzitter:
Dan vraag ik de heer Schalk om, als hij nog vragen heeft, ze te bewaren voor de volgende termijn. De minister-president heeft namelijk straks een andere verplichting, zodat ik straks wil schorsen.
Mevrouw Barth (PvdA):
Het ontbreekt in Nederland aan een geïntegreerde, goede voorziening voor alle 0-4-jarigen, terwijl goede kinderopvang zulke grote betekenis kan hebben in die belangrijke eerste jaren van een mensenleven. Schoolgaande kinderen met werkende ouders hebben meestal nog te lange middagpauzes, met, opnieuw, vaak achterblijvende kwaliteit van opvang: vaak wisselend, vaak door mensen die niet altijd verstand hebben van hoe je met grotere groepen kinderen pedagogisch verantwoord omgaat. En dan uit school weer naar een andere plek voor de naschoolse opvang, die lang niet altijd aansluit op de sportclub of muziekschool waar je graag naar toe wilt. Ook hier past de verzuchting: dit zou toch makkelijker en beter moeten kunnen? Elke investering die we als samenleving in onze kinderen doen, verdienen we later, als die kinderen volwassen zijn, dubbel en dwars terug. Dan zouden we toch als overheid de rode loper moeten willen uitleggen voor optimale kansen op ontwikkeling van jonge generaties? Of, concreter: een forse impuls moeten willen geven aan de kwaliteit van en de aansluiting tussen onderwijs en kinderopvang, voor-, tussen- en naschools? Nederland — nu kom ik aan het punt van de heer Schalk — is de kampioen van het anderhalf kostwinnersmodel, en dat lijkt ideaal. Maar het is slecht voor de economische zelfstandigheid van vrouwen. Veel vrouwen komen daar pas achter als het te laat is: als zij er alleen voor komen te staan. Te veel alleenstaande vrouwen belanden daardoor, als ze ouder zijn of juist nog schoolgaande kinderen hebben, blijvend in armoede. Voor het uitbreken van de crisis groeide het aantal economisch zelfstandige vrouwen uitbundig. Sinds 2008 staat deze ontwikkeling echter stil. Het gebeurt daardoor nog te vaak dat vrouwen al deeltijdwerkend stilzwijgend van de zorg voor hun kinderen de zorg voor hun ouders inrollen. Ook van deze mantelzorgers weten we dat ze het zwaar hebben, vooral omdat, opnieuw, de combinatie met betaalde arbeid vaak gecompliceerd is.
Werk is voor veel mensen niet alleen een bron van financiële zelfstandigheid, maar ook van zingeving. Gezien de hoge arbeidsproductiviteit in Nederland hebben we daar veel voor over, en terecht. Maar het leven is meer. De worsteling om ook tijd en aandacht te kunnen geven aan de mensen die ons lief zijn, verdient een politiek antwoord, een politieke agenda die gaat over het eerlijk delen van arbeid en zorg, van tijd en aandacht. Is de minister-president dat met ons eens? Wat zou het kabinet kunnen doen om de combinatie van arbeid en zorg in alle fasen van ons leven verder te verbeteren en gemakkelijker te maken? Hoe zouden we bijvoorbeeld een vierdaagse werkweek voor mannen en vrouwen kunnen stimuleren? Dat is goed voor de kwaliteit van onze samenleving en voor de verdienkracht van ons land. Is het kabinet bereid om een brede politieke agenda te ontwikkelen met voorstellen en ideeën om al die hardwerkende ouders van jongere kinderen en kinderen van oudere ouders een steun in de rug te geven?
Ik kom tot een afronding. Afgelopen zomer ben ik in meer media dan me lief is de veronderstelling tegengekomen dat het kabinet-Rutte/Asscher wel zo'n beetje is uitgeregeerd, nu alle grote hervormingen uit het regeerakkoord door het parlement zijn aangenomen. Maar wie de rest van de berichtgeving in de media tot zich neemt, ziet hoezeer zulke scribenten kennelijk onder de Binnenhofse kaasstolp leven. Alsof de werkelijkheid verandert op de dag dat een wet is aangenomen; alsof regeren niet veel meer behelst dan wetgeving in het parlement verdedigen. Want weer staat Europa voor een grote, gezamenlijke opdracht. In onze turbulente, onzekere wereld, waarin vreedzaam samenleven en rechtvaardigheid voor zoveel mensen onder druk staan, is het belang om politieke tegenstellingen te overbruggen groter dan ooit, om ons continent en ons land goed te kunnen besturen. De opdracht van elke regering is om aan onze kinderen en kleinkinderen een veilige, welvarende, duurzame en solidaire wereld na te kunnen laten. Daarom hebben we behoefte aan een kabinet met een warm hart, een koel verstand, een vaste hand en een open oog voor de toekomst. De minister-president viert morgen zijn eerste lustrum. Daar wil ik hem deo volente alvast mee feliciteren. We wensen hem en zijn ploeg ook voor 2016 en verder veel wijsheid en inspiratie.
De voorzitter:
Ik schors zo dadelijk de beraadslaging en de vergadering voor de lunchpauze tot 14.30 uur. Ik verzoek u allen nog even te blijven zitten voor een korte mededeling van de Griffier.
De beraadslaging wordt geschorst.