Plenair Brinkman bij voortzetting Algemene politieke beschouwingen



Verslag van de vergadering van 13 oktober 2015 (2015/2016 nr. 4)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 22.10 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Brinkman i (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister-president zeer voor zijn antwoorden, aan ons gegeven. Hij is een bescheiden mens en dat siert hem. Hij zei impliciet dat het Binnenhof al zo vol is met standbeelden dat hem daar geen plek voor een standbeeld rest. Hij heeft daar echter niet over geklaagd, dus hulde voor die bescheidenheid.

Hulde ook, en dan wat serieuzer, voor het feit dat de minister-president ernst en luim heeft afgewisseld. Terecht was er ernst toen het ging over de deze dag met de nare herinneringen aan de MH17. Hij gaf in zijn woorden de reacties daarop terecht een plek. Ik sta daar verder vandaag niet te lang bij stil. Ik wil wel zeggen dat de minister-president misschien een misinterpretatie heeft gegeven van mijn inleidende woorden, waarmee ik waarschuwde voor te veel "blije experiences". Ik heb één concrete vraag. De minister-president zei dat dit het grootste pakket aan hervormingen is dat een kabinet heeft gerealiseerd sinds de oorlog. Mijn vraag is of dat sinds de Eerste Wereldoorlog is of sinds de Tweede Wereldoorlog. De minister-president kan mijn inleiding wel nalezen in de Handelingen en dan alsnog daarop antwoorden.

De minister-president zegt sober en rechtvaardig verder aan de slag te gaan met het immigratievraagstuk. Dat wachten we uiteraard af en in de Tweede Kamer zal er ook nog wel over worden gedebatteerd. Ik wil er wel voor waarschuwen dat als het zo meteen gaat regenen en vriezen we al snel niet meer zullen uitkomen met de antwoorden hier vandaag gegeven, hoe precies geformuleerd ook door de minister-president. Er zijn natuurlijk een aantal zaken waarvan Europa de nationale regeringen nu vraagt om er concreet uitwerking aan te geven. Ik kan mij dus voorstellen dat burgemeesters en anderen die er in de praktijk mee bezig zijn, maar ook veel vrijwilligers wel willen weten waar zij aan toe zijn. Ik ga de punten niet allemaal herhalen. Het onderwerp zal ongetwijfeld morgen ook nog aan de orde komen. Ik raad de minister-president aan om morgen niet alleen te herhalen wat hij hier heeft gezegd. Dat zal hij ook wel niet doen, maar ik geef voor de zekerheid toch maar even mee dat concreetheid gewenst is.

De minister-president heeft gezegd dat de gepensioneerden eigenlijk toch nog wel redelijk af zijn, zelfs in vergelijking met het begin van de eeuw. Dat is een beetje een statistische waarneming. Hij zegt namelijk dat de indexaties, of liever gezegd de non-indexaties, het probleem zijn van de pensioenfondsen. Dat is natuurlijk niet waar. Hij geeft een financieel toetsingskader aan en doet voor de sectoren waar hij over gaat ook nog het een en ander aan de lonen. Dat is op zichzelf zijn goed recht, maar het gevolg van dat alles is wel dat er minder ruimte is om te indexeren. Dan kan hij niet zeggen: nou, de mensen moeten niet te snel klagen. Bovendien staan heel veel van de mensen die inmiddels met pensioen zijn voor de vraag wat zij aanvullend nog bij kunnen plussen vanuit hun vermogentje. Ik denk dat we bij de bespreking van het Belastingplan dit punt echt nog eens moeten hernemen, ook al omdat de minister-president zegt nog niet helemaal klaar te zijn met de hervormingen. We gaan misschien wel de grootste hervorming tegemoet onder zijn bezielende leiding, namelijk een forse herinrichting van het pensioen. Ik waarschuw hiertegen. Lees nog maar eens na wat wij hierover …

De voorzitter:

Mevrouw Barth.

Mevrouw Barth i (PvdA):

Dank u, voorzitter, ik zocht al naar het moment waarop de heer Brinkman even ademhaalde.

Ik hoor de heer Brinkman zeggen dat het kabinet zich te passief opstelt, gezien de stilstand van de pensioenen. Vertaal ik het zo goed? Als we echter spreken over de oorzaak van het feit dat de pensioenen niet of nauwelijks geïndexeerd kunnen worden, hebben we het toch voornamelijk over de lage rentestand en over het feit dat de levensverwachting in Nederland onverwacht snel is toegenomen. Ik zie het kabinet aan alle kanten alles doen om die lage rentestand wat omhoog te krijgen; het hele beleid van het kabinet is erop gericht om het economisch herstel zo'n vaart te geven dat die rente weer omhoog kan gaan. Ik mag toch hopen dat de heer Brinkman het met mij eens is dat de toegenomen levensverwachting van de Nederlanders niet iets is waar een kabinet beleidsmatig iets aan zou moeten willen doen.

De heer Brinkman (CDA):

Nee, maar wel aan de risico-inschattingen. Ik geef een voorbeeld uit de praktijk, die ik tot voor kort redelijk kende, namelijk als er rondom investeringen in vastgoed lange tijd gezegd wordt dat het een tricky business is. Dat is precies mijn redenering om op te merken dat er dicht bij huis wel heel goed renderende investeringen zijn te vinden, waarbij je niet hoeft te beleggen in allerlei ingewikkelde producten. Je loopt in de praktijk toch aan tegen die risicobenaderingen, dus niet tegen die sterftetabellen en ook niet tegen die lage rente, maar gewoon tegen dit soort risicoanalyses. Ik wil er nu niet te veel tijd aan besteden. Mijn suggestie is om dit punt te hernemen bij de behandeling van het Belastingplan straks. Daar lopen de dingen namelijk samen, als je uiteindelijk naar de koopkracht kijkt. Dat is althans mijn suggestie.

Mevrouw Barth (PvdA):

Ik heb toch nog een vraag. Ik hoorde de heer Brinkman ook protesteren tegen de aanpassing van het financieel toetsingskader. Ik neem aan dat hij dan doelt op de nieuwe berekening van de Ultimate Forward Rate. Ik heb een aantal jaren geleden ook gezegd dat we daar een stabiel tarief voor zouden moeten kiezen. Dat heeft het kabinet ook een aantal jaren gedaan, maar in de huidige situatie is het toch niet realistisch meer om nog vast te houden aan het rentetarief dat tot deze zomer gehanteerd werd, als we zien dat die rente zó langdurig zó laag blijft? Dan ben je met de pensioenfondsen toch bezig jezelf onterecht rijk te rekenen, hoe vervelend dat ook is? We kunnen niet genoeg benadrukken hoe zwaar en hoe vervelend het is voor alle gepensioneerden in Nederland, maar het is voor toekomstige generaties toch ook belangrijk dat we met een realistisch tarief werken?

De heer Brinkman (CDA):

Ik begrijp wel dat u het kabinetsbeleid wilt verdedigen, maar in de pensioenwereld zal straks wellicht gekeken worden — de minister-president geeft daar al een indicatie van in alle snelheid — hoe het verder moet met die tweede pijler. Dan krijg je allerlei ingewikkelde vragen; ik heb ze in eerste termijn ook genoemd. Dit moet u er niet even snel doorheen hameren, want dan krijgt u echt problemen met het draagvlak. Dan lopen de fondsen die vanuit de collectiviteit in de tweede pijler zijn opgezet gewoon leeg. Dat kan niet uw bedoeling zijn. Het is ook geen traditie van uw partij. Let dus op wat u daar in bespreking neemt.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Barth.

Mevrouw Barth (PvdA):

Zeker, dat is absoluut niet de bedoeling. Misschien is het goed om bij de bespreking van het Belastingplan hier nog wat nader op in te gaan, maar het is mij net iets te gemakkelijk om de bal helemaal voor het doel van het kabinet neer te leggen, terwijl er heel simpelweg ook sprake is van exogene factoren, waar het kabinet weinig tot geen invloed op kan uitoefenen, hoewel het wel zijn uiterste best doet om een en ander te verbeteren. Ik vind dat we eerlijk moeten zijn tegen de Nederlandse bevolking en moeten zeggen dat ook die factoren een oorzaak zijn van de situatie waarin de pensioenfondsen zich op dit moment bevinden. Anders wekken we een vals beeld bij de Nederlandse bevolking, namelijk dat een en ander politiek te beïnvloeden is, terwijl dat voor een heel groot gedeelte simpelweg niet het geval is.

De heer Brinkman (CDA):

Daar heb ik het dus ook niet over gehad. Ik heb het gehad over zaken waar de politiek wél invloed op heeft.

Dat geldt ook voor de kwestie van de locatiekeuzes voor energiewinning op zee. De minister van EZ heeft hier een toezegging gedaan bij de behandeling van het desbetreffende wetsontwerp een paar maanden geleden, namelijk dat hij met zijn voorgenomen keuze nog terugkomt naar deze Kamer en waarschijnlijk ook naar de overzijde. Nu zegt de minister-president dat het kabinet vast dicht bij de kust aan de slag gaat. Ik raad dit echt af; de minister-president moet zorgvuldiger omspringen met de toezeggingen die gedaan zijn. Ik heb niet voor niets gezegd dat wij geen stemvee zijn. Binnenkort komt er nog weer iets met Eneco en DELTA; ik noem het maar als voorbeeld. Wees nou voorzichtig met die vluggertjes.

Ik deel de opvatting van de minister-president dat we bij de Najaarsnota wel kunnen spreken over de vraag hoe we om moeten gaan met de begroting voor ontwikkelingssamenwerking en over andere aspecten van de kosten van de immigratie. Ik zal daarover nu dus verder het zwijgen toe doen.

Ten slotte kom ik te spreken over een zeer belangrijk punt, zoals ik al aangaf. Ik zou graag de Kamer een uitspraak voorleggen, als u dat tenminste goed vindt, voorzitter, over de positie waarin de rechtstaat naar onze mening verkeert. Ik denk dat ik bij interruptie wel duidelijk heb gemaakt hoe ernstig wij dit punt nemen. Wij houden er niet van om dreigende taal te spreken. Ik zat toevallig naast de minister van Financiën en die zei: het zijn wel forse woorden. Ik weet niet of hij dat tegen mij had of tegen een ander. Maar we zitten hier niet voor niets en als bijna een hele Kamer zegt dat dit anders moet, dan is het toch goed om daarnaar te luisteren, ervan uitgaande dat het kabinet deze motie straks in bespreking zal willen nemen en dat we er ook over kunnen stemmen.

De voorzitter:

Door de leden Brinkman, Kox, Nagel, Schalk, Koffeman, Kuiper, De Graaf en Strik wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er grote problemen zijn op gebied van Veiligheid en Justitie, in het bijzonder bij de rechtspraak, het OM, de politie, de reclassering, de toegang tot de rechter en het NFI, wat kan leiden tot aantasting van de rechtsstaat;

overwegende dat de door de regering voorgestelde begroting onvoldoende mogelijkheden biedt om de bestaande problemen het hoofd te bieden;

overwegende dat er grote urgentie bestaat om hier verandering in te brengen, en het verschaffen van duidelijkheid ten aanzien de begroting niet kan wachten tot eind december;

verzoekt de regering om vandaag toe te zeggen de begroting van Veiligheid en Justitie te zullen heroverwegen, en additionele investeringen te doen in bovengenoemde gebieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter B (34300).

De heer Brinkman (CDA):

Dit is niet slechts een hobby van onze fractie. Collega Kox heeft ook veel energie in de motie gestoken, maar u ziet aan de ondertekenaars dat dit brede sympathie heeft. Ik hoop dat wij ook op de sympathie van het kabinet op dit punt mogen rekenen.

Bij de behandeling van het Belastingplan komen wij wel terug op de cijfers over de belastinginkomsten die de minister-president heeft aangereikt. Ik dank hem zeer voor de precisie en in het algemeen ook voor de manier waarop hij dit debat heeft willen voeren. Het is snel gegaan en ik moest ook snel spreken. Wij zullen het over en weer nog weleens nalezen, want wij zijn hier nog niet over uitgesproken.