Verslag van de vergadering van 15 december 2015 (2015/2016 nr. 13)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 20.41 uur
De heer Engels i (D66):
Voorzitter. Ik begin met namens mijn fractie grote waardering uit te spreken in de richting van de bewindslieden, zowel voor de schriftelijke als voor de mondelinge antwoorden. Met hun schriftelijke antwoorden hebben deze bewindslieden een stukje staatsrechtelijke vernieuwing neergelegd en daar wordt mijn fractie altijd bijzonder blij van, al was het af en toe wel flink bladeren. Voor een keer moet het kunnen, vind ik. Ik vond de bewindslieden openhartig. Ik vond dat ze op veel punten verhelderend waren, ook op punten waar het mij wat minder uitkwam. Ze waren politiek scherp en ook dat kwam mij niet altijd uit. Ze hadden vooral ook een eigen stijl, maar daar doe ik verder geen mededelingen over.
Ik zal het verder kort houden, want vooral in de eerste termijn van de minister ben ik vele malen naar de interruptiemicrofoon gelopen. We hebben vele gedachtewisselingen gehad en ik voel niet voor een herhaling van zetten. Bovendien heb ik mijn voorgangers al opmerkingen horen maken die ik heel goed kan begrijpen. Ik verwacht van degenen die na mij komen ook nog wel de nodige opmerkingen.
Ik beperk me dus tot twee zaken. De eerste betreft het ministerie. De bewindslieden wekken de indruk dat ze serieus werk gaan maken van het veranderingsproces. Dat doet mij deugd. Er is sprake van meer afstemming, meer coördinatie en vooral politieke sensitiviteit. We gaan het zien. Ik was natuurlijk bijzonder teleurgesteld toen ik hoorde — je hoopt namelijk toch dat er op het laatst iets anders wordt gezegd — dat de ontkoppeling van Veiligheid en Justitie zelfs niet wordt voorbereid. Ik ben daar om twee redenen teleurgesteld over. De redenering in de schriftelijke beantwoording dat er dan weer stammenoorlogen ontstaan en dat de politie ook in de keten hoort, is al heel oud. Daar kun je ook andere antwoorden op geven, in plaats van de hele zaak maar bij het ministerie van Justitie te plempen.
Dit is nog een discussie, maar wat ik nog veel problematischer vind, is dat het erop lijkt dat de regering de motie die is aangenomen bij de Algemene Beschouwingen helemaal niet wil uitvoeren. Dat vind ik echt problematisch. Ik kondig alvast aan dat wij, mijn fractie en ik, ons zullen beraden over de vraag of wij dit een geëigende reactie vinden. De vraag stellen is eigenlijk hem beantwoorden. Ik denk dat dit zo niet kan.
Dan kom ik op de begroting. We hebben veel gewisseld over de drie hoofdpunten, de politie, het OM en de rechtsspraak. Ik markeer ook, onder anderen met mevrouw Duthler, dat de minister zich strijdbaar heeft verklaard. Dat waardeer ik. Hij kan geen toezegging doen over het resultaat en dat begrijp ik ook. Dat zou ik in zijn plaats ook zeker niet gedaan hebben. Ik aarzelde toen ik las in de schriftelijke beantwoording dat er nu een voldoende solide financiële basis is. Later heeft de minister dit gelukkig genuanceerd. Anders zouden die Tweede Kamermoties natuurlijk ook niet zijn ingediend en zou de minister die ook niet zo serieus nemen. Ik denk dat we kunnen vaststellen — dat geldt ook voor de bewindslieden — dat niet alle risico's voor 2016 zijn weggewerkt. Er is een sterke verbetering gaande, maar niet alle risico's zijn weg. Er zijn ook nog nieuwe uitdagingen. Dat betekent dat er nog wel wat moet gebeuren.
Daarmee kom ik op het kernpunt. Er zijn onderzoeken gaande. De minister is hier en daar nog bezig met prijsonderhandelingen. Daar heb ik begrip voor. We weten nog niet wat eruit komt. De minister zei: mocht blijken dat er naar aanleiding van de drie Tweede Kamermoties over die drie onderdelen extra middelen nodig zijn, dan zal ik mij richting de Voorjaarsnota in de ministerraad weren. Dat vindt mijn fractie in ieder geval niet voldoende. Ik heb aangegeven, ook in interrupties, dat het mijn indruk is dat niet alleen mijn fractie, maar ook andere fracties grote zorgen hebben over de begroting, de risico's en de budgetspanningen. In alle betogen heb ik in meer of mindere mate het signaal opgepikt dat het elke fractie zal verbazen als er straks bij de Voorjaarsnota het cijfer 0 komt te staan. Dat kan niet waar zijn. Er zit dus licht tussen de zorg van de Kamer en hoe de minister hierop reageert. Ik begrijp dat hij zich niet wil vastpinnen. Ik wil de minister overigens helemaal niet vastpinnen, maar ik zie toch aanleiding om een motie in te dienen. Die is niet bedoeld om de minister vast te pinnen en ook niet om hem het bos in te sturen. Ik verzoek de minister de motie op te vatten, in zijn eigen woorden, als een extra rugdekking in de richting van de gesprekken die gaan plaatsvinden in de ministerraad over de Voorjaarsnota.
De voorzitter:
Door de leden Engels, Bikker, Ruers, Backer, Bredenoord, Strik, Stienen en Rinnooy Kan wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de begroting van Veiligheid en Justitie na de jongste nota van wijziging minder financiële risico's en budgetspanningen kent;
constaterende dat daarmee echter het op adequaat niveau functioneren van politie, Openbaar Ministerie en rechtspraak nog niet verzekerd is;
van mening dat daarvoor in de Voorjaarsnota een tweede structurele aanvulling op de begroting noodzakelijk is, waarvoor vanuit de ketenpartners en door de Tweede Kamer genoegzaam indicaties zijn gegeven;
dringt er bij de regering uitdrukkelijk op aan om in de Voorjaarsnota de begroting van Veiligheid en Justitie op een niveau te brengen waarmee de nog bestaande risico's op tekorten en achterblijvende prestaties bij politie, Openbaar Ministerie en rechtspraak worden geminimaliseerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter L (34300-VI).