Plenair Van Rij bij behandeling pakket Belastingplan 2016 en Wet Common Reporting Standard



Verslag van de vergadering van 14 december 2015 (2015/2016 nr. 12)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 18.49 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Rij i (CDA):

Mevrouw de Voorzitter. Het is voor mij een grote eer om hier vandaag in de senaat mijn maidenspeech te mogen houden. En dan gaat het ook nog over belastingen, een kernthema in de politiek en in mijn beroepsleven. Een thema ook dat mij in mijn werk altijd heel dicht bij de politiek heeft gehouden, of ik dat nu wilde of niet. En dat wilde ik natuurlijk wel.

In de jaren zeventig van de vorige eeuw was ik leerling aan het Christelijk Gymnasium Sorghvliet, tegenover het Catshuis. Met enige regelmaat bezocht ik, op de publieke tribune, de vergaderingen van de Tweede Kamer. De Eerste Kamer stond eerlijk gezegd nog niet op mijn netvlies. Mijn vader werkte in die tijd bij de Rijksvoorlichtingsdienst, in het bijzonder belast met de voorlichting van het Koninklijk Huis. Zijn kantoor was gevestigd op Binnenhof 20. Ik spreek hier over de tijd van het roemruchte kabinet-Den Uyl. In maart 1977 heb ik bij wijze van spreken dat kabinet letterlijk zien vallen. Als ik 's ochtends vroeg per fiets op school arriveerde, stonden de journalisten nog steeds rondom de hekken van het Catshuis, alwaar dat kabinet de zoveelste nachtelijke vergadering had doorgemaakt over de grondpolitiek. Dat onderwerp overleefde het kabinet-Den Uyl niet. Als hoofdredacteur van de schoolkrant mocht ik er graag hele beschouwingen aan wijden, of mijn medeleerlingen dat nu leuk vonden of niet.

Enkele maanden geleden wreef mijn oudste broer mij het volgende citaat uit 2000 onder de neus: "Ik ben een parttimer in de politiek. Dat bevalt mij. Wat mij leuk lijkt, is zo tegen mijn zestigste voor een aantal jaren in de senaat te gaan". Meer dan vijftien jaar later is het zo ver en hoop ik mij dienstbaar te mogen opstellen om het werk als medewetgever zo goed mogelijk te doen. Ik zal daarbij steeds de rol van de Eerste Kamer goed voor ogen houden, de wetsontwerpen die in de Tweede Kamer zijn aangenomen toetsend op rechtmatigheid, uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en verenigbaarheid met het Europese en internationale recht. Met grote belangstelling zie ik uit naar de debatten met de regering en de andere geachte afgevaardigden.

Vandaag en morgen behandelen we maar liefst zes wetsvoorstellen die met fiscale wetgeving en beleid te maken hebben. Een fiscalist likt daar zijn vingers bij af. Toch moet mij wel van het hart dat er grote vraagtekens gezet kunnen worden bij de zorgvuldigheid van het wetgevingsproces. De Tweede Kamer heeft welgeteld drieënhalve maand om zich in de ingewikkelde materie te verdiepen en de Eerste Kamer één maand. De regering heeft op dat punt beterschap beloofd; wij zullen het zien. En dan laat ik het bochtige parcours van de ternauwernood ingediende novelle maar buiten beschouwing.

Ik spits mijn bijdrage toe op vier onderwerpen: het inkomensbeleid, het box 3-plan, de fiscale concurrentiepositie van Nederland en de balans tussen wetgeving en uitvoering.

Vandaag had de apotheose moeten worden van een grootse en meeslepende belastinghervorming. Zo moet de staatssecretaris van Financiën zich dat vorig jaar hebben voorgesteld. Dromend op zijn fiets zal hij, optimistisch als hij is, gedacht moeten hebben dat zijn naam eind 2015 in de geschiedenisboeken terecht zou komen met de belastinghervorming van Wiebes. Ik zie hem instemmend knikken!

(Hilariteit)

De heer Van Rij (CDA):

Hoe anders is het gelopen. Wat vandaag voorligt, is in de verste verte geen belastinghervorming. Het is uitgelopen op een doodgewone uitruil van belangen, het deels teruggeven van geld aan burgers dat ze eerst is afgepakt. Laten wij het een gemiste kans noemen. Dat is inmiddels toch wél een historische uitspraak geworden. Gezien de antwoorden van de regering is de coalitie er niet debet aan dat het geen belastinghervorming is geworden. Het was louter en alleen die vervelende oppositie die maar steeds niet voor het noodzakelijke draagvlak zorgde.

Misschien toch even een moment van reflectie. Waarom koos de regering bewust voor sonderingen achter de schermen? Vanwaar deze angstige houding? Waarom heeft zij niet gedurfd om eerst een grote schets inzake een belastinghervorming te presenteren, zoals Zalm en Vermeend dat deden met de belastingverkenning voor de 21ste eeuw? Dat is transparant de dialoog daarover aangaan met de samenleving. Zo had die schets kunnen bestaan uit de volgende bouwstenen: een generieke verlaging van inkomstenbelastingtarieven en slechts twee schijven, een verbreding van de grondslag en een beperkt aantal heffingskortingen. Wij noemen dat de sociale vlaktaks. Maar dit geldt ook voor een doortastende visie op de winstbelasting. Ook daarbij zou de grondslag verbreed moeten worden en het tarief verlaagd, zodat er meer in Nederland geïnvesteerd kan worden door bedrijven in Nederland. Dat is goed voor de werkgelegenheid. Het kabinet heeft bewust gekozen voor gesprekjes in de achterafkamertjes om vervolgens doodleuk te zeggen: er is geen draagvlak voor meer. Wie kan dat nu controleren?

Hoe ziet belastinghervorming à la Wiebes er overigens uit? Een beetje van dit, een beetje van dat. Een klein beetje tariefsverlaging in de tweede en derde schijf, een beetje verlenging van de derde schijf en een indexering van schijven. Als wij dat de rechterhand van dit kabinet noemen, dan is er in dit kabinet altijd de onvermijdelijke linkerhand. En jawel, het kabinet heeft nu zo'n beetje alle kortingen die ertoe doen inkomensafhankelijk gemaakt: de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de algemene inkomensafhankelijke combinatiekorting. Een gevolg is dat burgers met een soms heel lage marginale druk, ruim 2%, worden opgevrolijkt of met een heel hoge marginale druk worden belast, 56%. De rechtvaardiging voor deze mix is dat het arbeidsaanbod met het astronomische aantal van 35.000 banen gaat toenemen. Ja, niet volgend jaar en de jaren erna, maar dat zijn de gunstige werkgelegenheidseffecten over tientallen jaren. Dat wordt dan aan het volk verkocht alsof het kabinet zorgt voor 35.000 nieuwe banen. Als kersverse senator vraag ik mij dan af in welke werkelijkheid ik ben terechtgekomen. Inderdaad, dat is de werkelijkheid van het MICSIM-model van het CPB, dat door het kabinet en een deel van de oppositie als heilig is verklaard. Iedere discussie over het gebruik van dat model is onmogelijk, zelfs een genuanceerde discussie.

Voor een gewone burger is dit een vrij absurde discussie. Je zult maar behoren tot één van die 600.000 werklozen en te horen krijgen dat nog eens 35.000 mensen zich op langere termijn gaan melden op de arbeidsmarkt. De eerste vraag die je dan stelt, is: en welke baan komt er voor mij en mijn buurman? Inderdaad, geen enkele. Ik kom daar straks nog op terug, maar ik wil alvast wel het volgende kwijt. Het Binnenhof creëert geen banen, of het zou om de verbouwing van het Binnenhof zelf moeten gaan.

Aan de gekozen mix kleeft nog een groot bezwaar. Dat heeft te maken met de steeds groter wordende inkomensverschillen tussen tweeverdieners met kinderen en werkende alleenstaanden met kinderen aan de ene kant en gezinnen met kinderen en één kostwinner aan de andere kant. Het Centraal Planbureau heeft die verschillen nog eens doorgerekend op verzoek van acht partijen in de Tweede Kamer. Door het gebruik van de gerichte fiscale instrumenten houdt een alleenstaande ouder met kinderen die een modaal inkomen van €36.000 verdient ruim €6.000 meer over aan beschikbaar inkomen dan een eenverdiener met kinderen. Gescheiden leven lijkt zo fiscaal gestimuleerd te worden.

Voor het CDA is daarmee het einde van het gebruik van die gerichte fiscale instrumenten definitief in zicht, temeer omdat het gebruik daarvan slecht uitpakt voor de inkomenspositie van ouderen en steeds minder mensen geen effectief gebruik kunnen maken van de kortingen omdat het inkomen te laag is en zij te weinig belasting betalen. Dat heet de verzilveringsproblematiek. En ten slotte: de burger begrijpt er niets meer van. Denken wij nu werkelijk dat het volgende tafereeltje zich in menig Nederland huisgezin gaat afspelen op 1 januari 2016: "Lieverd, het wordt tijd dat jij je gaat melden op de arbeidsmarkt, want de algemene inkomensafhankelijke combinatiekorting is iets gestegen en de arbeidskorting ook."?

Ik kom te spreken over de voorgestelde aanpassing in box 3. Laat ik maar met de deur in huis vallen: de leden van de CDA-fractie zien helemaal niets in de plannen van het kabinet om box 3 aan te passen. Collega Hoekstra kondigde tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen al aan dat ik het mes in het varkentje van box 3 zou zetten. Laat ik eens een poging wagen, met respect aan de geachte afgevaardigde van de dierenpartij.

Het is naar de mening van mijn fractie volstrekt onjuist om plannen die betrekking hebben op het belastingjaar 2017 in het Belastingplan 2016 op te nemen. Wij hebben dan ook geen enkele boodschap aan het feit dat VVD en PvdA elkaar hier in een dodelijke wurggreep omstrengeld houden. Mijn fractie staat niet alleen in haar massieve kritiek dat er geen enkele noodzaak voor de koppeling is, noch wetssystematisch, noch budgettair. Ook de Raad van State en vele professoren delen die mening. De tot nu toe gegeven verklaring voor deze koppeling van regeringszijde overtuigt niet. Mijn fractie ziet het verband tussen lastenverlichting op arbeid en lastenverzwaring op vermogen niet, zeker niet wanneer de lastenverzwaring op vermogen een wassen neus is. Naar de mening van mijn fractie is hierbij puur sprake van een politieke deal tussen de regeringspartijen en wordt een serieuze toets van deze voorstellen door de Eerste Kamer belemmerd. Dat is staatsrechtelijk verwerpelijk. Mijn fractie is dan ook verheugd dat de motie-Hoekstra in dit huis met algemene stemmen is aangenomen. De reactie van de regering vonden wij zeer zuinigjes: "Echter, bovenstaande motie geeft aan dat uw Kamer deze samenhang anders beoordeelt. Ik heb hier in het debat begrip voor getoond". Het is voor het kabinet te hopen dat de inhoud en strekking van deze motie serieus worden genomen.

Onze bezwaren tegen de koppeling van de herziening van box 3 aan dit Belastingplan blijven staan. Wij vragen de regering daarom hier nogmaals de voorstellen rondom box 3 te ontkoppelen. Wij verzoeken de regering een nieuw voorstel in 2016 bij het parlement in te dienen, zodat er fundamenteel en inhoudelijk over het belasten van inkomsten uit vermogen gesproken kan worden, zeker nu de motie-Groot/Bashir in de Tweede Kamer is aangenomen. De regering heeft de gedragseffecten van de voorstellen in het geheel niet in beeld. En als die wel in beeld zijn, is dat nog niet verteld. Mijn vragen daarover zijn sterk ontwijkend beantwoord. Het huiswerk is nog niet af. Kan de staatssecretaris alsnog ingaan op de door mij beschreven alternatieve routes voor box 3, met de mogelijke gedragseffecten?

Ik moet zeggen dat ik zelden zo'n slecht doordacht plan heb gezien. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de regering er niet in is geslaagd om twee tegenovergestelde beginselen van heffing inzake inkomsten uit vermogen met elkaar te combineren: het realisatiebeginsel aan de ene kant — je betaalt pas belasting als je inkomsten geniet of vermogenswinst betaalt — en de fictie aan de andere kant.

In onze Wet inkomstenbelasting is in 2001 bewust gekozen voor het heffen op basis van een fictie. De reden hiervoor was dat de Wet inkomstenbelasting 1964 tot een daling van belastinginkomsten leidde doordat in beginsel belaste netto-inkomsten uit vermogen werden omgezet in onbelaste vermogenswinsten. Het realisatiebeginsel gold immers niet voor vermogenswinsten; er was toen geen vermogenswinstbelasting. Wel was er een vermogensbelasting. In 2000 werd besloten om de vermogensbelasting af te schaffen en een zogenaamde box 3 in te voeren. Met deze eenvoudige oplossing zouden stabiele belastinginkomsten voor het Rijk worden gegarandeerd. Thans is dat 4 miljard euro. Het percentage van het forfaitair rendement van 4 werd gerechtvaardigd door te verwijzen naar het reëel risicovrij rendement op Nederlandse staatsobligaties over een periode van vijftien jaar, en dus niet alleen door het nominale rendement, rekening houdend met de inflatie. Zo kwam men op die 4%. Kortom, het is óf de fictie óf het realisatiebeginsel, maar niet beide. De staatssecretaris heeft naar de mening van de leden van de CDA-fractie tevergeefs het onverenigbare proberen te verenigen.

Wat is nu het grootste probleem? Met de huidige lage rentestanden maakt slechts een deel van de beleggers 4%. De memorie van toelichting laat dat heel duidelijk zien. Ongeveer 25% van alle belastingplichtigen valt in box 3: 3,3 miljoen mensen. Van die groep heeft ruim 2,3 miljoen een belastbare grondslag voor sparen en beleggen tussen €0 en €100.000. Met name de groep tot €100.000 belegt voornamelijk in banktegoeden en zet het geld conservatief op de bank. Dat is ongeveer 60%. De rente op dit moment is 1%. Laten we zeggen dat er 1% inflatie is. Dan heb je 0% gemaakt, maar moet je wel 1,2% betalen. Dit betekent dat je inteert op zuur verdiende spaarcentjes. Het CDA meent dan ook dat die beleggers niet worden geholpen met de plannen van het kabinet. Wel heeft het CDA met belangstelling, via de novelle, kennisgenomen van het voorstel om de vrijstelling in 2016 wat te verhogen. Dat is een kleine stap in de goede richting.

Met het voorstel voor 2017 wordt er niet zo veel opgelost. Ondanks de voorgestelde verhoging tot €25.000 en de verlaging van het forfaitair rendement tot 2,9% voor de groep van €0 tot €100.000, zal de belastingdruk nog altijd 0,87% zijn. Met andere woorden: de voorzichtige spaarder — zijnde meer dan 60% van de ruim 2 miljoen beleggers — gaat er nog steeds op achteruit; niet met 1,2%, maar met 0,87%. Dat is net zoiets als dat je 40° koorts hebt, naar de dokter gaat die je een middel geeft en zegt: "U hebt nu 40° koorts, maar met dit middel zakt de koorts naar 39° en voelt u zich een stuk beter". Met andere woorden: het zet nog geen zoden aan de dijk.

Ik ga nog even door, want ik merk dat het mes nog niet voldoende in het varkentje zit. De regering stelt drie schijven voor. Naast de eerste schijf van €0 tot €100.000 komen er twee andere schijven: de tweede schijf loopt van €100.000 tot €1.000.000 met een forfaitair rendement van 4,7% en de derde schijf met 5,5% bij meer dan €1.000.000. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat werkelijk geen enkele belegger nog de aansluiting zal zien met de individuele situatie. Het gaat hier om gemiddelden die op basis van volstrekt willekeurige aannames qua tijd en qua benchmark zijn gekozen.

De CDA-fractie heeft principieel grote bezwaren tegen deze zeer ingewikkelde wijze van wetgeving. De charme van de eenvoud van het stelsel, zoals wij dat sinds 1 januari 2001 kennen, wordt volstrekt tenietgedaan. De eenvoud is vervangen door een complexiteit met vele wiskundige formules waar geen enkele belastingplichtige nog een touw aan kan vastknopen. Ik zou willen zeggen: "Welkom in de wondere wereld van Willy Wortel Wiebes". Het is een volstrekte illusie om te veronderstellen dat de beleggers, die bijvoorbeeld over meer dan 1 miljoen euro in box 3 beschikken, niet naar rechtmatige alternatieven zullen kijken. Overigens is die groep goed voor 25% van de belastingopbrengsten van 4 miljard, terwijl het slechts om 1% van het totaal aantal belastingplichtigen in box 3 gaat. Dit voorstel brengt de belastingopbrengsten in gevaar. Het CDA zal zich in 2016 blijven inzetten voor de kleine spaarder en voor een simpelere oplossing dan nu voorligt. Wij zullen er alles aan doen om dit in onze ogen vermaledijde plan te torpederen voor 1 januari 2017.

Op fiscaal terrein zien wij de toenemende invloed van Brussel en Parijs. Naar vandaag toe vertaald, liggen er maar liefst drie voorstellen die door Brussel, de Europese Unie, of door de OESO zijn geëntameerd: de country-by-country reporting, de implementatie van de Moeder-dochterrichtlijn en de Common Reporting Standard. De leden van de CDA-fractie onderschrijven het internationale fiscale beleid van dit kabinet, maar er ontbreekt nog een echte "sense of urgency". Aan de ene kant maakt Nederland zich terecht sterk voor maatregelen tegen belastingontwijking en ondersteunt om die reden dan ook het zogenaamde BEPS-project. Nederland loopt hiermee zelfs voorop, zoals bij het actief benaderen van ontwikkelingslanden om de algemene antimisbruikbepaling aan te passen of hulp aan te bieden in het kader van de capaciteitsopbouw van de belastingdiensten in ontwikkelingslanden. Ook ten aanzien van de uitwisseling van tax rulings aan belastingdiensten heeft Nederland het voortouw genomen. Kan de staatssecretaris zich ook een scenario voorstellen waarin bedrijven straks in sterk verminderde mate in tax rulings zijn geïnteresseerd, waarmee Nederland een van zijn kroonjuwelen ziet verblinken? Aan de andere kant staan er voor Nederland grote belangen op het spel. Buitenlandse investeerders zijn goed voor 15% van de echte werkgelegenheid in Nederland. We praten dan over echte, reële banen, 949.000 directe banen, en niet over indirecte banen. Nederland moet niet naïef zijn. Een aantal grote landen, zoals Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië en Italië, zouden maar wat graag die werkgelegenheid binnen de eigen landsgrenzen hebben. De concurrentie tussen Europese landen om aantrekkelijke buitenlandse investeerders naar binnen te halen, is bijzonder groot. In die zin heeft het kabinet gelijk dat uitsluitend harde afspraken tussen EU-landen ertoe doen. Nederland moet geweldig op zijn eigen zaak letten. De toenemende bemoeienis van Brussel op het gebied van de directe belastingen is immers niet van politieke belangen ontbloot. De Europese Commissie gaat wel heel ver in het oprekken van de eigen bevoegdheden, zoals bij de inzet van het instrument van ongeoorloofde staatssteun bij de beoordeling van tax rulings.

Op het beleid dat Nederland voert ten aanzien van de implementatie hebben wij ook een puntje van kritiek. Ik heb het hierbij in het bijzonder over het voorstel voor de implementatie van de Moeder-dochterrichtlijn. Volgens ons gaan hierbij twee zaken principieel fout. De implementatiewet gaat verder dan de richtlijn. Sterker nog, de uitleg met betrekking tot de hybride leningen is volgens ons zelfs in strijd met de richtlijn. Daarbij wordt het karakter van een hybride lening in fiscale zin, namelijk eigen vermogen, ontkend. De uitkomst is dan ook negatief. In plaats van dubbele non-belasting, dat de richtlijn probeert te bestrijden — en waarmee wij het eens zouden zijn — wordt nu in sommige gevallen dubbele heffing geëntameerd in situaties waarin de rente in het buitenland niet of gedeeltelijk aftrekbaar is. Dat is een overkill die ook Brussel niet voor ogen stond, maar Den Haag kennelijk wel. Wij zijn benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris. Wij zijn tot nu toe niet overtuigd door zijn antwoorden. Ik hoor graag de reactie van de staatssecretaris op dit punt.

Met grote instemming hebben wij kennisgenomen van de uitvoeringstoets bij dit belastingpakket. Deze staatssecretaris mag dat echt op zijn conto schrijven. Hij heeft dat vorig jaar toegezegd in zijn brief over de brede aanpak met betrekking tot de Belastingdienst. Bij de belastingwetgeving is er de laatste jaren te vaak sprake geweest van wettelijke maatregelen die uitvoeringstechnisch niet goed uitpakten. Door nu consequent per voorstel en per maatregel met een uitvoeringstoets te komen, wordt de medewetgever meegenomen in de afwegingen die worden gemaakt. Niets is schadelijker voor een samenleving dan belastingwetgeving die in de uitvoering tot grote onduidelijkheden en onrechtvaardigheden leidt.

Een puntje van aandacht: de uitvoerende macht mag niet op de stoel van de wetgevende macht gaan zitten. Uiteraard is het allemaal nog wennen, maar wij vinden dat er zeker in de beantwoording nu te vaak en te snel naar het argument van de uitvoering wordt gegrepen om voorstellen uit het parlement af te wimpelen, en dat terwijl de eigen qua uitvoering zeer bewerkelijke voorstellen met droge ogen worden verdedigd. Dat is ook weer niet de bedoeling. Ik zal hiervan later in het debat een aantal voorbeelden noemen, maar wacht eerst de reactie van de staatssecretaris af.

Ik ga afronden. Alles afwegende, steunt de CDA-fractie het Belastingplan 2016 zoals dat thans voorligt, evenals het belastingpakket. Ik kan ook een tipje van de sluiter oplichten. In de novelle hebben wij geen heel bijzondere afwijkingen kunnen ontdekken. Voor ons zijn de positie van werkenden en gezinnen belangrijk, evenals de positie van ouderen, van het bedrijfsleven als motor van echte banen, en van de kleine spaarders. Zoals bekend heeft het CDA steeds voor lastenverlichting gepleit. De burgers hebben er recht op om na zeven magere jaren een deel van de lastenverzwaring terug te krijgen. Dat is goed voor de economie. Het zal de consumptie aanjagen, evenals de investeringen. Mild formulerend zien wij in de gekozen richting een eerste stapje naar een bredere hervorming.

Het CDA is tegen het plan-box 3 en zal dat op alle momenten en met alle argumenten en middelen blijven bestrijden, omdat de kleine spaarder daar niet mee geholpen is. Daarnaast roepen wij het kabinet op om grote haast te maken met de ontwikkeling van een strategie voor de vennootschapsbelasting, zodat wij een robuust en rechtvaardig systeem hebben dat internationaalproof is en Nederland een aantrekkelijk land laat zijn en laat blijven voor ondernemers, zowel binnenlandse als buitenlandse. Zij zijn immers de basis van onze welvaart.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Van Rij. Mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech bij dit belangrijke debat. Dat u drie minuten over de door u aangekondigde spreektijd van 25 minuten heen bent gegaan, vergeef ik u deze keer. Het is niet toevallig dat deze speech over het Belastingplan gaat. U bent immers een fiscaal expert. U studeerde Nederlands recht en fiscaal recht aan de Universiteit van Leiden. Al tijdens de laatste studie begon u uw werkzame leven als assistent-belastingadviseur. Na uw afstuderen in 1986 werd u medewerker bij de Algemene Bank Nederland. In 1990 werd u belastingadviseur bij Loyens&Volkmaars in Amstelveen. Een jaar later vestigde u zich als zelfstandig belasting- en financieel adviseur in Den Haag.

In 1994 trad u in dienst bij Ernst & Young Belastingadviseurs, waar u tot op de dag van vandaag aan verbonden bent. Als senior partner bent u momenteel actief als Global- en EMEIA Leader Private Client Services. Kunt u het nog volgen? Waar staat "EMEIA" voor?

De heer Van Rij (CDA):

Dat staat voor "Europe, Middle East, India, Africa".

De voorzitter:

Oh, dear. Nou, dank u wel.

Als senior partner bent u momenteel dus actief als Global- en EMEIA Leader Private Client Services. U bent voorzitter van het Regionaal Partnerforum België-Nederland, lid van de EMEIA Advisory Council en lid van de Global Governance Council.

In al die jaren hebt u uw opleiding steeds verder verbreed door postacademisch onderwijs te volgen aan het Nederlands Instituut voor Bank- en Effectenbedrijf, de Erasmus Universiteit, Harvard Business School, Booth School of Business in Chicago, Instituto Empresa Business School in Madrid, en, vorig jaar nog, aan Insead in São Paulo. Ik dacht dat dit in Fontainebleau zat, maar kennelijk zit dat ook in São Paulo. Het zit dus over de gehele wereld.

Uw politieke affiniteit openbaarde zich al op jonge leeftijd. Naar verluidt trakteerde u reeds op 12-jarige leeftijd uw klasgenoten op een lezing over Abraham Kuyper. Binnen het CDA hebt u een zeer actieve loopbaan gehad, die in 1986 in Wassenaar begon met, achtereenvolgens, het oprichten van de CDJA-kern, het lidmaatschap van de gemeenteraad en het wethouderschap. In een roerige tijd, in 1999, werd u landelijk voorzitter van uw partij, het CDA. Over die jaren publiceerde u in 2002 "Duizend dagen in de landspolitiek. Leiderschapscrises in het CDA". Uw dagboeken uit die periode inspireerden mede tot het boek "Gepland toeval" van Rien Fraanje en Jouke de Vries dat in 2010 verscheen. Het verschijnen van dat boek zal u deugd gedaan hebben.

U bent uw partij altijd een warm hart toe blijven dragen, maar schrikt er niet voor terug om een kritisch geluid te laten horen als u daar aanleiding toe ziet. Dat deed u onder andere in uw opinieartikelen, waarvan u de afgelopen 25 jaar een breed scala hebt opgebouwd, samen met uw wetenschappelijke publicaties over fiscaliteit. U droeg de afgelopen jaren ook bij aan verkiezingsprogramma's van uw partij en aan plannen over de toekomst van de belastingen. Daarmee kunt u dus ook bij mijnheer Wiebes terecht. In die artikelen zette u ook de Eerste Kamer de pen op de neus. Meermaals riep u de Kamer op om kritische vragen te stellen over de rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van een wetsvoorstel. Het zal u dan ook deugd doen dat u sinds juni deel uitmaakt van deze Kamer en nu daarbinnen inbreng kunt leveren bij de belangrijke wetsvoorstellen die hier aan de orde zijn.

Ik wens u alle succes bij uw verdere bijdrage aan het werk van de Kamer en ik schors de vergadering om de collegae en mijzelf de gelegenheid te geven u te feliciteren.