Plenair Van de Ven bij behandeling pakket Belastingplan 2016 en Wet Common Reporting Standard



Verslag van de vergadering van 14 december 2015 (2015/2016 nr. 12)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 22.22 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van de Ven i (VVD):

Mevrouw de voorzitter. In de eerste plaats wil ik uiteraard net als mijn voorgangers de collega's Van Rij en Köhler feliciteren met hun maidenspeech. Ik heb weer kunnen vaststellen dat er verschillen bestaan in uitgangspunten en dat zal mij verder kunnen scherpen in het werk voor deze Kamer. Ik zie met heel veel belangstelling uit naar de samenwerking met beide collega's Van Rij en Köhler in de naaste toekomst. En die begint met het Belastingplan.

De leden van de VVD-fractie zijn van oordeel dat het belastingpakket 2016 geen "grote belastingherziening" is. De blauwdruk voor de fundamentele herziening van het belastingstelsel op basis van het rapport van de Studiecommissie Belastingstelsel van 7 april 2010, de commissie-Van Weeghel, en het rapport Naar een activerender belastingstelsel van 17 juni 2013, van de commissie-Van Dijkhuizen, heeft in de zomer van 2015 op partijpolitieke gronden helaas niet mogen leiden tot een breed draagvlak voor een wenselijke stelselherziening. Van de drie onderdelen voor de financiering van een fundamentele herziening van ons belastingstelsel — te weten: 5 miljard euro lastenverlichting voor werkenden plus 5 miljard euro extra opbrengst btw plus 5 miljard euro intensivering van gemeentelijke belastingen — is alleen de 5 miljard euro lastenverlichting voor de burger overgebleven. Uiteindelijk stijgt op grond van het initiatief van de staatssecretaris met zijn vierde nota van wijziging voor inkomensbeleid tijdens de Tweede Kamerbehandeling, de koopkracht voor alle belastingplichtigen in meerdere of mindere mate met gemiddeld 1,4%.

De leden van mijn fractie hebben met tevredenheid kennis genomen van de novelle die de staatssecretaris op 9 december jl. bij de Tweede Kamer heeft ingediend. Daarmee is in dit huis voldoende draagvlak gecreëerd voor het Belastingplan 2016. De novelle, die naar het zich laat aanzien zal worden aangenomen in de Tweede Kamer, verfijnt het positieve inkomensbeleid van deze staatssecretaris. De staatssecretaris heeft in zijn brief van 8 december 2015 verder meegedeeld, het belastinggebied van gemeenten koopkrachtneutraal voor burgers te willen verruimen. Daartoe komt de regering vóór de zomer van 2016 met een voorontwerp van wet. Met deze aangekondigde maatregelen is overigens nog steeds niet sprake van een grote belastingherziening.

In dit verband merk ik het volgende op. Collega Frank de Grave heeft er bij de Algemene Financiële Beschouwingen op 10 november op gewezen dat het koppelen van twee eigenstandige wetsvoorstellen in het Belastingplan 2016 waarbij één wetsvoorstel in 2016 in werking treedt en het andere wetvoorstel in 2017, onwenselijk is. Het oneigenlijk koppelen van twee fiscale voorstellen voor twee jaren in één belastingplan zou, ten onrechte, verder de gedachte kunnen voeden dat sprake is van, wederom, een grote belastingherziening. Quod non. De leden van de VVD-fractie hebben gestemd vóór de motie-Hoekstra van 17 november, die de regering verzoekt, zich voor de toekomst in een belastingplan te onthouden van het oneigenlijk koppelen van wetsvoorstellen.

Het mag duidelijk zijn dat mijn fractie van oordeel is dat bij het belastingpakket 2016 in de kern simpelweg sprake is van een regulier, jaarlijks belastingplan met een grote toef slagroom voor de burger. Na jaren van lastenverzwaringen wordt de burger met het belastingpakket 2016 nú financieel in zijn portemonnee tegemoetgekomen. Dat is prachtig. De VVD-fractie steunt dit belastingpakket en de laatste verfijningen met de novelle van 9 december dan ook van harte.

Voorstellen voor een grote vereenvoudiging van ons belastingstelsel liggen dus niet op tafel. Dat heeft consequenties voor de beoordeling van het belastingpakket 2016. Principiële standpunten over de wijze van belastingheffing kunnen naar het oordeel van de VVD-fractie met dit pakket niet aan de orde komen wegens het ontbreken van wetsvoorstellen voor een grote herziening. De laatste keer dat in dit huis principieel over de inrichting van ons belastingstelsel en de lastenverdeling voor de burger is gesproken, betrof de Wet inkomstenbelasting 2001. Dat is vijftien jaar geleden.

De regering heeft bij het belastingpakket 2016 toch nog mogelijkheden gezien tot vereenvoudiging op een aantal terreinen. Ik verwijs voor een overzicht naar bijlage 1, Vereenvoudigingsmaatregelen pakket Belastingplan 2016 bij de brief van de staatssecretaris van 15 september 2015. Ik noem daarbij als voorbeeld de vereenvoudiging van de afschaffing van de jaarbetaling motorrijtuigenbelasting. Ook in het jaar 2016 wil de staatssecretaris mogelijkheden voor verdere vereenvoudiging onderzoeken. Die mogelijke vereenvoudigingsmaatregelen zijn opgesomd in bijlage 2 bij de brief van 15 september 2015, met als titel: In 2016 aan te vangen en voort te zetten onderzoeken voor vereenvoudiging. Een voorbeeld van een in 2016 in te stellen vereenvoudigingsonderzoek is het in die bijlage aangekondigde onderzoek naar de vereenvoudiging van de kleine ondernemingsregeling voor de btw, de zogenoemde KOR.

Naar het oordeel van de VVD-fractie kunnen er ook overigens vereenvoudigingen van belastingwetgeving zijn die meer simpel zijn. Ik geef een voorbeeld. De VVD-fractie begrijpt niet de handhaving van artikel 5.10, lid 1, onderdeel e. in de Wet inkomstenbelasting 2001. Die bepaling stelt voor de vermogensrendementsheffing in box 3 dat contant geld, elektronisch geld, cadeaubonnen, enz. voor een bedrag van meer dan €517 — dat is het bedrag voor 2015 — belastbaar vermogen vormt dat moet worden aangegeven. Het is moeilijk voor de belastingplichtige om zich in 2015 bij het maken van zijn aangifte inkomstenbelasting 2014 te herinneren of hij op 31 december 2013 alle portemonnees omdraaide, losse munten en parkeergeld bijeenschraapte, cadeaubonnen bij elkaar zocht, het roze spaarvarken van zijn oma slachtte, enzovoorts, enzovoorts, dit met het doel om vast te stellen of per 1 januari 2014 dat bedrag van €517 werd overschreden en zo ja, met welk bedrag. De leden van de VVD-fractie vragen de staatssecretaris of hij van mening is dat dit soort bagatelregelingen kunnen worden geschrapt.

In het kader van vereenvoudiging van belastingwetgeving beoordeelden de leden van de VVD-fractie de nu voorgestelde antimisbruikbepaling in de dividendbelasting op grond van de gewijzigde EU moeder-dochterrichtlijn. Die antimisbruikbepaling is in haar uitwerking naar het oordeel van mijn fractie complex. Die regeling zal bij de handhaving tot een aanzienlijk beslag leiden op de capaciteit van de Belastingdienst. De VVD-fractie vroeg in het voorlopig verslag om een totaaloverzicht van antimisbruikbepalingen voor dividenden. De staatssecretaris heeft geantwoord dat het tijdsbestek dat beschikbaar is voor de behandeling van het belastingpakket 2016 een beantwoording van die vraag niet toelaat. De belastingwetten kennen, zo concludeert de VVD-fractie naar aanleiding van dit antwoord van de staatssecretaris, kennelijk zoveel antimisbruikbepalingen voor de heffing van dividendbelasting dat haar bestaansrecht toch wel ter discussie kan worden gesteld. Voeg daarbij de uitspraak van het EU-Hof van Justitie van 17 september 2015 in de zaak Miljoen en X, de uitgebreide uitvoeringsvoorschriften voor het realiseren van een vermindering of teruggaaf van dividendbelasting onder de belastingverdragen, dan lijkt de vraag gerechtvaardigd of de Nederlandse belastingwetgeving niet is gediend met het afschaffen van die belasting.

De heer Van Rij i (CDA):

Met belangstelling hoor ik het pleidooi van de heer Van de Ven voor afschaffing van de dividendbelasting. Ik ben ook wel benieuwd naar zijn opvatting over de positie van Nederland in een wat breder verband. Ik heb daar zelf wat aandacht aan besteed, als het gaat om de toekomst van de vennootschapsbelasting. Daarbij kijk ik met name ook naar wat andere landen om ons heen doen. We zien het Verenigd Koninkrijk, dat met zijn vennootschapsbelasting naar 18% gaat. We zien Ierland een dergelijke beweging maken. Dat betekent overigens wel dat je de grondslag ook moet verbreden. Wil de heer Van de Ven dat ook in die beschouwing betrekken, of richt hij zich uitsluitend op een pleidooi voor de afschaffing van de dividendbelasting?

De heer Van de Ven (VVD):

Dat is een heel interessante vraag. Ik denk daar inderdaad wat anders over dan de gemiddelde belastingadviseur, zonder daarmee overigens een kwalificatie te geven, maar ik denk dat de bepaling van de winst in de sfeer van de dividendbelasting een totaal andere is dan de heffing op passief geldverkeer. Dat kan zijn interest, dividend of royalty's. Ik denk dus zelf dat het, anders dan wat nu in de ons omringende landen gebeurt, met een verlaging van het tarief, veel belangrijker is dat wij het concept goed koopmansgebruik blijven gebruiken. Goed koopmansgebruik biedt in Nederland de ondernemer, groot en klein, flexibiliteit bij het bepalen van de winst. Dat wordt allemaal bepaald in het kader van langjarige jurisprudentie van de Hoge Raad. De flexibiliteit die goed koopmansgebruik biedt, is naar mijn mening een betere waarborg voor een goed vestigingsklimaat in Nederland in de sfeer van de dividendbelasting dan een tariefverlaging. Maar ik wil graag nog eens een keer naar de argumenten luisteren waarom een tariefverlaging nu zo positief zou zijn. Overigens denk ik dat dat niet vanavond moet zijn, want u had nog een vervolg op uw vraag, namelijk of ik het in dit betoog heb over de dividendbelasting. Daarop is mijn antwoord ja, niet over de vennootschapsbelasting.

De heer Van Rij (CDA):

Ik dank voor het college dat de heer Van de Ven gegeven heeft over goed koopmansgebruik, maar dat was mijn vraag niet. Mijn vraag was of hij ook de opvatting deelt dat de ons omringende landen zich allemaal aanpassen aan een aantal internationale ontwikkelingen waaraan Nederland zich ook gaat aanpassen. Dat betekent bijvoorbeeld dat we een beperking van de renteaftrek krijgen en een versobering van de octrooibox. Dat heeft niks met het zijn van belastingadviseur of niet te maken, dat heeft gewoon te maken met het vestigingsklimaat in ons land. Willen wij in de vennootschapsbelasting een belastingtarief houden van 25% of niet? Misschien kan ik de vraag wat versimpelen.

De voorzitter:

Wij zitten met de discussie toch nog steeds in het Belastingplan, mag ik hopen?

De heer Van Rij (CDA):

De dividendbelasting komt niet in het Belastingplan voor.

De heer Van de Ven (VVD):

Ik denk toch dat het inderdaad een beetje buiten het Belastingplan valt. Naar aanleiding van het stapelen van anti-ontgaanswetgeving kun je op een gegeven moment een mening hebben. Uiteindelijk is dat ook een vraag aan de staatssecretaris. Je kunt een visie hebben op een bepaalde belasting. De vraag is hoe het zit met de vennootschapsbelasting. Dan kom je terug bij het principiële punt van een grote herziening, die niet alleen de inkomstenbelasting betreft, maar daarnaast ook de vennootschapsbelasting zou kunnen betreffen. Dan kun je ook komen bij thema's als: moet je het tarief verlagen als je ziet wat andere landen doen? Moet je ook kijken naar en een vergelijking trekken met andere landen wat betreft stimuleringsmaatregelen voor wetenschappelijk onderzoek en andere in dit verband nogal bekende stimuleringsmaatregelen? Op dit moment heb ik het even over de dividendbelasting. Als wij in een grote belastingherziening terechtkomen, ga ik graag met u het debat aan. Ik ga graag met de staatssecretaris het debat aan over de vraag hoe wij dat het beste kunnen implementeren.

De voorzitter:

Maar dat is niet het onderwerp van het debat van heden, mijnheer Van de Ven.

De heer Van de Ven (VVD):

Mevrouw de voorzitter, dat is naar mijn mening niet het onderwerp van het debat van vandaag.

De voorzitter:

Ook naar mijn mening niet.

De heer Van de Ven (VVD):

Ik ben bijna bij mijn afronding, maar nog steeds binnen de tijd van vijftien minuten denk ik, voorzitter. Dat afschaffen zou een vermindering van de regeldruk van de Belastingdienst kunnen bieden en een vereenvoudiging van belastingwetgeving, naast de eerdergenoemde vereenvoudigingen. Ook zou een eerste concrete maatregel worden genomen voor intensiveringen, met eigen vermogen, van investeringen vanuit het buitenland in Nederlandse ondernemingen. Op deze wijze zou de motie-Neppérus op stuk nr. 100. van 18 november 2015 bij het Belastingplan 2016 concreet inhoud kunnen krijgen.

Het belastingpakket 2016 en het wetsvoorstel Wet uitvoering Common Reporting Standard zijn positief voor de portemonnee van de burger. Dat biedt de burger vooruitzicht en vertrouwen. Voor het overige zijn naar het oordeel van de VVD-fractie geen principiële discussies aan de orde, gelet op het reguliere karakter van de voorgestelde belastingmaatregelen. Deze wetsvoorstellen hebben, zoals gezegd, de instemming van de VVD-fractie.