Verslag van de vergadering van 24 mei 2016 (2015/2016 nr. 31)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.00 uur
De heer Postema i (PvdA):
Voorzitter. Ik hecht meestal niet zo aan de precieze aanduiding van mijn naam. Mevrouw Oomen heeft mij zelfs een tijd lang Andries genoemd. Daarmee heb ik ook vrede gehad. Aan het einde van mijn betoog kom ik echter even op mijn achtergrond en op mijn indirect daarmee verbonden achternaam terug. Postema is meer Gronings dan Fries en Postma is net andersom. Vandaar dat ik dat vandaag even zuiver wilde hebben.
Een van de grote voordelen van een kapitaalgedekt pensioenstelsel is dat met de ingelegde premies een vermogen wordt opgebouwd dat hiervan een veelvoud is. Afhankelijk van het tijdvak van metingen dat we hanteren, kan een ingelegde euro pensioenpremie zich zo drie tot vijf keer vermeerderen. Een aanzienlijk deel van deze gegenereerde meerwaarde wordt met de beleggingsopbrengsten van het gespaarde vermogen na de pensioendatum behaald, oftewel met rendement in de uitkeringsfase.
Het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken, wijzigt het wettelijke kader voor premieovereenkomsten om het ook voor deze regelingen mogelijk te maken dat het pensioenkapitaal van de deelnemer na de pensioendatum risicodragend kan worden belegd. Dit leidt naar verwachting tot hogere, maar meer fluctuerende pensioenen. Door de verplichting om de projectierente te baseren op de (risicovrije) rentetermijnstructuur voor pensioenfondsen, levert het beleggingsrendement in de uitkeringsfase naar verwachting gemiddeld jaarlijks een meevaller op. Deze meevallers leiden zo tot een trendmatig stijgend pensioen. Dit is wat de Partij van de Arbeid-fractie betreft het belangrijkste winstpunt dat met dit wetsvoorstel wordt geboekt: ook deelnemers van premieregelingen wordt de mogelijkheid geboden om voordeel te hebben van beleggingsopbrengsten na de eigen pensionering.
Daarnaast maakt het wetsvoorstel het mogelijk om de pensioenuitvoerder het uitkeringspatroon zodanig te laten aanpassen dat reeds bij aanvang van de uitkeringsfase een hoger pensioen wordt uitgekeerd, gevolgd door een periodieke vaste daling door de jaren heen. De initiatiefneemster verwacht dat, in combinatie met de meevallers als gevolg van de gegenereerde beleggingsopbrengsten, vervolgens een gelijkblijvend nominaal pensioen ontstaat. De mogelijkheid bestaat echter ook dat deze verwachting geen bewaarheid wordt en de gepensioneerde daadwerkelijk met een door de jaren heen dalend pensioen wordt geconfronteerd. Over het nemen van dergelijke risico's is de Partij van de Arbeid minder enthousiast. Voorkomen moet immers worden dat men het grootste deel van het gespaarde pensioen in de eerste jaren spendeert om vervolgens nagenoeg niets meer over te houden. Kan de initiatiefneemster aangeven hoe in het wetsvoorstel een passende begrenzing van dit risico is voorzien?
Dergelijke keuzemogelijkheden voor variatie en flexibiliteit in het pensioen hebben wat ons betreft dus ook een keerzijde. Uit de gedragseconomie weten we inmiddels dat mensen maar al te vaak slechts beperkt of helemaal niet rationeel handelen. Talrijke "behavioral finance"-studies hebben dit ook voor pensioenvraagstukken aangetoond. Voeg daaraan toe dat onverkort veel mensen financieel ongeletterd zijn en we kunnen concluderen dat we hierbij van doen hebben met financiële producten die, wanneer de wetgever hieraan geen duidelijke beperkingen stelt, een grote mate van kwetsbaarheid oproepen. Die zorg zien we in het wetsvoorstel weinig terug. De initiatiefneemster lijkt het paradigma van de homo economicus te hanteren alsof de vernietigende werking van een te ver geliberaliseerde financiële sector zich de afgelopen jaren in het geheel niet heeft gemanifesteerd. De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel spreekt over "financiële producten" die dusdanig complex zijn dat een en ander zich "onder de motorkap" afspeelt maar waar de berijder gelukkig geen last van heeft. Een dergelijk citaat had ook in het rapport van de commissie-De Wit kunnen staan, als voorbeeld van hoe het kan misgaan, van hoe het nu juist níét moet. Pensioen is veel meer dan een financieel product waar we ongelimiteerd voor kunnen shoppen en mee kunnen schuiven. Het is een oudedagsvoorziening, in veruit de meeste gevallen net die paar honderd euro per maand meer om ook na de pensionering een goed leven te hebben. Het is aan de wetgever om dit grote goed te borgen.
Gegeven deze insteek kan mijn fractie er goed mee leven dat er ten aanzien van diverse keuzevraagstukken aan de veilige kant wordt gebleven. De nominale uitkering als defaultoptie is een goed voorbeeld daarvan, niet in de laatste plaats vanwege de krachtige werking die van defaults uitgaan. Ook het loslaten van het eerder geopperde idee van pensioeneenheden past hierin. Die zijn veel te ingewikkeld en gelukkig ook niet nodig. Het zou mooi zijn wanneer ook de laatste, mogelijk vergeten, restjes van deze notie van deze pensioeneenheden nog uit de wet worden geveegd. Kan de initiatiefneemster zich daarin vinden en kan de staatssecretaris toezeggen dit inderdaad te doen?
De heer Rinnooy Kan i (D66):
Ik zou graag goed willen begrijpen wat de heer Postema beoogt in zijn zorgen die hij verwoordt rond de onzekerheid van de gepensioneerden die in dit stelsel belanden. Het rendement spreekt hem aan, maar het risico baart hem zorgen. Daarin zit toch de oerwet "no guts, no glory" verstopt. Als hij enerzijds dat rendement wel prettig vindt en anderzijds de risico's eigenlijk onwenselijk acht, vraag ik mij af of hij een alternatief ziet voor die combinatie. Zo ja, hoe ziet dat er ongeveer uit?
De heer Postema (PvdA):
Ik zie geen alternatief voor die combinatie. Er wordt ook weleens gesteld — daarmee ben ik het eens — dat het kunnen aangaan van een risico misschien wel het belangrijkste activum is op een pensioenbalans. Zonder risico is er geen rendement. Daarvan moeten we vooral gebruik willen maken. Dat moet gedaan worden door deskundige mensen die daarmee geen wilde avonturen aangaan, maar dat moet ook helder aan de deelnemers worden uitgelegd zodat de keuzes die er zijn, eenvoudig te begrijpen en volgbaar zijn. Dat is mijn pleidooi.
Voorzitter. Geveegd moet er sowieso worden. We zijn blij dat de initiatiefneemster, naar aanleiding van onze vragen hierover, erkent dat de optie van een periodieke vaste stijging van de uitkering per ongeluk uit het wetsvoorstel is gehaald. Wanneer wordt deze optie weer toegevoegd, zo vragen wij haar en de staatssecretaris.
Een ander punt waarvoor mijn fractie aandacht heeft gevraagd is het gegeven dat, door de wettelijke eisen die op grond van artikel 120 van de Pensioenwet worden gesteld — mevrouw Oomen sprak er ook al over — het variabel pensioen slechts voor een beperkt deel van de beschikbare premieregelingen mogelijk wordt. Specifiek vereist artikel 41 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling verplichte inkoop in de basispensioenregeling. De initiatiefneemster heeft in antwoord op onze vragen hierover aangegeven dat er een ontwerpbesluit in voorbereiding is dat tot doel heeft om de huidige belemmeringen voor de uitvoering van een variabel nettopensioen door pensioenfondsen weg te nemen, waaronder de zojuist genoemde eis tot inkoop in de basisregeling op uiterlijk de pensioendatum. De initiatiefneemster heeft ook aangegeven dat het ontwerpbesluit daartoe op korte termijn bij beide Kamers der Staten-Generaal zal worden voorgehangen, met het doel om dit besluit tegelijk met het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken, in werking te laten treden. We hebben dit ontwerpbesluit echter nog niet ontvangen en vernemen graag hoe het nu hiermee is gesteld. Voorkomen moet immers worden dat er straks sprake is van meerdere inwerkingtredingsdata. Dit pleit er ook voor, zeg ik tegen de staatssecretaris, om niet te lang te wachten met de genoemde veegwet.
Het wil in deze Kamer nog weleens gebeuren dat bewindspersonen of initiatiefnemers worden gecomplimenteerd met het verrichte werk, om vervolgens met kritiek overladen te worden. Nou ben ik als geboren Groninger van nature al niet zo complimenteus — verder dan "da's nait verkeerd" of "dat valt mie nait of" komen we zelden — dus dat gevaar loopt u bij mij minder snel. Voor vandaag zou ik toch mijn best willen doen en de volgorde der dingen willen omdraaien, dus na de kritische reflectie de complimenten willen geven. Initiatiefneemster mevrouw Lodders en staatssecretaris Klijnsma zijn met het wetsvoorstel Wet verbeterde premieregeling daadwerkelijk met een verbeterde regeling gekomen, waarop zowel de deelnemers aan de beschikbare premieregelingen als de pensioenuitvoerders echt zaten te wachten. Dank daarvoor.
De voorzitter:
Dank u wel, mijnheer Postema. Het lukt mij niet om dat in het Gronings uit te spreken.
Het woord is aan de heer Lintmeijer.