Plenair Van Kappen bij behandeling Internationale veiligheidsstrategie



Verslag van de vergadering van 31 mei 2016 (2015/2016 nr. 32)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.54 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Kappen i (VVD):

Voorzitter. De woorden van Dickens uit zijn beroemde boek Tale of two cities: "It was the best of times and it was the worst of times", geven denk ik een passende beschrijving van de woelige en verwarrende tijd waarin wij nu leven. Wij hebben het inderdaad nog nooit zo goed gehad, maar tegelijkertijd leven we in een tijd van geopolitieke schokken en ontwrichtende omwentelingen. Het is maar de vraag of toekomstige generaties het net zo goed zullen hebben als wij. De internationale veiligheidssituatie verslechtert namelijk in rap tempo en is bovendien ook complexer dan in de tijd van de Koude Oorlog. We hebben niet alleen te maken met de toegenomen dreiging aan de oostgrens van Europa door de oplopende spanningen met Rusland, maar ook met grote instabiliteit aan de zuidflank van Europa door de desintegratie van het Midden-Oosten en delen van Afrika en de daarmee gepaard gaande massale migratiestromen. De opkomst van ISIS en andere extremistische niet-statelijke actoren complementeert dit chaotische beeld. Verder van huis hebben we bovendien te maken met oplopende spanningen in Azië door de toegenomen assertiviteit van China in de Zuid-Chinese Zee. We worden ook nog eens geconfronteerd met nieuwe vormen van oorlogvoering, zoals hybride- en cyberoorlogvoering. Tegelijkertijd is er sprake van economische stagnatie, uitdijende clusters van fragiele staten, een toename van democratieën met autocratische trekjes en zitten we midden in de vierde industriële revolutie. Debatstof te over, maar ik heb er onze inbreng voor het laatste beleidsdebat over veiligheid nog eens op nagelezen en al deze onderwerpen zijn toen uitgebreid aan de orde gesteld. Het is niet zinvol om in herhaling te vervallen. Ik zal me dus beperken tot een paar onderwerpen die wat ons betreft extra aandacht verdienen.

Wat betreft de oplopende spanningen met Rusland wordt er in commentaren vaak een vergelijking getroffen met de tijd van de Koude Oorlog. Begrijpelijk, maar onjuist. De situatie is nu wezenlijk anders. Een essentieel verschil is dat de Sovjet-Unie zich niet wilde schikken in de heersende wereldorde, maar juist een andere wereldorde wilde opleggen, gebaseerd op het communistische ideaal. Rusland wil daarentegen juist wel deel uitmaken van de huidige wereldorde, maar eist daarin een dominante rol op en schrikt daarbij niet terug voor het gebruik van militair geweld om dit af te dwingen. Er is in het huidige Rusland bovendien sprake van een eenmansbewind, gesteund door een nieuwe Russische elite van "nabije vrienden". Dit maakt de situatie onvoorspelbaarder en riskanter dan in de tijd van de Koude Oorlog.

Er wordt door de mensen die Poetin omringen, de "nabije vrienden" inmiddels vrijelijk gesproken over het feit dat een oorlog met het Westen onvermijdelijk is, omdat het Westen bezig is om Rusland te omsingelen. In de nieuwe Russische doctrine wordt de NAVO dan ook aangemerkt als "de vijand". Omdat Rusland niet het economische uithoudingsvermogen heeft om een langdurige confrontatie met het Westen vol te kunnen houden, is een preventieve verrassingsaanval in hun ogen de beste optie. Zelfs de nucleaire kaart wordt zonder enige terughoudendheid op tafel gelegd; de heer Schaper heeft er ook al over gesproken. Dat blijkt niet alleen uit de retoriek, maar ook uit het soort oefeningen dat wordt gehouden. Regelmatig voeren Russische vliegtuigen schijnaanvallen uit in het NAVO-luchtruim en veel van de scenario's van in Rusland gehouden stafoefeningen eindigen met de inzet van tactische nucleaire wapens.

Het is schokkend, maar de inzet van tactische nucleaire wapens wordt door de mensen die Poetin omringen gezien als de-escalerend, omdat men ervan uitgaat dat indien de NAVO-landen worden geconfronteerd met de afschuwelijke keus om nucleair terug te slaan, de Alliantie de handdoek in de ring zal gooien en het conflict daarmee dus tot een einde komt. En dus is, volgens deze redenering, het gebruik van tactische nucleaire wapens de-escalerend. Bovendien komt het conflict dan snel tot een einde en voorkomt men een langdurige confrontatie die Rusland niet kan volhouden. Met recht een angstaanjagende redenering.

De plannen om "Ground Launched Cruise Missiles (GLCM's)" met een nucleaire lading en een bereik van 2.500 km. te plaatsen in Kaliningrad en op de Krim, maken deel uit van deze nucleaire blackmail. Deze raketten zijn zeer moeilijk te onderscheppen. Het doel van deze wapensystemen is niet zozeer om militaire doelen uit te schakelen, als wel om grote aantallen burgerslachtoffers te maken. De vergelijking met de aanleiding voor de Cuba-crisis in oktober 1962, toen we langs de rand van de nucleaire afgrond zijn gescheerd, ligt voor de hand. De productie en plaatsing van deze systemen is overigens in strijd met de "Intermediate-Range Nuclear Forces Treaty" uit 1987.

Het is een gevoelig en controversieel onderwerp — dat realiseer ik me ook wel — maar de nucleaire kaart ligt helaas weer op tafel; de nucleaire drempel is verlaagd. We gaan dus weer terug in de tijd en de nucleaire strategie van de NAVO staat weer volop in de schijnwerpers. Deze strategie is gebaseerd op het Strategisch Concept 2010 en de "Deterrence and Defence Posture Review" uit 2012. Een kernpunt is, dat hoewel de NAVO gecommitteerd is aan — ik citeer — "Arms control, disarmament and non-proliferation", de NAVO een nucleaire alliantie is en blijft, zolang er nucleaire wapens bestaan.

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Voorzitter. De heer Van Kappen stelt dat de nucleaire kaart helaas weer op tafel ligt. Dat ben ik eerlijk gezegd met hem eens. Dat is verontrustend. De vraag is wat wij daaraan kunnen of moeten doen, wat dan de reactie zou moeten zijn. Ik heb de heer Van Kappen er niet over gehoord. Betekent dit volgens hem dat bijvoorbeeld de NAVO er een nog grotere nucleaire kaart bovenop moet leggen? Gaat het hier om een potje nucleair blufpoker, of zouden we ook pogingen kunnen ondernemen om te de-escaleren en de nucleaire ontwapening weer hoog op de internationale agenda te plaatsen? Daar heeft het de laatste jaren in mijn visie aan ontbroken. De vraag is of dit alleen maar ligt aan de Russische onwil, of dat wij onze inspanningen op dat gebied misschien ook moeten verhogen.

De heer Van Kappen (VVD):

Dank voor die vraag. Het is blufpoker. Als je nucleaire wapens echt moet gaan inzetten, dan heb je gefaald. De hele truc bij het nucleaire debat is dat je afschrikt, dat je duidelijk maakt dat het gebruik van nucleaire wapens leidt tot een afschuwelijke nucleaire oorlog die desastreuze consequenties heeft voor de gehele mensheid. Maar het is een heel gevaarlijk potje blufpoker. Dat ben ik met de heer Van Apeldoorn eens. In de rest van mijn verhaal zal ik er verder op ingaan. Misschien wil de heer Van Apeldoorn daarop wachten. Als hij dan nog vragen heeft, ga ik er graag op in.

Een ander belangrijk punt is dat de nucleaire capaciteit van de NAVO bedoeld is als "deterrence", afschrikking dus. De afschrikking is gebaseerd op een gebalanceerde mix van conventionele en nucleaire middelen en raketverdedigingssystemen. Een probleem is dat de "mix" verstoord is, omdat door de bezuinigingen op defensie in de afgelopen decennia, de conventionele capaciteit van de NAVO onder de maat is, en er gaten zitten in de raketverdediging.

De in de Koude Oorlog gehanteerde strategie van het flexibele antwoord, gebaseerd op een escalatieladder, is daardoor niet bruikbaar. De ladder is immers wel erg kort geworden nu een aantal treden is wegbezuinigd. Bij gevolg komt er bij een existentiële dreiging meer nadruk te liggen op de nucleaire afschrikking. In april verscheen een promotieonderzoek over dit onderwerp van de heer Elmar Hellendoorn, van de Universiteit van Utrecht, waarin de problematiek van de nucleaire chantage en het ontbreken van een antwoord daarop glashelder aan de orde wordt gesteld. Ook het artikel in de Volkskrant van 30 april met als titel "Atoomwapens. Wederzijdse nucleaire retoriek", geeft een goed beeld van de hernieuwde nucleaire dreiging.

Om de escalatieladder te herstellen en daardoor flexibel met conventionele middelen te kunnen reageren op een crisis, is het noodzakelijk dat de lidstaten van de Alliantie een hoge prioriteit toekennen aan de versterking van de conventionele slagkracht en de raketverdediging. Onze vraag aan de minister van Defensie is of en hoe de Nederlandse defensieorganisatie gevolg gaat geven aan deze prioriteiten van de Alliantie.

De discussie of het aloude omsingelingscomplex van de Russen nu wel of niet berust op de realiteit is betrekkelijk zinloos. Een feit is dat de Russen er echt van overtuigd zijn dat dit zo is. Des te meer reden om juist nu in gesprek te blijven met Rusland om in ieder geval misverstanden en ongewilde escalatie te voorkomen en duidelijk te maken dat een gewapend conflict met een nucleaire dimensie voor de gehele wereld en dus ook voor Rusland, catastrofale gevolgen zal hebben.

Het uitgebreide instrumentarium uit de Koude Oorlog om ongewilde escalatie te voorkomen, is echter ontmanteld. De NAVO-Rusland Raad bestaat nog wel, maar is nauwelijks nog actief. Er wordt weliswaar weer op ad hoc basis gesproken met Rusland, maar het is juist nu noodzakelijk om dat gesprek op een meer structurele en brede basis te hervatten, al is het maar om ongewilde escalatie te voorkomen. Onze vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken is of hij deze mening deelt en zo ja, of en hoe hij zich gaat inspannen om dit te bereiken.

We moeten ons daarbij echter wel realiseren dat een betekenisvolle dialoog zonder te beschikken over een geloofwaardige militaire afschrikking weinig kans van slagen heeft. President Theodore Roosevelt was in 1900 al tot dit inzicht gekomen toen hij in een brief aan Henry Spraque stelde: "Speak softly and carry a big stick". Volgens de Bulgaarse politicoloog Ivan Krastev heeft Europa in 2014 op pijnlijke wijze ontdekt dat "soft power" de veiligheidssituatie op ons continent niet automatisch vergroot. De voormalige Secretaris-Generaal van de NAVO, Rasmussen, drukte zich tijdens een vergadering van de NATO PA een stuk krasser uit. Hij stelde: "Soft power alone is really no power at all".

De heer Schrijver i (PvdA):

Ik zou collega Van Kappen willen vragen of hij in dat gesprek met de Russen dat hij bepleit, ook een rol voor parlementariërs ziet. We kunnen op z'n minst "speak softly" in praktijk brengen. Wij, en ik in ieder geval, "carry no big stick". Ziet hij nog een rol voor parlementaire diplomatie in het kader van het openhouden van de dialoog met de Russen?

De heer Van Kappen (VVD):

Absoluut. Ik ben vanochtend heel vroeg teruggekeerd uit Tirana, waar we met de NATO PA exact over dit onderwerp hebben gesproken. Daar werd gesteld dat we de Russen weer zouden moeten uitnodigen om zitting te nemen in de NATO Parliamentary Assembly, waar ze uitgezet zijn na het verhaal in de Krim. Het werd met name door de Belgen naar voren gebracht, en ook door een aantal mensen uit andere delegaties, maar de overgrote meerderheid keerde zich daartegen. Het argument daarvoor was — ik ben het daarmee eens — dat we ze indertijd uit de NATO Parliamentary Assembly hebben gezet omdat de toestand heel slecht was. De toestand is nu nog slechter. Waarom zouden we ze dan nu in de Parliamentary Assembly terug vragen? Ik zie dat vooralsnog in de NATO Parliamentary Assembly dus niet gebeuren, want de meerderheid is daartegen. We hebben nog wel in de OVSE een open kanaal. Tijdens de vorige zitting van de OVSE hebben we geprobeerd, met name onze collega senator Stienen heeft dat geprobeerd, om in gesprek te raken met de Russische delegatie. Dat gesprek heeft plaatsgevonden, maar dat was niet meer dan het uitwisselen van statements. Verder was er nauwelijks sprake van een discussie. Dat soort gesprekken heeft dus nauwelijks zin. Mijn vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken is dan ook: hoe organiseer je zoiets en dan op zo'n manier dat je wel kunt praten en ze wel in een situatie zijn waarin ze openlijk hun mening kunnen uitwisselen? Het gesprek in de OVSE ging van: jullie zijn fout en wij zijn goed. En: het is allemaal jullie schuld en wij hebben niks fout gedaan.

De heer Schrijver (PvdA):

Misschien mag ik me bij de vraag van collega Van Kappen aan de regering aansluiten en daaraan toevoegen dat de situatie in de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa een soortgelijke is. De Russen zijn daar afwezig. Natuurlijk willen we daar de Krim als bottomline noemen en het feit dat we nooit de onrechtmatige bezetting ervan zullen erkennen, maar we vinden wel dat er een gesprek moet komen. Ik sluit me dus graag aan bij de vraag van collega Van Kappen aan de regering.

De heer Van Kappen (VVD):

Ik heb op uitnodiging van de Russische ambassadeur een keer een gesprek met hem gehad. Dat gesprek heb ik niet in deze Kamer gevoerd, maar op een andere plaats. Dat is het enige gesprek waaraan ik wat heb gehad en waarin een uitwisseling van ideeën en mogelijke oplossingsrichtingen plaatsvond. Ik denk dat we een situatie moeten creëren waarin ze vrijuit kunnen praten, want dat is niet altijd het geval. U en ik kunnen dat gelukkig wel, maar als ze in zo'n delegatie zitten, kunnen zij dat niet.

Voor "hard power" is Europa volledig afhankelijk van de Verenigde Staten. De Verenigde Staten hebben hun defensie-uitgaven voor de bondgenootschappelijke verdediging van Europa verviervoudigd. Waar blijft Europa? Het is niet alleen ongemakkelijk en beschamend voor Europa dat we onze buurt niet kunnen beschermen zonder de hulp van de Verenigde Staten, maar er is in de VS ook een trend waarneembaar die neigt naar isolationisme. Vorige sprekers hebben daar ook al op gewezen.

Het kan verkiezingsretoriek zijn, maar het debat in de VS tussen de presidentskandidaten stelt ons allerminst gerust. Hoe ziet de minister van Buitenlandse Zaken in dat licht de toekomst van de trans-Atlantische betrekkingen? Is er een alternatief voor de trans-Atlantische band? Wordt het geen tijd voor de Europese landen om op veiligheidsgebied hun eigen broek op te houden en eens na te denken over een opvolger van het Handvest van Parijs uit 1990?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik heb lang geluisterd naar het betoog van de heer Van Kappen, maar ik geloof niet dat ik antwoord heb gekregen op mijn vraag hoe wij, het Westen, de NAVO, Nederland, moeten reageren op het feit dat de nucleaire kaart weer op tafel ligt. Ik geloof ook niet dat de heer Van Kappen daar in de rest van zijn betoog op ingaat. In zijn eerdere beantwoording van mijn vraag nam hij mijn woorden "een potje nucleair blufpoker" over dat kennelijk wordt gespeeld en moet worden gespeeld. Het is alleen een gevaarlijk potje blufpoker. Dat zijn we in ieder geval met elkaar eens. Ik ben uiteraard bekend met de afschrikkingstheorie, ook uit de Koude Oorlog, de "mutual assured destruction", maar wat mij betreft blijft dat een doctrine die behoorlijk "mad" oftewel gek was. Ik begrijp vanuit een bepaald perspectief de logica daarvan, maar hoe kunnen wij voorkomen dat we blufpoker moeten blijven spelen, bijvoorbeeld ten aanzien van de tactische nucleaire wapens waarover recentelijk ook gesproken is. In dit huis en ook in de Tweede Kamer is regelmatig opgeroepen tot het verwijderen van de Amerikaanse tactische kernwapens uit Europa die nog in vijf verschillende landen opgeslagen liggen waaronder, zoals welbekend, Nederland.

De voorzitter:

Kunt u een beetje afronden, mijnheer Van Apeldoorn?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Mijn afrondende vraag aan de heer Van Kappen is: wat moeten we doen met die tactische kernwapens in het licht van zijn analyse?

De heer Van Kappen (VVD):

Bij afschrikking zijn twee componenten belangrijk: capability en intent. Sorry voor het gebruik van het Engels, maar dit is nu eenmaal de terminologie die daarvoor wordt gebruikt. Je moet dus het vermogen hebben om je tegenstander te vernietigen of schade toe te brengen en je moet tegelijkertijd ook de politieke wil hebben om dat vermogen te gebruiken. Als je het vermogen hebt, maar het is duidelijk dat je de politieke wil niet hebt, schrik je niet af. Als je de politieke wil hebt, maar je hebt het vermogen niet om dat te doen, schrik je ook niet af. In de hele nucleaire dialoog, teruggebracht tot de essentie, zal je aan de Russen duidelijk moeten maken dat, als zij ooit overgaan tot de inzet van tactische nucleaire wapen, wij zullen terugslaan. Ook als u en ik dat diep in ons hart niet zouden willen, moet je gerede twijfel laten bestaan over het feit of je het misschien toch niet doet. Recent is er een oefening gehouden door de Engelsen in de Baltische Zee. Dat was een tabletop exercise, waarbij het scenario werd geoefend van een invasie in de Baltische Staten. Op een gegeven moment werd er een tactisch nucleair wapen gegooid in de veronderstelling — volgens de Russische theorie — dat wij dan de handdoek in de ring zouden gooien. De grote opdracht tijdens deze wargame, deze tabletop game was: wat doen we dan? In die wargame werd nucleair teruggeslagen. We hebben die wargame openbaar gemaakt. Dat is onderdeel van de merkwaardige dialoog die je met elkaar voert: dat je je tegenstander in ieder geval laat zien dat je de capability hebt — je hebt die spullen — en dat je ook de politieke wil hebt om die te gebruiken. Twijfels over of je de politieke wil hebt, is al goed genoeg. Dat is de enige manier om dat spel te spelen. Als je nu zegt: we gooien de nucleaire wapens overboord, maak je je niet alleen kwetsbaar voor nucleaire chantage door de Russen, maar ook door een land als Noord-Korea. Ze hebben er nu iets van tien. Maar ook een land als Israël heeft nucleaire wapens. Kijk in de Volkskrant, daarin staan ongeclassificeerde gegevens. En er zijn nog wel meer landen die nucleaire wapens hebben, ook in het Midden-Oosten. Als je je kwetsbaar maakt voor nucleaire chantage, is dat een goedkope manier van oorlog voeren. Dreigen met: als je niet doet wat ik zeg, gooi ik een nucleair wapen op een van je steden, is een vorm van nucleaire chantage. Als ze de overtuiging hebben dat je toch niets terugdoet, krijgen ze hun zin. Dat is ook de reden waarom er nieuwe raketten geplaatst zijn op de Krim en in Kaliningrad. Door de Russen wordt gezegd dat het enige doel van die wapens is om de grote Europese bevolkingscentra uit te schakelen. Of ze dat nu echt menen of niet, dat weet ik niet. Ik kan het me nauwelijks voorstellen, maar het maakt deel uit van die nucleaire retoriek. Het artikel in de Volkskant heb ik bij me en dat zal ik straks geven. Dat is echt een heel goed en neutraal artikel, waarin het dilemma wordt geschetst waarin je altijd zit als je dit soort afschuwelijke afwegingen moet maken. Naar mijn idee is het een absoluut verkeerd signaal wanneer wij zeggen: wij schaffen onze nucleaire wapens af. Dan maak je je dus kwetsbaar voor nucleaire chantage, niet alleen door mijnheer Poetin, maar ook door allerlei andere landen die beschikken over nucleaire wapens. Dat zijn er helaas nog veel te veel. Op internationaal gebied is de VVD voor een totaal verbod op nucleaire wapens. Dat kun je echter alleen maar internationaal bereiken. Ik denk dat ik dat niet meer ga meemaken. Er zijn genoeg landen in deze wereld die daar niet aan zullen meedoen en toch nucleaire wapens zullen houden en ontwikkelen.

De voorzitter:

Nog één korte nadere vraag, mijnheer Van Apeldoorn.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik dank de heer Van Kappen voor zijn uitvoerige beantwoording. Ook in dit huis is meerdere malen over tactische kernwapens gesproken. De heer Van Kappen zegt: wij moeten daar nu geen afstand van doen. Zo begrijp ik althans zijn woorden. Ik verwijs naar een motie-Van Driel c.s. van februari 2011 waarin staat "... overwegende dat het terugdringen van tactische kernwapens een belangrijke doelstelling van het Nederlandse beleid behoort te zijn; verzoekt de regering, op zo kort mogelijke termijn aan te geven wat zij zich voorneemt te doen om tot terugdringing van kernwapens te komen." Deze motie was meeondertekend door de heer Van Kappen. Begrijp ik nu uit uw woorden, zo vraag ik via de voorzitter aan de heer Van Kappen, dat u afstand neemt van het dictum van deze motie?

De heer Van Kappen (VVD):

Ik kan mij die motie helemaal niet herinneren. Wanneer was dat?

De voorzitter:

Is die motie aangenomen?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Volgens mij wel. In ieder geval was de motie ondertekend door Van Driel, Vliegenthart, Böhler, Van Kappen, Kox en Koffeman.

De heer Van Kappen (VVD):

Dat is interessant. Dan moet ik nog eens even goed kijken wat erin staat.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik zal u de motie doen toekomen.

De heer Van Kappen (VVD):

Op zichzelf genomen zou ik die motie nu ook weer ondertekenen, maar ik geloof niet in de uitkomst. Natuurlijk, tegen iedereen die betoogt dat het fantastisch is om nucleaire wapens te bezitten, zeg ik: het is afschuwelijk. Maar je kunt ze niet "onuitvinden"; het spul is er. Daar moet je ook heel realistisch in zijn.

De heer Koffeman i (PvdD):

De heer Van Kappen zegt: je moet in het kader van de wederzijdse dreiging de beschikking hebben over kernwapens om in het spel te kunnen meedoen, hoe vervelend dat spel ook is.

De heer Van Kappen (VVD):

Om nucleaire chantage voorkomen.

De heer Koffeman (PvdD):

Precies. Maar vindt de heer Van Kappen dat je daarover zelf de beschikkingsmacht moet hebben, of vindt hij dat ze op je grondgebied aanwezig moeten zijn, in de beschikkingsmacht van iemand anders?

De heer Van Kappen (VVD):

Wij hebben in Lissabon onderschreven dat de NAVO een nucleaire dimensie heeft. Nederland heeft daar ook voor getekend. Als je dan zegt "wij willen dat spul niet op ons grondgebied hebben, laat een ander dat maar doen", dan vind ik dat echt een laffe houding. Als je vindt dat die nucleaire dimensie op dit moment helaas nog nodig is, moet je niet te beroerd zijn om te zeggen dat je ook in de morele last wilt delen. Als je de morele last alleen bij anderen legt, vind ik dat niet juist. Ik spreek nu even voor mij persoonlijk, maar ik denk ook voor mijn fractie. Je moet ook bereid zijn om in de morele last te delen.

De heer Koffeman (PvdD):

Dat standpunt begrijp ik, maar mijn vraag behelst veel meer het volgende. Vindt de heer Van Kappen dat je, als je nucleaire wapens op je grondgebied hebt, zelf de beschikkingsmacht moet hebben om ze in te zetten of niet in te zetten?

De heer Van Kappen (VVD):

Ik denk dat wij er wel een stem in hebben, maar geen doorslaggevende stem, want ze zijn niet van ons. Ik heb aangegeven wat wij nog wel kunnen doen, namelijk op het punt van de escalatieladder. Als je alle tussenliggende treden hebt wegbezuinigd, namelijk voldoende conventionele slagkracht en een goede raketverdediging, kom je veel sneller bij het punt dat je alleen kunt terugvallen op nucleaire wapens. Als wij dat punt verder voor ons uit willen schuiven, zullen wij, net als alle andere NAVO-landen, aandacht moeten besteden aan versterken van onze conventionele defensie en onze raketverdediging. Daarmee herstel je de escalatieladder.

Voorzitter. In de strategische analyse doet zich een merkwaardige tweedeling voor. We moeten niet alleen een strategie bedenken die gericht is op het vinden van een antwoord op de vraag hoe om te gaan met de kracht van Rusland, maar ook een strategie die antwoord geeft op de vraag hoe om te gaan met de zwakte van Rusland. Er wordt door veiligheidsdeskundigen al geruime tijd op gewezen dat Rusland een aantal significante kenmerken vertoont van een falende staat. Dit thema duikt nu ook op in het publieke domein. In een artikel in de Economist van 1 augustus 2015, met als titel "If Russia breaks up; the peril beyond Putin", wordt gesteld dat dit wel degelijk een denkbaar scenario is. De vraag is, wie in dat geval de controle krijgt over het Russische nucleaire arsenaal. Dit is echt een nachtmerriescenario. Er ontstaat dan een vrijwel onbeheersbaar veiligheidsrisico aan de oostgrens van Europa. Het is overigens opvallend dat de angst van het Russische leiderschap dat het Westen onder leiding van de Verenigde Staten zou aansturen op de fragmentatie van Rusland, juist het nachtmerriescenario is van de NAVO. Raar maar waar, voorzitter. Onze vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken is of hij dit gevaar ook ziet. Of kan hij ons verzekeren dat dit een scenario is dat slechts speelt in de nachtmerries van veiligheidsdeskundigen?

Behalve op het Rusland van Poetin, moeten we onze strategische aandacht ook richten op de zuidflank van Europa, waar onze veiligheid wordt bedreigd door de desintegratie van het Midden-Oosten en delen van Afrika. We worden dus gedwongen om onze strategische aandacht te verdelen over twee verschillende strategische theaters, die als reactie elk een verschillend politiek-militair concept vereisen. Dat is op zich al ingewikkeld genoeg, maar de complexiteit wordt nog vergroot door de Russische interventie in Syrië, waardoor deze twee theaters met elkaar zijn gekoppeld en verknoopt. Een oplossing voor deze regio is eigenlijk niet meer denkbaar zonder de medewerking van Rusland en dit zal onze onderhandelingspositie ten opzichte van Rusland met betrekking tot de problemen aan de oostgrens van Europa zeker niet ten goede komen. Wij zijn benieuwd hoe de minister van Buitenlandse Zaken hierover denkt en wij zijn benieuwd naar zijn ideeën hoe wij met deze gordiaanse knoop moeten omgaan.

Dan kom ik op het Midden-Oosten. Dat is wat je noemt echt een "rough neigbourhood". De bekende uitspraak van "Chairman Mao" dat macht uit de loop van een geweer komt, is vandaag de dag in grote delen van het Midden-Oosten en Afrika de ongemakkelijke realiteit. Het gebruik van militair geweld wordt door de overgrote meerderheid van de strijdende partijen niet gezien als een ultimum remedium, waartoe je pas overgaat nadat alle diplomatieke onderhandelingen hebben gefaald. Juist onderhandelen wordt gezien als een ultimum remedium, waartoe pas wordt overgegaan als militair optreden heeft gefaald. De diplomatie wordt dus bepaald door de militaire feiten op het strijdtoneel en niet andersom.

ISIS is van de strijdende partijen verreweg de gevaarlijkste groepering, die ervan overtuigd is dat zij voorbestemd is om de in de Bijbel en de Koran voorspelde apocalyps over ons af te roepen. Juist dit apocalyptische uitgangspunt brengt het gevaar mee dat ISIS niet zal terugschrikken voor het gebruik van chemische, en erger nog, biologische wapens. ISIS heeft al een aantal keren, weliswaar op bescheiden schaal, chemische wapens ingezet. Op 12 maart van dit jaar nog in Taza een stadje 20 kilometer ten zuiden van Kirkûk. Er zijn weliswaar nog geen biologische wapens ingezet, maar er zijn aanwijzingen dat dit zeker geen ondenkbaar scenario is. Immers, juist de onbeheersbaarheid van de effecten van biologische wapens maakt deze wapens bij uitstek geschikt om een wereldwijd apocalyptisch effect te veroorzaken.

De wetenschappelijke commissie van de WHO concludeerde in een in juni 2015 verschenen rapport dat het nabouwen en zelfs het modificeren van het variolavirus, het pokkenvirus, door de toepassing van synthetische biologie vandaag de dag relatief eenvoudig is. De gezamenlijke Unit Contraproliferatie van de AIVD en de MIVD heeft in 2015 meerdere keren gerapporteerd over de mogelijke CBRN-capaciteiten — chemisch, bacteriologisch, radiologisch, nucleair — van niet-statelijke actoren in vooral Syrië en Irak. In een rapport van het WODC wordt bovendien gewezen op het gebruik van drones om CBRN-wapens te verspreiden. Een bizar incident op 22 april 2015, waarbij een drone met radioactief materiaal landde op het dak van de dienstwoning van de Japanse minister-president Shinzo Abe, geeft duidelijk aan dat dit geen theoretische mogelijkheid is. Er zijn bovendien aanwijzingen uit meerdere bronnen dat ISIS probeert om deze wapens te ontwikkelen of te verkrijgen. In dit verband wijs ik op de laatste vergadering van de NATO PA in Tirana, waar onze collega senator Martens een uitstekend rapport heeft gepubliceerd, met name over de dreiging van CBRN-wapens. Daarin wordt onderschreven dat die dreiging absoluut toeneemt en dat wij die niet kunnen veronachtzamen.

Daar staat tegenover dat in december de NCTV aangaf het risico van de inzet van chemische, bacteriologische, radiologische en nucleaire middelen door terroristen niet hoog in te schatten. Dit blijkt ook uit de beantwoording op 22 december 2015 van de in de Tweede Kamer gestelde vragen over dit onderwerp. Het lijkt erop dat de regering toen van oordeel was dat er voldoende voorzorgen zijn genomen. Mijn fractie is er toch niet helemaal gerust op. Wat is nu werkelijkheid en wat is nu waan? Onze vraag aan de minister van Defensie is dan ook hoe zij op dit moment de CBRN-dreiging inschat en of Defensie nog extra maatregelen heeft genomen of moet nemen om onze militairen beter te beschermen tegen deze dreiging. Voorts is de R&D-capaciteit, de Research and Development-capaciteit, op CBRN-gebied nagenoeg wegbezuinigd. Ziet de minister aanleiding om deze capaciteit te repareren? Ik doel hier op de onderzoekcapaciteit.

Dan kom ik op de migratiestromen richting Europa. Dit onderwerp is al ruim aan de orde geweest tijdens het recent gehouden debat over Europa. Ik kan dus kort zijn. Er is in de wereld een ongekende volksverhuizing aan de gang van circa 60 miljoen mensen. 30 miljoen van hen bevinden zich in een geografisch gebied waarbij migratie richting Europa de meest voor de hand liggende optie is. Daar zit dus ook een veiligheidsdimensie aan. Als we geen greep krijgen op deze migratiestromen, dan bestaat de kans dat de sociale en politieke stabiliteit van het Europese continent wordt aangetast. De eerste signalen dat dit een reële mogelijkheid is zijn er al. Het is de ongemakkelijke werkelijkheid.

De Turkijedeal in combinatie met de hotspots in Griekenland is onvoldoende om de te verwachten aanzwellende migrantenstroom uit Afrika te reguleren. Voor mogelijke oplossingen is het onvermijdelijk om afspraken te maken met een aantal Noord-Afrikaanse landen. Uit recente persberichten weten we dat de minister van Buitenlandse Zaken zich in het kader van de EU hiervoor inspant. Onze vraag aan de minister is hoe dit onderhandelingsproces verloopt en hoe hij de kans inschat dat er tot effectieve afspraken kan worden gekomen met onze buren in Noord-Afrika.

De eerder geschetste verslechtering van de internationale veiligheidssituatie heeft ook gevolgen voor de omvang en aard van onze defensie-inspanning. De krijgsmacht moet hoognodig worden gemoderniseerd en aangepast aan de fluïde en onvoorspelbare veiligheidssituatie. Deze aanpassing en modernisering is echter de afgelopen jaren steeds maar weer uitgesteld omdat decennialang door opeenvolgende kabinetten vele miljarden euro's zijn afgeroomd van het defensiebudget. Dit heeft de defensieorganisatie grote schade toegebracht. De krijgsmacht is nog maar een schaduw van wat hij ooit is geweest. Van wat we nog overhebben is het voortzettingsvermogen ernstig aangetast. Merkwaardig genoeg is het beroep van de politiek op de verzwakte krijgsmacht daarentegen de laatste jaren alleen maar toegenomen en de verwachting is dat in de toekomst dit beroep op de krijgsmacht, zowel nationaal als internationaal, alleen maar verder zal toenemen.

Het kabinet heeft weliswaar extra geld uitgetrokken voor de zieltogende krijgsmacht, maar dit extra geld is onvoldoende om het tij te keren. Immers, als de defensiebegroting in 2017 opnieuw wordt opgehoogd met 200 à 300 miljoen euro, dan is er in de periode 2012 tot 2017 een miljard euro bijgeplust. Dat lijkt een indrukwekkend bedrag, maar de koopkracht van Defensie is nauwelijks toegenomen. Ik vertel de minister van Defensie natuurlijk niets nieuws. Zij heeft de defensieproblematiek al meerdere keren glashelder op papier gezet. Ik zal me dus beperken tot een paar punten die mijn fractie wil onderstrepen of waar wij nog vragen over hebben.

De situatie is ronduit zorgwekkend. Alleen al om de basisgereedheid, de investeringen en de operationele ondersteuning definitief op orde te brengen is naar het oordeel van de VVD-fractie in de planperiode een bedrag nodig van rond de miljard euro per jaar. Let wel, dit bedrag biedt slechts ruimte voor marginale investeringen. We krijgen voor dit bedrag in feite niet meer krijgsmacht, maar we repareren slechts wat we dachten te hebben. Als de defensiebegroting niet structureel met een fors bedrag wordt verhoogd, moeten er wederom onmisbare militaire capaciteiten worden wegbezuinigd. Het neerwaarts bijstellen van het ambitieniveau wordt dan onvermijdelijk en gemaakte afspraken in NAVO-verband kunnen dan niet meer worden nagekomen. De NAVO heeft zich recent dan ook zeer kritisch uitgelaten over de Nederlandse defensie-inspanning. Terecht, want Nederland besteedt slechts 1,1% van het bbp aan defensie en als hier de post pensioenen en wachtgelden en de afdracht van btw van wordt afgetrokken, blijft amper 0,9% over. Dit percentage is ver onder de NAVO-norm van 2%, maar ook onder het Europese NAVO-gemiddelde van 1,4% van het bbp.

Niet alleen de NAVO — er is al eerder op gewezen — maar ook onze eigen Algemene Rekenkamer heeft hard aan de bel getrokken. De Algemene Rekenkamer stelde in zijn jaarlijkse rapport over de resultaten van het verantwoordingsonderzoek in 2014 dat er nog steeds sprake is van een onbalans tussen uit te voeren taken enerzijds, en personeel, materieel en geld anderzijds en concludeerde: "het ministerie van Defensie trekt een niet vol te houden wissel op zichzelf". In het verantwoordingsonderzoek van de Rekenkamer dat op 18 mei van dit jaar aan de Tweede Kamer werd aangeboden krijgt Defensie wederom een gele kaart uitgereikt. Om het tij te keren zijn er de komende decennia forse investeringen nodig en daar wringt hem nu net de schoen.

Om in de toekomst te kunnen beschikken over een toekomstbestendige en relevante krijgsmacht is het namelijk niet alleen van belang om voldoende geld te investeren in Defensie, maar ook dat er van het defensiebudget voldoende wordt geïnvesteerd in nieuwe technieken en wapensystemen. Binnen de NAVO is daarom afgesproken dat de lidstaten minimaal 20% van het defensiebudget moeten besteden aan vervanging van materieel en investeringen in nieuwe technieken en wapensystemen. Dit is de zogenaamde investeringsquote. Nederland voldoet echter ook niet aan de norm voor de investeringsquote. Nederland voldeed in 2009 voor het laatst aan deze norm. Sindsdien is er een dalende trend ingezet met als triest dieptepunt 2013 met een percentage van 13,6. De ramingen in de afgelopen begrotingen gaan weliswaar uit van een snelle stijging van de investeringsquote, maar in de praktijk valt dit tegen. In 2015 bedroeg de investeringsquote slechts 15%. Voor 2016 was een investeringsquote van 21% voorzien, maar dat wordt naar onze inschatting zeker niet gehaald. Uit de hand lopende exploitatiekosten worden immers noodgedwongen gecompenseerd door in te teren op de investeringen. Daarbij komt dan nog het feit dat Defensie niet wordt gecompenseerd voor prijsstijgingen en valutarisico's. De organisatie eet zichzelf op. De minister heeft dit probleem voorgelegd aan de Studiegroep Begrotingsruimte die uiterlijk dit voorjaar de resultaten bekend zou maken. Onze vraag aan de minister is dan ook of de resultaten inmiddels al bekend zijn.

Daarbij komt nog dat de Defensie Materieel Organisatie, DMO, kampt met onderbezetting en er ook sprake is van onderbezetting op andere plaatsen in de verwervingsketen, waardoor er de laatste jaren telkenmale sprake is van onderrealisatie van het investeringsbudget. Het DIP, het Defensie Investeringsplan, is bovendien weinig flexibel. Schuiven binnen het budget is lastig. Hoe staat het met de plannen van de minister om de flexibiliteit van het DIP te vergroten?

De minister heeft in de Tweede Kamer medegedeeld dat zij gezien de voortdurende onderrealisatie besloten heeft om voortaan voor de investeringsquote uit te gaan van een vijfjarig gemiddelde. Dat helpt weliswaar om het verschil tussen ramingen en realisatie van de investeringsuitgaven af te vlakken, maar dat lost het eigenlijke probleem dat middelen en ambities van Defensie niet met elkaar in evenwicht zijn natuurlijk niet op. Onze vraag aan de minister is welke maatregelen zij heeft genomen om de onderbezetting van de DMO op te lossen. Wat is de onderbezetting op dit moment? Welke andere maatregelen heeft zij genomen om het functioneren van de verwervingsketen te verbeteren? Tevens zouden wij het op prijs stellen als de minister ons een inzicht kan geven in de omvang van de op dit moment aangegane verplichtingen en in hoeverre deze afwijkt van de planning. Wat is de delta tussen het budget dat nodig is om de krijgsmacht in stand te houden en het beschikbare budget conform de meerjarige begroting?

We naderen echt een cruciaal beslispunt ten aanzien van onze krijgsmacht. We kunnen zo niet doorgaan. De krijgsmacht eet zichzelf van binnenuit op. Het huidige defensiebudget is volstrekt ontoereikend. Mijn fractie maakt zich dan ook grote zorgen over de broodnodige vervanging van verouderde en versleten wapensystemen. Immers, behalve de vervanging van de bejaarde F-16 en de versleten operationele wielvoertuigen komt er nog een aantal grote materieelvervangingsprojecten op ons af die bovendien te krap zijn begroot. De huidige reserveringen voor de drie grote maritieme vervangingsprojecten, M-fregatten, onderzeeboten en mijnenjagers, zijn daar een typisch voorbeeld van. Om het Defensie Investeringsplan passend te maken zijn deze projecten nooit gecompenseerd voor prijsontwikkeling en zelfs gekort. Het is daardoor maar zeer de vraag of de tijdige vervanging van deze capaciteiten in de gewenste kwaliteit en kwantiteit nog wel mogelijk is binnen het beschikbare budget. De vervanging van dit materieel kunnen we echter niet nog verder uitstellen omdat van deze eenheden de zogenaamde "end life of type", afgekort ELOT, met rasse schreden nadert en ze bij het uitblijven van vervanging niet alleen technisch maar ook operationeel overbodig en onbruikbaar worden. Het probleem is dat door het voortdurend maar weer uitstellen van noodzakelijke investeringen er een enorme financiële boeggolf is ontstaan, waardoor meerdere projecten tegelijkertijd budget en capaciteit nodig hebben. Dit leidt tot verdringingseffecten en dus weer tot weer verder vooruitschuiven van deze projecten en bijgevolg tot het verder vergroten van de financiële boeggolf. De minister heeft ook nu weer investeringen moeten doorschuiven naar latere jaren. Wij zijn dan ook benieuwd, hoe de minister het probleem gaat oplossen van de versleten wapensystemen die hun ELOT in de zeer nabije toekomst zullen overschrijden. Het verwerven van deze systemen kost immers veel tijd. Zijn we, zelfs als Defensie er geld bij krijgt, al niet te laat om in tijdige vervanging te voorzien? Graag een antwoord van de minister van Defensie.

Mijn inbreng schetst een weinig optimistisch beeld van de veiligheidssituatie. Zoals al een tijdje bekend zijn er allerlei opkomende risico's. Lees onze eigen interdepartementale studie uit 2010, de verkenningen, er maar op na. De heer Knapen heeft daaraan ook deelgenomen. Deze studie sprak toen nog over diverse onzekerheden en risico's. Inmiddels zijn veel van die risico's reële dreigingen geworden. De afgelopen 25 jaar werden gekenmerkt door een historisch ongewone periode van geopolitieke luwte. Maar deze periode van stabiliteit en vrede is echt voorbij. We moeten een belangrijk deel van het geïnde vredesdividend opnieuw investeren in een krijgsmacht die in staat is, op de oostflank en de zuidflank van Europa een zinvolle bijdrage te leveren aan de bondgenootschappelijke verdediging van ons continent en de bescherming van onze burgers en infrastructuur. In het oosten moet dat vooral gebeuren door geloofwaardige afschrikking, in het zuiden vooral door blijvend de migratiedruk te reguleren en de bijbehorende instabiliteit in te perken en aan te passen.

Ik sluit positief af. De vrije westerse samenlevingen beschikken over het geld, de technologie, de kennis en de bevolkingsomvang om de uitdagingen van de toekomst met succes aan te gaan. Waar het ons tot nu toe aan heeft ontbroken, is de politieke wil om een groter deel van onze welvaart te besteden aan onze veiligheid. Dit geldt zeker ook voor Nederland, een van de rijkste landen ter wereld, dat wat betreft defensie ver onder de maat presteert. Wegkijken kan niet meer, het is namelijk geen vijf voor twaalf, maar twee voor twaalf.