Verslag van de vergadering van 7 juni 2016 (2015/2016 nr. 33)
Aanvang: 21.18 uur
Status: gecorrigeerd
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de eigen bijdrage van veroordeelden aan de kosten van de strafvordering en de slachtofferzorg (34067).
De beraadslaging wordt hervat.
Minister Van der Steur i:
Voorzitter. Ik wil de woordvoerders danken voor hun waardevolle bijdrage in eerste termijn. Er zijn door de woordvoerders veel vragen gesteld, zowel inhoudelijke vragen als ook vragen die betrekking hebben op het principe dat aan het wetsvoorstel ten grondslag ligt.
Ik heb gezien dat ik een ontzettende hoeveelheid vragen moet beantwoorden en ik hecht aan een zorgvuldig debat hierover. Daarom wil ik een verzoek doen. De hoeveelheid gestelde vragen en de serieuze toon van die vragen zullen voor mijn beantwoording betekenen dat veel woordvoerders geneigd zullen zijn om in interrupties met mij van gedachten te wisselen, wat ik graag doe, maar ik zou het erg jammer vinden als wij daarvoor onder de druk van de klok niet alle tijd zouden kunnen nemen. Ik kan mij dan ook voorstellen dat wij het debat om die reden verdagen, met uw welnemen, zodat we op een ander tijdstip, zo mogelijk voor het zomerreces, het debat kunnen vervolgen en daar ook ruim de tijd voor kunnen nemen.
De voorzitter:
U kunt het zich voorstellen, of vraagt u het?
Minister Van der Steur:
Ik vraag het, voorzitter. Ik vraag het.
De voorzitter:
Heel goed.
Minister Van der Steur:
Omdat ik het mij kan voorstellen, vraag ik het u.
De voorzitter:
Ik wil het even precies weten. U vraagt om verdaging van het debat, gezien de grote hoeveelheid vragen die u niet alleen moet beantwoorden, maar ook wilt beantwoorden, neem ik aan. U vraagt dat ook zodat we in de interruptiedebatjes, die er waarschijnlijk ook nog zullen zijn, niet allemaal kijkend op de klok gaan denken: laat maar lopen, ik merk het wel.
Ik kijk even naar de Kamer. Wat vinden de woordvoerders ervan?
De heer Engels i (D66):
Voorzitter. Mijn fractie vindt het voorstel van de minister voorstelbaar. Er zijn inderdaad heel veel vragen gesteld.
De voorzitter:
Het is een verzoek van de minister.
De heer Engels (D66):
Ik bedoel het verzoek van de minister. Er zijn veel vragen gesteld, ook indringende vragen, verstrekkende vragen, en ik denk dat wij het, zeker als we het over een onderwerp hebben dat justitie raakt, aan de stand van deze Kamer verplicht zijn om daar heel zorgvuldig en nauwkeurig mee om te gaan. Als de kans bestaat dat we het debat niet eens kunnen afronden vanavond, heb ik liever dat we het op een ander moment doen en dan beginnend met het antwoord van de minister. Dus mijn fractie zou geneigd zijn om positief te reageren op het verzoek van de minister.
Mevrouw Beuving i (PvdA):
Voorzitter. De PvdA-fractie heeft hetzelfde standpunt ingenomen. Wij vinden het verzoek van de minister alleszins begrijpelijk en eigenlijk zelfs heel verstandig. Met de argumenten die de minister zelf al genoemd heeft, willen wij het verzoek graag honoreren, althans de voorzitter vragen om het verzoek te honoreren.
De voorzitter:
Het is ook aan de Kamer, dat begrijpt u wel.
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Voorzitter. Mijn fractie is ook bereid om positief te reageren op het verzoek van de minister. Misschien is dat inderdaad wel verstandig, gelet op de grote fundamentele bezwaren die in deze Kamer leven ten aanzien van dit wetsvoorstel.
Mevrouw Bikker i (ChristenUnie):
Voorzitter. Gehoord de argumentatie van de minister: ik zie uit naar een goed, volledig en grondig debat hierover. Het zou jammer zijn als dat in de knel kwam. Ik hoorde de minister wel verzoeken om het nog voor het zomerreces te behandelen. Mijn vraag aan u is of dat past, gezien de agenda, of dat we het op een ander moment terugzien. Dat goede debat moet er dan ook echt zijn, niet dat we op een later moment weer dezelfde discussie hebben als nu.
De voorzitter:
Ik laat eerst even de woordvoerders hun mening geven. Ik begrijp van mevrouw Van Bijsterveld dat de heer Rombouts inmiddels al afgereisd is en dat zij het woord van hem overneemt?
Mevrouw Van Bijsterveld i (CDA):
Ja, voorzitter. In plaats van de woordvoerder wil ik namens mijn fractie zeggen dat wij graag akkoord gaan met het verzoek van de minister.
Mevrouw Van Weerdenburg i (PVV):
Voorzitter. De PVV heeft geen bezwaar tegen uitstel van het debat.
De heer Schouwenaar i (VVD):
Voorzitter. Wij gaan ook akkoord, met dezelfde redegeving.
Mevrouw Wezel i (SP):
Voorzitter. De SP-fractie kan zich vinden in het verzoek en verzoekt de minister, de kritische standpunten van de partijen in overweging te nemen.
De voorzitter:
Ik geloof dat ik hiermee alle woordvoerders gehoord heb en dat de sense of the meeting, om het maar in goed Nederlands te zeggen, is dat men bereid is om aan het verzoek van de minister te voldoen. Daar ben ik ook toe bereid. Ik moet u wel zeggen dat we het debat, gezien de volle agenda en de vele debatten die ons nog te wachten staan, zeker niet voor 28 juni zullen hebben. Misschien dat er daarna een gaatje is, maar misschien ook niet. Daarvan is het dan afhankelijk. Wij zullen bezien of het mogelijk is om het nog voor het reces te behandelen, maar als het echt niet anders kan, wordt het na het reces. Dat is dan de consequentie.
Minister Van der Steur:
Akkoord, voorzitter.
De voorzitter:
Goed. Dan is het debat verdaagd en zijn wij in afwachting, bij een volgende keer, van het antwoord van de minister in eerste termijn en de tweede termijn van de kant van de Kamer en van de kant van de minister.
De beraadslaging wordt geschorst.