Plenair Van de Ven bij voortzetting behandeling Initiatief-Lodders Wet verbeterde premieregeling



Verslag van de vergadering van 14 juni 2016 (2015/2016 nr. 34)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.30 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van de Ven i (VVD):

Voorzitter. Sedert het plenaire debat in deze Kamer op dinsdag 24 mei jl. over het initiatiefwetsvoorstel Wet verbeterde premieregeling van het VVD-Tweede Kamerlid Lodders heeft staatssecretaris Klijnsma met haar brieven van maandag 30 mei en vrijdag 10 juni 2016 naar het oordeel van de VVD-fractie belangrijke en wezenlijke verduidelijkingen voorgesteld voor de toepassing van de Algemene Maatregel van Bestuur die zij ter gelegenheid van de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel beoogt in te voeren.

Voor de VVD-fractie is de wenselijkheid van de invoering van het initiatiefwetsvoorstel-Lodders niet in discussie geweest. De leden van de VVD-fractie beschouwen de Wet verbeterde premieregeling van mevrouw Lodders als een innoverende variant op het bestaande stelsel voor de opbouw van aanvullend pensioen op basis van de premieovereenkomst en de kapitaalovereenkomst. Circa 1 miljoen mensen met een premie- of kapitaalovereenkomst worden geraakt door dit initiatiefwetsvoorstel.

In vogelvlucht betreffen de verduidelijkingen, verbeteringen en toezeggingen van de staatssecretaris in het bijzonder de aanvullende informatieverplichtingen, het lifecyclebeginsel, de mogelijkheid voor een uitgestelde vaste pensioenuitkering, de reikwijdte van het shoprecht, en de taakafbakening tussen pensioenfondsen en verzekeraars, alsmede het overgangsrecht. Tussen 24 mei en haar laatste brief van 10 juni heeft de staatssecretaris gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van betrokken organisaties en instellingen. De VVD-fractie is van oordeel dat met de voorstellen van de staatssecretaris flexibiliteit wordt gecreëerd voor een succesvolle start van de Wet verbeterde premieregeling. De leden van de VVD-fractie hebben nog wel enkele vragen.

De eerste vraag die de leden van de VVD-fractie voorleggen aan de staatssecretaris betreft een keuzerecht van de deelnemer ter zake van de uitgebreide informatieplicht voor de ontvangst van een variabel pensioen. Ik licht dit toe. Een pensioendeelnemer kan kiezen voor een variabele pensioenuitkering. Voorafgaand aan de keuze voor een variabele pensioenuitkering moet de pensioenuitvoerder die meerdere risicoprofielen voor een variabele uitkering hanteert, uitgebreide informatie bij de deelnemer inwinnen over de financiële positie, kennis, ervaring, doelstellingen en de risicobereidheid van de deelnemer om zijn of haar risicoprofiel te kunnen bepalen. Pensioenuitvoerders moeten volgens het wetsvoorstel hun deelnemer echt kennen en op de hoogte zijn van zijn of haar financiële situatie met het oog op de risico's van een variabele pensioenuitkering. Een vergaande plicht om informatie over de deelnemer in te winnen wordt dan ook aan de pensioenuitvoerders opgelegd. De initiatiefnemer heeft aangegeven dat de zorgplicht van de pensioenuitvoerder wordt versterkt. In dit kader is eerder gesproken over een adviesplicht van de pensioenuitvoerder.

Deze informatieplicht zal betekenisvol zijn voor de deelnemer. De informatieplicht leidt ertoe dat een deelnemer wordt gevraagd openheid van zaken te geven ten aanzien van zijn algehele vermogenspositie op de pensioendatum. Daarbij valt te denken aan gezinsinkomen c.q. partnerinkomen, bezittingen, hypotheek, spaargelden, beleggingen en individuele aanvullende pensioenen. Ook wordt de deelnemer geacht uitleg te geven over zijn of haar financiële doelen in de toekomst en wordt hem of haar gevraagd naar zijn of haar kennis en ervaring met financiële producten.

Uiterlijk op de pensioendatum moet een deelnemer de complexe keuze maken voor de aankoop van een vaste of variabele pensioenuitkering. De aankoop van de pensioenuitkering hoeft op de pensioendatum niet in alle gevallen bij de eigen pensioenuitvoerder te zijn waar de deelnemer het pensioenkapitaal heeft opgebouwd. De deelnemer kan het recht hebben om de pensioenuitkering aan te kopen bij een pensioenuitvoerder naar vrije keuze om zo de beste periodieke pensioenuitkering in de markt te verkrijgen. Dat is het zogenoemde shoprecht.

Een pensioenuitvoerder kan overeenkomstig de toelichting bij het initiatiefwetsvoorstel het inwinnen van de uitgebreide informatie bij de deelnemer opvatten als een vorm van adviesplicht. Bij de toepassing van artikel 52a, lid 5 van het initiatiefwetsvoorstel gelden immers de adviesregels uit de Wet op het financieel toezicht, te weten artikel 4:23.

De VVD-fractie meent dat de deelnemer een keuzerecht moet hebben. Gewaarborgd moet zijn dat de eigen pensioenuitvoerder voor zichzelf geen richtinggevende adviesplicht ziet voor de deelnemer die wil kiezen voor een variabel pensioen. Een deelnemer moet juist de vrijheid hebben om voor de aankoop van een variabel pensioen vertrouwelijke en persoonlijke informatie over zijn algehele vermogenspositie te delen met een pensioenverzekeraar c.q. financieel dienstverlener naar eigen keuze. Die financieel dienstverlener dient uiteraard wel te voldoen aan de eisen van de Wet op het financieel toezicht. De partij naar keuze van de deelnemer is degene die de genoemde verstrekkende verplichte informatie kan uitvragen bij de deelnemer om vervolgens het risicoprofiel hierop te laten baseren. Kortom, de leden van de VVD-fractie vragen de staatssecretaris welke waarborgen bestaan dat een deelnemer op de pensioendatum het recht heeft om zonder dubbele kosten te kiezen met welke partij hij of zij de verplicht te verstrekken informatie wil delen voorafgaand aan de keuze voor een variabele pensioenuitkering.

De VVD-fractie heeft nog een tweede vraag over de toerekening van kosten. Het Wetsvoorstel verbeterde premieregeling is naar het oordeel van mijn fractie nog niet geheel duidelijk over de kostentoerekening van een variabel pensioen. De Tweede Kamer heeft unaniem een motie aangenomen waarin staat dat de pensioenuitvoerder moet zorgen voor transparantie van alle kosten die ten laste worden gebracht aan de deelnemers in verband met het variabele pensioen. Tijdens het plenaire debat op 24 mei jongstleden is gevraagd op welke wijze aan de motie wordt voldaan. Een pensioenuitvoerder is verder verplicht om de kosten van het vermogensbeheer en de transactiekosten die van invloed zijn op de pensioenaanspraak te publiceren op een voor deelnemers toegankelijke website. Dat dient uiterlijk per 1 juli 2017 te gebeuren. Het geldt voor de kosten van de vaste en de variabele pensioenregelingen. Eveneens heeft deze Kamer gevraagd of de kosten voor het aanbieden van een variabele pensioenuitkering ook kunnen worden omgeslagen over deelnemers die kiezen voor een vaste uitkering. Dit blijkt het geval te zijn. Pensioenuitvoerders mogen zelf bepalen hoe zij de kosten doorrekenen aan de deelnemers: alleen aan de deelnemers met een variabele uitkering, of aan alle deelnemers. De leden van de VVD-fractie vragen de staatssecretaris of de additionele kosten voor een variabel pensioen kunnen worden geïdentificeerd en toegerekend aan de deelnemers die kiezen voor het variabele pensioen.