Verslag van de vergadering van 28 juni 2016 (2015/2016 nr. 36)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 13.44 uur
De heer Schrijver i (PvdA):
Voorzitter. Ik spreek in de hoedanigheid van voorzitter van de vaste Kamercommissie BDO en heb het genoegen dat te mogen doen namens de leden van de fracties van de VVD, het CDA, de SP, D66, GroenLinks, ChristenUnie, 50PLUS, de PvdD, de OSF en ook de PvdA.
Voorzitter. 70 jaar na de oprichting van de naoorlogse straftribunalen in Neurenberg en Tokio lijkt het dan eindelijk te gaan lukken om het misdrijf van agressie, toen het misdrijf tegen de vrede genoemd, als een universeel misdrijf te bestempelen en te operationaliseren.
Daarmee raken de voorliggende wetsvoorstellen aan grote zaken van oorlog en vrede, van berechting en straf. De wetsvoorstellen strekken tot goedkeuring van de aanvullingen van het verdrag dat ten grondslag ligt aan het in Den Haag gevestigde Internationaal Strafhof. Dat is het Statuut van Rome, en de uitvoering daarvan in onze Wet internationale misdrijven, ook wel de WIM genoemd, en de Rijkswet op het Nederlanderschap. Het gaat om enkele aanvullingen van het begrip oorlogsmisdrijven, zoals het verbod van het welbewust gebruik van dumdumkogels. Dat zijn kogels die bij binnendringing in het menselijk lichaam groter of platter worden, waardoor zij onnoemelijk veel menselijk leed en pijn veroorzaken; meer dan militair nodig. Maar het gaat bij de wetsvoorstellen vooral om de definitie van het misdrijf agressie en de voorwaarden voor de uitoefening van rechtsmacht over dit misdrijf door het Strafhof.
Het Internationaal Strafhof kan vervolgen en berechten voor vier zware misdrijven: genocide, misdrijven tegen de menselijkheid, oorlogsmisdrijven en agressie. Bij de totstandkoming van het Statuut in 1998 werd ook het misdrijf van agressie opgenomen, maar over de delictsomschrijving daarvan en over de voorwaarden voor de uitoefening van rechtsmacht door het Strafhof werd men het in de jaren negentig, net als in de 50 daaraan voorafgaande jaren, nog niet eens. Om die reden had het Internationaal Strafhof vanaf de inwerkingtreding in 2002 slechts een "slapende rechtsmacht" over het misdrijf agressie.
Bij de herzieningsconferentie van het Statuut in Kampala in 2010 is het wel gelukt algehele overeenstemming te bereiken over het misdrijf agressie. Dit is uiteindelijk bij consensus gebeurd. Internationaal geldt dat als een belangrijke doorbraak. Daarmee is dan eindelijk het Statuut van Rome binnenkort compleet en verwerft het Strafhof binnenkort ook effectieve rechtsmacht over wat het Neurenbergtribunaal destijds aanduidde als de "supreme international crime". Het onderwerp kent een lange geschiedenis. Met een verbod op dumdum- en soortgelijke kogels is de internationale gemeenschap bezig vanaf de eerste Haagse Vredesconferentie in 1899, zoal niet vanaf de oprichting van het Rode Kruis in 1864. Zo ook gaan de pogingen om de agressieve oorlog aan banden te leggen terug op de Haagse vredesconferenties.
Om die reden beschouwen de fracties namens wie ik mag spreken, de totstandkoming van overeenstemming over de delictsomschrijving van het misdrijf van agressie als een historische mijlpaal in de internationale samenwerking gericht op het tegengaan van straffeloosheid voor agressie en zware internationale misdrijven en als een belangrijke bijdrage aan de handhaving van de internationale rechtsorde. Graag spreek ik namens de leden van deze fracties onze waardering uit voor de constructieve rol die opeenvolgende kabinetten bij het bereiken van dit akkoord hebben gespeeld.
Wij constateren dat in de delictsomschrijving van agressie de elementen misdrijf van agressie, dader en daad van agressie helder te onderscheiden zijn. Ook zijn zodanige drempels ingebouwd dat minder ernstige schermutselingen, bijvoorbeeld grensincidenten, niet meteen internationaal als daden van agressie gebrandmerkt kunnen worden. Ook hebben wij met de regering in een uitvoerig en gedegen schriftelijk overleg in de Eerste Kamer vastgesteld dat de hoge drempelclausule van "onmiskenbare schending van het Handvest van de Verenigde Naties" maakt dat deelname aan internationale crisisbeheersingsoperaties, waaronder humanitaire interventies, buiten het bereik van de delictsomschrijving van agressie vallen. Voorts kan de rechtsmacht niet met terugwerkende kracht worden uitgeoefend. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan de twijfels die her en der zijn gerezen over mogelijke repercussies bij deelname aan internationale crisisbeheersingsoperaties. Al met al maakt dit dat vervolging en berechting van agressie niet snel zullen kunnen plaatsvinden, al is dat uiteindelijk aan de aanklager en het Strafhof zelf.
De leden van de fracties namens wie ik spreek, hebben met waardering kennisgenomen van het feit dat Nederland geen gebruik zal maken van de zogenaamde opt-outverklaring, waardoor het Internationaal Strafhof in bepaalde gevallen toch geen rechtsmacht over het misdrijf agressie zou hebben.
Wat betreft de door Nederland uit te oefenen rechtsmacht met betrekking tot het misdrijf agressie, herkennen deze leden zich in de uitvoerige omschrijving van de rechtsmachtsregeling en de beginselen van territorialiteit en nationaliteit, en bij dat laatste zowel het actieve als het passieve nationaliteitsbeginsel. Zij achten dit geheel terecht gezien de zwaarte van het misdrijf agressie, dat zoals gezegd door het Neurenbergtribunaal als "supreme international crime" is aangeduid. Ook onderschrijven deze leden de gekozen beleidslijn om de voorziene strafbaarstelling van het misdrijf agressie in de WIM pas in werking te laten treden zodra het Internationaal Strafhof gerechtigd is daadwerkelijk rechtsmacht hierover uit te oefenen. Dat zal op zijn best in 2017 het geval kunnen zijn, na de benodigde 30 ratificaties en ook nog na een zogenaamd activeringsbesluit van de statenpartijen bij het Statuut van Rome. Dat zijn er thans 124.
Ik memoreerde al even dat 30 ratificaties vereist zijn om de Kampala-amendementen in werking te laten treden. De teller staat nu op 29. Mede om die reden zijn de fracties namens wie ik mag spreken, ermee ingenomen dat de twee wetsvoorstellen nu voorliggen en dat Nederland met het aannemen daarvan een steentje kan bijdragen aan de versterking van de rol van het Strafhof zoals in 1998 bedoeld, en daarmee aan de bevordering van de internationale rechtsorde en aan de bevordering van de rol van Den Haag als stad van Vrede en Recht.