T02349

Toezegging Overgangsrecht pensioenuitvoerders (34.255)



De staatssecretaris van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Rinnooy Kan, toe ook aan pensioenuitvoerders die een variabel pensioen aanbieden, uitstel tot 1 januari 2018 te bieden van de verplichting om de voorkeur van de deelnemers uit te vragen en het beleggingsrisico op die voorkeur te baseren. Het overgangsrecht in het ontwerpbesluit zal hiertoe worden aangepast.  


Kerngegevens

Nummer T02349
Status voldaan
Datum toezegging 24 mei 2016
Deadline 1 september 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Prof.dr. A.H.G. Rinnooy Kan (D66)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie lagere regelgeving
Onderwerpen overgangsrecht
pensioenuitkeringen
premiepensioeninstellingen
premieregelingen
verzekeraars
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Lodders Wet verbeterde premieregeling (34.255)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr. 31, item 4, blz. 17

De heer Rinnooy Kan (D66):

Pensioenfondsen die uitsluitend een vaste uitkering willen blijven aanbieden, wordt daarbij in artikel 55, lid 3 een overgangstermijn van twee jaar gegund. Kan de staatsecretaris aangeven waarom die overgangstermijn niet aan alle aanbieders gegund wordt? In het bijzonder staan ook de verzekeraars hier voor een grote en ingewikkelde administratieve uitdaging. Hun specifieke positie ten opzichte van de pensioenfondsen wordt nog steeds hier en daar onvoldoende onderkend, bijvoorbeeld in artikel 7c van het uitvoeringsbesluit waarin verwezen wordt naar een afstempelrisico dat bij verzekeraars niet bestaat.

Handelingen I 2015-2016, nr. 31, item 4, blz. 29

Staatssecretaris Klijnsma:

De heer Rinnooy heeft gevraagd naar de overgangstermijn. Het overgangsrecht in artikel 55 geldt voor alle uitvoerders die de vastgestelde uitkeringen uitvoeren.

De heer Rinnooy Kan (D66):

Ik heb het zo begrepen dat die overgangstermijn alleen maar zou gelden voor uitvoerders die de optie "vast" aanbieden maar niet voor degenen die de optie "variabel" aanbieden. Mijn vraag is: waarom niet?

Staatssecretaris Klijnsma:

Het gaat inderdaad om de vaste uitkeringen.

De heer Rinnooy Kan (D66):

Degenen die een variabel product aanbieden, hebben ook overgangsproblemen die er niet om liegen. Mijn vraag is dan ook waarom hun ook niet die termijn van twee jaar wordt gegund.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik kom daar in tweede termijn op terug, want ik denk dat dit een valide vraag is.

Brief 30 mei 2016 (34255, L), blz. 5,

Staatssecretaris Klijnsma:

Over het overgangsrecht in het ontwerpbesluit is door senator Rinnooy Kan ook de vraag gesteld waarom alleen voor pensioenuitvoerders die een vaste uitkering aanbieden, de verplichting om het beleggingsbeleid te baseren op de (andersluidende) voorkeur van de deelnemer is uitgesteld tot 2018. Dit overgangsrecht is gebaseerd op de gedachte dat het ontwikkelen van een beleggingsbeleid dat past bij een variabel pensioen iets nieuws is. Op dit moment zijn er immers geen aanbieders van variabele pensioenen. Pensioenfondsen of verzekeraars die – net als nu – uitsluitend een vast pensioen willen aanbieden, moeten dit beleid dus desondanks nieuw ontwikkelen.

Pensioenuitvoerders die – na het inwerkingtreden van de wet – een variabel pensioen willen aanbieden, moeten sowieso een daarbij passend beleggingsbeleid ontwikkelen. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van de inzichten die het bovengenoemde onderzoek naar de meerwaarde van een overgang naar life cycle beleggen oplevert. Pensioenuitvoerders krijgen immers nog tot 1 januari 2018 de tijd om een passend beleggingsbeleid voor een variabele pensioenuitkering te ontwikkelen. Voor het beleggingsbeleid dat past bij de voorkeur van deelnemers voor een vaste pensioenuitkering, kunnen pensioenuitvoerders gebruik maken van jarenlange ervaring. In dit geval weegt het belang van de deelnemer bij een bij zijn voorkeur passend beleggingsbeleid zwaarder dan het belang van de pensioenuitvoerder.

Brief 10 juni 2016 (34255, M),

Staatssecretaris Klijnsma:

  • 4. 
    Het ontwerpbesluit bepaalt dat aan uitvoerders die na de invoering van de Wet verbeterde premieregeling uitsluitend een vast pensioen blijven aanbieden, tot 1 januari 2018 uitstel wordt geboden van de verplichting om het beleggingsrisico af te stemmen op een variabele pensioenuitkering (artikel 55, derde lid). In de gesprekken is bepleit eenzelfde uitstel te verlenen aan uitvoerders die (ook) een variabel pensioen gaan aanbieden. Uitvoerders voorzien ernstige uitvoeringstechnische problemen als zij bij het aanbieden van een variabel pensioen onmiddellijk de voorlopige voorkeur van alle deelnemers voor wie dat relevant is, moeten uitvragen en vervolgens het beleggingsrisico op die voorkeur moeten afstemmen. De problematiek die deze pensioenuitvoerders voorzien, zou ertoe kunnen leiden dat zij op korte termijn geen variabel pensioen aanbieden.

Deelnemers met een premieovereenkomst hebben er belang bij dat de uitvoerder de beleggingen zo snel mogelijk afstemt op zijn voorkeur voor een vast of een variabel pensioen. Daar staat tegenover dat deze deelnemers er ook belang bij hebben dat uitvoerders de mogelijkheid van een variabel pensioen snel gaan aanbieden. Nu het effect op het pensioen van iets meer beleggingsrisico over een korte periode bescheiden is, ben ik voornemens om tegemoet te komen aan het verzoek om ook aan pensioenuitvoerders die een variabel pensioen aanbieden, uitstel tot 1 januari 2018 te bieden van de verplichting om de voorkeur van de deelnemers uit te vragen en het beleggingsrisico op die voorkeur te baseren.

De besprekingen hadden geen betrekking op het wetsvoorstel verbeterde premieregeling als zodanig. Wel hebben de uitkomsten consequenties voor de uitwerking van de beleggingseisen in het besluit verbeterde premieregeling. Deze consequenties zullen worden verwerkt bij gelegenheid van het nader rapport. Het aldus aangepaste besluit zal tegelijkertijd met de Wet verbeterde premieregeling in werking treden.

Handelingen I 2015-16, nr. 34, item 7, blz. 7

De heer Rinnooy Kan (D66):

Wij maakten ons ook zorgen over de aan pensioenaanbieders ongelijk toegekende overgangstermijnen en waren verheugd te zien dat die zorg is weggenomen.


Brondocumenten


Historie