Plenair Dercksen bij behandeling Netneutraliteitsverordening



Verslag van de vergadering van 4 oktober 2016 (2016/2017 nr. 2)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.20 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Dercksen i (PVV):

Voorzitter. Ik heb het de minister en de collega's in het verleden al beloofd: als het Nederlandse belang in het geding is, zal ik hier het woord willen voeren. Ik vind dat het minste wat ik kan doen, zo ook vandaag.

Het was vreemd om in de commissie voor Economische Zaken de vraag te krijgen of het wel nodig was om het wetsvoorstel inzake netneutraliteit plenair te behandelen. Debat of geen debat, er zou toch niets aan veranderen. Dat getuigt wat mij betreft van twee zaken. In de eerste plaats van een niet al te hoge waardering van wat er hier van ons wordt verwacht. In de tweede plaats — en het spijt mij toch wel een beetje om dat te moeten zeggen — getuigt het misschien van iets te weinig kennis van zaken over het onderwerp dat wij vandaag bespreken.

De reden om dit plenaire debat toch maar aan te gaan is het feit dat de definitieve richtsnoeren van BEREC beschikbaar zijn. Die waren er nog niet toen in april aan de overkant in de Tweede Kamer dit voorstel werd behandeld, en ook niet toen wij voor de zomer schriftelijk overleg voerden met de minister. In die onwetendheid was de Tweede Kamer blij met de nota van wijziging van de minister, die expliciet prijsdiscriminatie verbiedt. De vraag die hier vandaag op tafel ligt, luidt: is die nota van wijziging, die kop op de verordening, houdbaar? Is die houdbaar nu wij kennis hebben kunnen nemen van de definitieve richtsnoeren van BEREC? Die informatie hebben wij niet van de minister gekregen. Dat vind ik ook vreemd. Waarom heeft de minister die informatie niet gewisseld met de leden van dit huis? Formeel hebben wij dus misschien wel niet eens kunnen vaststellen dat zij haaks staan op het voorstel van de minister. Die richtlijnen zijn er natuurlijk wel. Ze staan online, maar wellicht is het toch handig om, voordat wij volgende week gaan stemmen, die richtlijnen te delen met de collega's. Dat is mijn eerste verzoek aan de minister.

Voor een goed begrip van hoe dit nu gelopen is, is het misschien aardig om de chronologische stappen nog even door te nemen. Het kabinet stemde tegen de Brusselse verordening, in de veronderstelling dat het een inbreuk zou zijn op het verbod op prijsdiscriminatie zoals wij dat in Nederland kennen. Het kabinet heeft geprobeerd het expliciete prijsdiscriminatieverbod opgenomen te krijgen in de verordening, maar dat is niet gelukt. Vandaar de tegenstem in Brussel. Later ontdekte het kabinet een meer algemeen geformuleerd verbod op discriminatie in de verordening, waarvan het meent dat dit ook betrekking zou moeten hebben op prijsdiscriminatie en zero rating. Dat is een draai die niet aan de Raad van State is voorgelegd. Wat ons betreft is het een zeer relevante draai. Het is ook wel een vreemde draai: je krijgt je zin niet in Brussel, niemand is het met je eens en dan zoek je naar een clausule om je gelijk aan te kunnen ophangen.

Dat klemt te meer omdat dit kabinet als enige in Europa er deze interpretatie op nahoudt. Nu zal de minister de PVV niet snel op zijn pad vinden als hij op ramkoers ligt in Brussel, als dat maar in het Nederlandse belang zou zijn. Wij zouden hem luid aanmoedigen. Maar het Nederlandse belang is met deze kop op de verordening niet gediend. De minister creëert alleen in Nederland een speelveld met andere spelregels. Dat is slecht voor de Nederlandse providers, want zij moeten het zien te rooien met een ander verdienmodel dan de concurrenten. Nu de minister eens tegen Brussel ingaat, is dat niet in het belang van Nederland. Het is niet in het belang van het Nederlandse bedrijfsleven, dat op achterstand wordt gezet. Misschien geldt dat ook wel voor de consument.

Alle toezichthouders zijn van mening dat er ruimte zit in de richtlijnen voor prijsdiscriminatie, met name bij gereguleerde zero rating. Dat staat in de definitieve richtsnoeren van BEREC. Of dat nu goed of fout is, acht ik voor dit debat eigenlijk minder relevant.

Vindt de minister nog steeds, nu de richtlijnen bekend zijn, definitief zijn, gepubliceerd zijn en in werking zijn getreden, dat hij als enige de juiste uitleg te pakken heeft, zoals hij in de Tweede Kamer zei? Daarmee zou hij de spookrijder zijn die zich beklaagt over al die vervelende tegenliggers. Hoezo geharmoniseerde markt? Daar streven wij toch naar? Althans het kabinet doet dat. Het gaat om gelijke spelregels en gelijke kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven. Graag krijg ik daarop een reactie van de minister.

In een reactie op een vraag die de PVV eerder aan de minister stelde, kwam naar voren dat hij vindt dat er dan maar geprocedeerd moet worden door Nederlandse providers, via de ACM, de rechtbank en het Europese Hof van Justitie. Dat kost bakken met geld, niet alleen voor het bedrijfsleven, maar ook voor de overheid en de belastingbetaler. Het duurt een hele tijd en in die tijd is er onzekerheid op de Nederlandse markt. Ik wil de minister niet onderschatten, maar als hij als enige in Europa de regels van BEREC anders interpreteert, is het toch niet echt een wilde gok om te veronderstellen dat de minister bij het Europese Hof bakzeil zal moeten halen.

Als geen van de marktpartijen naar de rechter stapt, is een infractieprocedure heel waarschijnlijk. Dat heeft de minister zelfs aan ons huis gesuggereerd. Klopt het dat die infractieprocedure is aangekondigd of voorbereid? Heeft de Europese Commissie misschien al vragen gesteld over deze kop op de regels? Heeft de Commissie zich gemeld? Ik heb geluiden opgevangen dat het nagenoeg zeker is dat een dergelijke infractieprocedure zal worden opgestart. Graag krijg ik daarop een reactie.

Is het niet verstandiger om deze verordening aan te houden? Mag ik de minister dat verzoeken? Houd het voorstel aan. Informeer de collega's in dit huis over de definitieve BEREC-richtlijnen, zodat zij kunnen zien dat die richtlijnen haaks staan op het voorstel dat vandaag voorligt. Treed in overleg met de sector en de toezichthouders van BEREC, zodat deze verordening niet binnen afzienbare tijd weer moet worden gerepareerd.

Als wij onszelf in dit huis de doelstelling hebben opgelegd om de doelmatigheid en de uitvoerbaarheid van wetten te toetsen, moet dit wat ons betreft het enige juiste verzoek zijn.