Plenair Nagel bij behandeling Toekomstbestendig maken publieke mediadienst



Verslag van de vergadering van 11 oktober 2016 (2016/2017 nr. 3)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.57 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Nagel i (50PLUS):

Voorzitter. Twee jaar geleden, op 13 oktober 2014, maakte VVD-staatsecretaris Dekker zijn plannen bekend voor de publieke omroep. Zich bewust van zijn belangrijke portefeuille koos hij met veel gevoel voor de publieke omroep als plek van bekendmaking tactvol het schip Veronica en daarmee had Nederland de primeur van de eerste windmolens op zee. Mocht deze valse start met een beetje goede wil nog als een mislukte kwajongensstreek worden beschouwd, de tragedie van de afgelopen twee jaar heeft duidelijk gemaakt dat het beter was geweest als de staatsecretaris toen het ruime sop had gekozen.

De behandeling van de wijziging van de Mediawet 2008 was in de Eerste Kamer een dieptepunt, met als gevolg dat we vandaag nog debatteren over wetswijzigingen die op 1 januari 2016 hadden moeten ingaan, of sterker nog, voorlopig helemaal niet zullen ingaan. Ik kom daar bij de regionale omroep op terug. Het was een eindeloos touwtrekken over toezeggingen en wetswijzigingen en wie vandaag naar het eindresultaat kijkt, kan toch onmogelijk volhouden dat hier een sterke wetgeving wordt gepresenteerd. De lachwekkende benoemingsprocedures voor de diverse NPO-organen, het inperken van de journalistieke vrijheid van de omroepen en de vele onduidelijkheden bij de toekomstige raad van advies zijn slechts enkele voorbeelden van hoe er eindeloos gestopt en versteld is aan het armoedige jasje dat Mediawet heet.

Ik kom toe aan de redactionele onafhankelijkheid van de omroepen. In de memorie van antwoord van 5 september 2016 verwijst de staatsecretaris naar de brief van de NPO en de meerderheid van de omroeporganisaties, waarin vastgelegd zou zijn dat keuzes voor presentatoren, gasten, onderwerpen of specifieke onderdelen van de vorm en inhoud van de programma's geen onderdeel uitmaken van de inhoudelijke kaders op basis waarvan de NPO de programmavoorstellen beoordeelt. Deze afspraak wordt opgenomen in het coördinatiereglement en dat moet voldoende zekerheden bieden. De 5OPLUS-fractie heeft hier twee vragen over. Allereerst wordt er, ook op andere plekken, steeds gesproken over de meerderheid van de omroeporganisaties. Dat geeft doelbewust een scheef beeld. De omroeporganisaties die grote principiële bezwaren hebben — AVROTROS, KRO-NCRV en Omroep MAX — vertegenwoordigen de meerderheid van de omroepleden die volgens de staatsecretaris zo belangrijk zijn. Stel dat we hier in de senaat zouden zeggen: PvdA, GroenLinks, ChristenUnie, SGP, PvdD, 5OPLUS en 0SF zijn voor en dat is de meerderheid van de partijen, dan zou de onafhankelijke Kamervoorzitter toch ook zeggen: dat zijn 22 zetels, dat is geen meerderheid? Is de staatsecretaris bereid voortaan niet meer te spreken van de meerderheid van organisaties maar in plaats daarvan de meerderheid van de omroepleden?

De tweede vraag is de volgende. De staatsecretaris zegt steeds dat deze afspraak goed zal worden opgenomen in het coördinatiereglement, dat er dus nog niet is. Indien de bepalingen naar de mening van de organisaties die een meerderheid vertegenwoordigen onvoldoende zijn, welke mogelijkheden heeft de staatsecretaris dan om zijn aan de Kamer gedane toezeggingen gestand te doen? Graag een duidelijk antwoord hierop.

In de verhouding tussen NPO en omroeporganisaties zien we opnieuw mist ontstaan als het gaat om het concessieplan, de prestatieovereenkomst, de begrotingen en de profielen van de aanbodkanalen. De staatssecretaris schrijft dat de wettelijke procedure volgens artikel 2.14 Mediawet ervoor zorgt dat een breed gedragen mening niet kan worden genegeerd. Dat lijkt duidelijke taal, maar de memorie van antwoord wordt vervolgd met: "Als het college van omroepen een negatieve mening geeft, dan moet de raad van bestuur deze plannen namelijk aanpassen", of — en nu komt het — "de afwijzende mening van het college van omroepen (...) voorleggen aan de raad van toezicht van de NPO." Met andere woorden, eerst staat er dat een breed gedragen mening niet kan worden genegeerd, maar dat kan drie regels verder wel degelijk. Graag krijgen wij een verduidelijking van de staatssecretaris.

Al deze zaken bewijzen dat de redactionele autonomie van de omroepen onvoldoende wettelijk gewaarborgd is. Nog grotere onduidelijkheid ontstaat over de rol en samenstelling van een door de NPO in te stellen adviesraad. De enige legitimatie lijkt de opvatting van de staatssecretaris te zijn dat alle omroepen bij elkaar onvoldoende representatief zijn. Als voorbeeld noemt hij specifieke doelgroepen, zoals niet-westerse allochtonen. Kan de staatssecretaris dit eens nader uitwerken? Wellicht zijn vrouwen, jongeren, Limburgers of lager opgeleiden ondervertegenwoordigd. Hoe moet dat straks gemeten worden? Om bij het voorbeeld van niet-westerse allochtonen aan te haken: kunnen zij zomaar over één kam geschoren worden? Of moeten zij ook nog gespecificeerd worden? En waartoe kunnen de adviezen van niet-westerse allochtonen dan leiden? Komen er, in navolging van uitzendingen uit Nederlandse kerken, uitzendingen uit moskeeën? In plaats van creatieve omroepen maakt de staatssecretaris er een grote administratieve rompslomp van. Graag horen wij zijn visie als dat eventueel niet zo zou zijn.

Ik keer nog even terug naar de memorie van antwoord van 20 november vorig jaar, naar bladzijde 3. Daar schrijft de staatssecretaris: "Het verzorgen van media-aanbod is uitsluitend voorbehouden aan de omroeporganisaties, de NOS en de NTR." En verder: "Wezenlijk is dat de plaatsingsbevoegdheid van de NPO niet gaat over het produceren van het media-aanbod". Dat lijkt helder, maar hoe verhoudt zich dat tot het jaarplan 2016, waarin staat: "De NPO gaat creatieve teams aan zich binden die de opdracht krijgen om een of meer hoogwaardige dramaseries met een looptijd van meerdere seizoenen te produceren"? Is dat niet volkomen in strijd met elkaar? Dat betekent toch dat een omroep als MAX, die zich de afgelopen jaren met prachtige dramaseries heeft onderscheiden, daar bij voorbaat minder ruimte voor krijgt? Het betekent dat de identiteitskeuze over waarover een serie gaat toch in handen komt van de NPO.

En dan het kroonjuweel van de staatssecretaris: de modernisering van de regionale omroep. Hoe laat VVD-staatssecretaris Dekker zijn zinkend schip achter? De staatssecretaris heeft geen samenwerking tussen de regionale omroepen tot stand weten te brengen. Hij laat een regionale omroep achter die gedwongen is 17 miljoen te bezuinigen per 1 januari 2017. Daaraan voegt de staatssecretaris in zijn brief van 2 september 2016 toe dat het budget van de regionale omroep ook nog eens zal teruglopen door structureel verminderde reclame-inkomsten. In deze brief vindt de schrijver het van belang dat programmering en redacties zoveel mogelijk worden ontzien. Ook hier ontbreekt het hem aan realiteitszin. Er vallen gedwongen ontslagen, redacties worden verkleind en uitzendingen worden ingekort en vaker herhaald. Hoezo geen kwaliteitsvermindering?

De staatssecretaris constateert dat er onvoldoende draagvlak is voor zijn wetsvoorstel voor modernisering van de regionale omroep. Paul van Gessel, directeur van omroep Noord-Holland, vat de overlijdensadvertentie als volgt samen in de Volkskrant van 8 september: "Het RPO-plan is dood. (...) Dekker heeft alles weggestopt in een bureaula, waar het tot de verkiezingen niet meer uitkomt." En inderdaad, in de brief van 2 september staat: "Ik vind draagvlak bij de regionale omroepen echter cruciaal. (...) Het voorliggende wetsvoorstel zal dan ook (...) niet aan uw Kamer worden voorgelegd." Einde van het testament van een staatssecretaris, dat mogelijk een goed onderwerp is voor de nieuwe NPO-dramaseries.

5OPLUS kan duidelijk zijn in zijn conclusies. De staatssecretaris vragen om nieuwe aanpassingen lijkt weinig zinvol. Het wachten is op een goede reparateur na 15 maart volgend jaar. Het beste zou zijn het gehele voorstel terug te nemen. De ravage is groot. Het is zoals de NRC op 30 augustus 2015 al kopte: Dekkers creatieve sloop van de publieke omroep vordert. Met de verkiezingen van 15 maart volgend jaar en de daarop volgende formatie in zicht is een belangrijke conclusie noodzakelijk: mediazaken moeten niet meer in handen zijn van een partij — zie het verkiezingsprogramma — die de invloed en programma's van de publieke omroep terug wil dringen en openlijk terug wil naar twee tv-netten. Een kannibaal maak je ook geen hoofd van de zuigelingenzorg.

De staatssecretaris is in onze ogen de slechtste beheerder geweest van de publieke omroep sinds zo'n 50 jaar geleden de eerste wetgeving ontstond. Wellicht is het schip Veronica een mooie locatie voor zijn afscheidsreceptie.