Plenair Sietsma bij behandeling Toekomstbestendig maken publieke mediadienst



Verslag van de vergadering van 11 oktober 2016 (2016/2017 nr. 3)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.59 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Sietsma i (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter. Ik ben hier slechts vier maanden. Ik vind het wel fijn dat er ook over niet-bestaande moties van mijn hand gesproken wordt, want zoals u begrijpt heb ik weinig tijd. Ik stel het op prijs dat het op deze manier verloopt, maar ik zal de motie straks graag voorlezen en indienen.

Ik dank de staatssecretaris hartelijk voor zijn duidelijke beantwoording. Ik weet niet of het geoorloofd is om dit te zeggen, maar het is een plezier om naar u te luisteren, mijnheer Dekker. U bent helder, duidelijk en to the point. Veel dingen steunen wij ook. Wij steunen niet alles, en dat zal ik nog even toelichten, maar over het algemeen was het een mooi antwoord. Hartelijk dank daarvoor.

Ik heb nog een paar concrete dingen. Mijn eerste punt gaat over die incompatibiliteiten. In artikel 2.6 staat onder f dat je geen lid van de raad van toezicht van de NPO mag worden als je werkt bij een dienst onder verantwoordelijkheid van de minister. Daarmee raken wij een interessant punt. Vallen de zbo's onder de verantwoordelijkheid van de minister? In zekere zin wel, in zekere zin ook niet. Ik hoef dat hier niet uit te discussiëren, maar zou het niet goed zijn als betrokkenen bij publieke instellingen in de vorm van een zbo — zbo's zijn geen departementale diensten, maar zelfstandige bestuursorganen — net zozeer werden uitgesloten van de raad van toezicht als mensen die wel bij een overheidsorgaan werken, met het oog op de journalistieke onafhankelijkheid? Ik hoef nu geen uitgebreide verhandeling — dat begrijpt de staatssecretaris wel — maar ik denk dat dit een manco is in de wet. Als dat niet zo is, is dat misschien reden voor een nader gesprek hierover. De positie van zbo's in ons land is interessant, fascinerend en vaak ook heel erg onduidelijk.

Mijn tweede vraag gaat over dat grote punt van de NPO en de omroepen. Daarbij komt mijn motie ook ter sprake. Ik heb gehoord wat de staatssecretaris gezegd heeft. Mijn fractie vindt dat in de wet, in de manier waarop de staatssecretaris het nu aanvliegt, kansen liggen voor een beleid zoals wij dat ook zouden willen. Mijn fractie ziet echter ook risico's. Dat zal met ieder hier zo gaan. Wij willen die kansen graag maximaal benutten en ervoor zorgen dat deze wet goed gaat werken, met inachtneming van de pluriformiteit. Ik heb mij overigens enigszins verbaasd over het feit dat de staatssecretaris met zijn liberale achtergrond toch zo sterk die statelijke invloed in de samenleving erdoor duwt. Als groepen in de samenleving eigen initiatief en maatschappelijke kracht tonen, pak dat dan aan en omarm het! Geef dat alle ruimte! Help dat een beetje! Maar de beweging van deze wet is juist dat we moeten opletten dat het omgekeerde niet gebeurt. Om die reden heb ik een motie die niet beoogt om iets anders te doen dan wat in de wet staat — ik citeer eigenlijk ook de toelichting van de wet — maar die nog eens benadrukt dat de pluriformiteit en de autonomie van de omroepen belangrijk zijn. Misschien mag ik die motie nu voorlezen en dan aan u geven. O, u gaat de motie voorlezen! Dat is nou mijn onervarenheid. Dank u.

De voorzitter:

Door de leden Sietsma, Atsma, Gerkens, Schalk, Nagel en Teunissen wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat artikel 2.88 van de Mediawet de omroepen verantwoordelijk houdt voor vorm en inhoud van het door hen verzorgde media-aanbod;

constaterende dat de thans voorliggende wijziging van de Mediawet niet voorziet in aanvullende garanties voor deze autonomie;

overwegende dat omroepen die verantwoordelijkheid moeten kunnen waarmaken als het gaat om de keuze van onderwerpen, presentatieformats en specifieke programmaonderdelen;

verzoekt de staatssecretaris, in zijn rol als toezichthouder te borgen dat bij invulling van de taken door het bestuur van de NPO de autonomie van de omroepen gerespecteerd wordt, en daarover jaarlijks beide Kamers te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter D (34459).

De heer Sietsma (ChristenUnie):

Ik herhaal het nog even: deze motie is niet bedoeld als een aanval op de wet, maar juist als ondersteuning van een specifiek aspect. Als ik de staatssecretaris goed begrepen heb op basis van zijn betoog en de stukken, zal deze motie hopelijk op zijn steun kunnen rekenen.

De voorzitter:

U mag nu wel interrumperen, mevrouw Krikke.

Mevrouw Krikke i (VVD):

Ik aarzelde omdat het in eerste termijn om een maidenspeech ging.

De voorzitter:

Nu mag dat wel.

Mevrouw Krikke (VVD):

Mijnheer Sietsma, waarop baseert u dat uw motie in lijn met de wet is?

De heer Sietsma (ChristenUnie):

Op veel plaatsen in het wetsvoorstel wordt betoogd dat de autonomie van de omroepen een groot ding is. Dat staat ook in artikel 2.88 van de Mediawet zelf. Wij denken dat zich de komende periode risico's op dat vlak kunnen voordoen, ondanks deze wet. Wij willen graag dat de staatssecretaris en zijn opvolger dat punt van de autonomie niet laten wegzakken. Wij willen dat het jaarlijks terugkomt. Wij willen het als een centraal punt op tafel houden.

Mevrouw Krikke (VVD):

Maar als het een centraal punt of een groot punt is, is dat iets anders dan wat u in uw motie zegt. Daarin benoemt u de autonomie als absoluut. Daarin zit mijn bezwaar.

De heer Sietsma (ChristenUnie):

Als u een suggestie hebt om de motie zodanig aan te vullen dat wij uw steun kunnen krijgen, een enkel woord wellicht, doe ik graag mee.

Mevrouw Krikke (VVD):

Ik heb heel veel suggesties, maar dat is een herschrijving van de motie. Deze motie steunen wij niet.

De heer Sietsma (ChristenUnie):

Dat is dan toch jammer.

Dat was dus de motie. Ik constateer dat de staatssecretaris in het kader van de maatschappelijke adviesraad heeft gezegd dat hij levensbeschouwing als aspect van pluriformiteit ziet. Daar nemen wij met erkentelijkheid kennis van. Wij hebben ook gezien dat de 12 miljoen die voor de artikel 2.42-omroepen wordt uitgegeven, geen alternatief is voor levensbeschouwing in de normale programmering. Dat bedrag komt erbij naast de gewone programmering. Dat steunen wij ook.

Mijn laatste punt gaat over de regio. Volgens mij gaat het niet helemaal goed met de regionale omroepen. Wij snappen precies wat de staatssecretaris doet. Wij snappen ook dat hij zijn bezuiniging moet incasseren. Wij moeten het debat daar ook niet op toespitsen, maar wij constateren wel dat er onbehagen en onvrede in de regio is. Dat is een vervelende zaak voor u, staatssecretaris, en voor ons allemaal. Wij roepen u op om een maximale investering te plegen om de relatie met die omroepen te normaliseren. Daarbij zeg ik niet dat u alleen de sleutel in handen hebt, dat hebben de andere partijen ook. Maar de omroepen als uiting van de regio's die onze samenleving dragen — ik zeg het met opzet wat pathetisch — zijn een groot goed. Ik wens u daarbij heel veel succes.

Wij gaan, ook al zou de staatssecretaris de motie afraden, wat ik niet aanneem, het wetsvoorstel toch steunen. Dat is misschien een opmerkelijke beginnersfout. Als hij dat zo ziet, neem ik dat graag op me, ook namens mijn fractie. Maar wij hebben het wetsvoorstel vanaf het begin op deze manier gewild. We hebben alleen een paar accenten willen leggen, in de hoop dat de staatssecretaris ons helpt om dat te komende jaren zo uit te voeren.

Mevrouw Sent i (PvdA):

De motie constateert dat de thans voorliggende wijziging van de Mediawet niet voorziet in aanvullende garanties voor deze autonomie. Maar het is wel degelijk zo dat in het wetsvoorstel een verdere verduidelijking is opgenomen van de status van artikel 2.88. Daarom begrijp ik die constatering niet helemaal.

De heer Sietsma (ChristenUnie):

Wij bedoelen dat de gevraagde garanties, bijvoorbeeld als het gaat om het recht van inbreng en van advies op het coördinatiereglement en op allerlei andere instrumenten, zijn voorgesteld door de omroepen zelf. De staatssecretaris heeft dat voorstel afgewezen. Wij hadden daar weer tegenin kunnen gaan, maar dat hebben we niet gedaan, want dan wordt het bureaucratisch en onoverzienbaar. Juist op dit punt moet niet met instrumenten worden gewerkt, maar binnen de kaders van de wet moet de invulling daarvan worden gegarandeerd.

Mevrouw Sent (PvdA):

Dat is ingebracht door een aantal omroepen, niet door alle omroepen.

De heer Sietsma (ChristenUnie):

Maar wel door de meerderheid van de leden, zou ik bijna zeggen.

Mevrouw Sent (PvdA):

Maar niet door de meerderheid van de omroepen. Verderop wordt in de motie gesproken over de staatssecretaris in zijn rol als toezichthouder. Waar staat dat in de wet?

De heer Sietsma (ChristenUnie):

De NPO is maar aan één instantie verantwoording schuldig, namelijk aan de staatssecretaris.

Mevrouw Sent (PvdA):

De staatssecretaris is stelselverantwoordelijke, geen toezichthouder.

De heer Sietsma (ChristenUnie):

Als dat een amendement op de motie is, doe ik graag mee.

Mevrouw Krikke (VVD):

Daar ging het hele debat een aantal maanden geleden over: de staatssecretaris is geen toezichthouder meer. Er is afstand tussen NPO en politiek.

De heer Sietsma (ChristenUnie):

Ik begrijp wat u bedoelt. Het is niet het toezicht, zoals dat op de omroepen plaatsvindt, maar het is het politieke toezicht. U moet het niet zien als toezicht, genoemd in de Mediawet, maar als politiek toezicht dat de staatssecretaris op een groot aantal terreinen heeft, waarin hij zijn politieke verantwoordelijkheid waarmaakt.

Mevrouw Krikke (VVD):

Daar zit hem nu net het punt. Misschien is het goed dat de heer Sietsma nog eens naar zijn hele motie kijkt, want misschien rammelt ze ook op andere punten.

De heer Sietsma (ChristenUnie):

Ik wil het hierbij laten.

De voorzitter:

Het woord is aan de staatssecretaris.