Verslag van de vergadering van 1 november 2016 (2016/2017 nr. 5)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 11.48 uur
Mevrouw Barth i (PvdA):
Voorzitter. 2017 wordt een bijzonder jaar. We herdenken dan dat het 100 jaar geleden is dat de basis werd gelegd voor de parlementaire democratie zoals wij die vandaag kennen. Met de Grondwetswijziging van 1917 werd door het kabinet-Cort van der Linden een einde gemaakt aan twee politieke strijdpunten die daarvoor de Nederlandse politiek decennialang verscheurden: de schoolstrijd en de strijd om het algemeen kiesrecht. De vrijheid van onderwijs werd in de Grondwet vastgelegd. Algemeen kiesrecht voor mannen en passief kiesrecht voor vrouwen werden ingevoerd, de grondwettelijke belemmering voor actief vrouwenkiesrecht werd opgeheven. Het districtenstelsel werd vervangen door evenredige vertegenwoordiging, waardoor voortaan ook kleine minderheden hun stem in het parlement konden laten horen.
Het kabinet-Cort van der Linden, met de laatste liberale premier totdat de huidige het Torentje betrok, bestond uit liberale ministers die hun werk konden doen omdat ze gedoogd werden door de SDAP en ze regelmatig nog bredere coalities sloten. Maar zelfs mét gedoogsteun kon dat kabinet niet rekenen op een meerderheid in de Eerste Kamer. En dat kabinet moest een oplossing zien te vinden voor de opvang van 1 miljoen vluchtelingen, op een bevolking van 6,6 miljoen, die een goed heenkomen zochten in het veilige Nederland voor de ongekende slachtpartij die op slechts één dag lopen van onze grens aan de gang was.
De omstandigheden waarin het kabinet-Rutte II in de afgelopen jaren zijn werk heeft moeten doen, zijn natuurlijk lastig te vergelijken met die van 100 jaar geleden. Maar er zijn onmiskenbaar parallellen. Ook in dit kabinet kozen liberalen en sociaaldemocraten om pragmatische redenen en onder druk van omstandigheden voor samenwerking met elkaar, met andere politieke partijen en met maatschappelijke organisaties. Dat deden zij om politieke tegenstellingen te overbruggen over onderwerpen die soms al decennialang sleepten, omdat grote maatschappelijke en internationale problemen voorrang vergden. De belangrijkste opgave voor dit kabinet was natuurlijk om ons land op een verantwoorde manier uit de grootste economische crisis in 80 jaar te loodsen, en dat binnen de Europese samenwerking die ons land na de Tweede Wereldoorlog zo veel gebracht heeft. De werkgelegenheid te herstellen, perspectief voor mensen doen terugkeren. En opvang regelen voor de tienduizenden mensen die een goed heenkomen zoeken in het veilige Nederland voor de ongekende slachtpartij die op iets meer dan een dag autorijden van onze grens aan de gang is.
De Miljoenennota voor komend jaar laat zien dat het kabinet-Rutte II grotendeels in zijn opdracht geslaagd is. Onze economie groeit weer. De werkloosheid neemt gestaag af. Dit gebeurt gelukkig ook steeds sneller onder ouderen. De overheidsfinanciën zijn weer praktisch in evenwicht. De huizenmarkt groeit en het consumentenvertrouwen zit in de lift. Dankzij maatregelen van het kabinet gaat heel Nederland er volgend jaar in koopkracht op vooruit. Het minimumjeugdloon gaat omhoog.
De coalitie tussen VVD en PvdA is een verstandshuwelijk, maar die zijn niet zelden bestendiger dan meeslepende, hooggolvende romances.
Mevrouw Strik i (GroenLinks):
Mevrouw Barth geeft aan dat er langzamerhand minder werklozen zijn. Rapporten laten echter ook zien dat het vooral de flexibele arbeid is die nog steeds toeneemt. Relatief gezien daalt het aandeel vast werk nog steeds, ondanks de Wet werk en zekerheid. Je kunt vragen stellen bij de naam van die wet. Wat vindt mevrouw Barth daarvan? Ziet zij nog mogelijkheden voor dit kabinet om dat weer te doen kantelen en ervoor te zorgen dat werkgevers minder koudwatervrees hebben bij het in vaste dienst nemen van mensen? Wat zou de overheid daarvoor moeten doen?
Mevrouw Barth (PvdA):
Ik kom later in mijn inbreng graag terug op een aantal voorstellen om het verschil tussen vast werk en flexibel werk nog wat kleiner te maken. Los daarvan zeg ik dat de Wet werk en zekerheid die door dit kabinet is ingevoerd, echt een trendbreuk is in vergelijking met dat wat tientallen jaren daarvoor in Nederland is opgebouwd. Een trendbreuk zit niet zomaar van de ene op de andere dag bij iedereen in het land tussen de oren. Ik denk dus dat het heel erg belangrijk is dat de uitgangspunten vastgehouden worden die in de Wet werk en zekerheid zijn vastgelegd en dat we aan werkgevers duidelijk maken dat het niet alleen belangrijk is om mensen in vaste dienst te nemen omdat dit goed is voor hun bedrijf en voor die mensen, maar dat het ook mogelijk is.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Mevrouw Barth zegt: het duurt langer om zo'n kentering teweeg te brengen. De vraag is toch wel echt of die wet niet eerder een contraproductief effect heeft, omdat deze in mindere mate een versneld effect zou laten zien. Ik ben heel benieuwd hoe zij daarover denkt en naar de voorstellen die ze straks zal doen en of die hierin nog enige verandering kunnen brengen.
Mevrouw Barth (PvdA):
Volgens mij komen de signalen waaruit blijkt dat de Wet werk en zekerheid contraproductief werkt vooral van werkgevers vandaan die veel liever de gemakzuchtige route kiezen. Dat vind ik persoonlijk dus niet een betrouwbare bron. Ik ben het zeker met mevrouw Strik eens dat het nodig is om verdergaande stappen te zetten om het onderscheid tussen flexibel en vast op de Nederlandse arbeidsmarkt kleiner te maken en ervoor te zorgen dat meer mensen in Nederland in vaste dienst komen.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik hoor graag de voorstellen van mevrouw Barth.
Mevrouw Barth (PvdA):
Ik was gebleven bij het bestendige verstandshuwelijk tussen de VVD en de Partij van de Arbeid. Door open te staan voor inbreng vanuit en samenwerking met andere politieke partijen en het maatschappelijk middenveld, heeft politieke stabiliteit voldoende tegenwicht kunnen bieden aan economische turbulentie en onzekerheid. Wel blijft het allemaal balanceren op het scherpst van de snede. Het herstel is er onmiskenbaar, maar het is ook nog onmiskenbaar broos. Bijvoorbeeld de aanhoudend lage rente legt buitengewoon veel druk op de koopkracht van ouderen en de vooruitzichten van jongeren door de negatieve gevolgen voor pensioenfondsen, maar deze draagt ook een groot risico in zich voor nieuwe bubbels, bijvoorbeeld op de huizenmarkt.
De kansen voor jongeren op een vaste aanstelling zijn veel te klein, waardoor hun ruimte wordt ontnomen om een solide bestaan op te bouwen met een verantwoorde balans tussen arbeid en zorg. De werkloosheid onder Nederlanders met een migrantenachtergrond blijft verontrustend hardnekkig en hoog, waardoor mensen van goede wil op onaanvaardbare wijze buitengesloten raken. Maar boven alles: te weinig Nederlanders ervaren ook dat het beter gaat met ons land. Recente cijfers van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) laten zien dat veel burgers zich zorgen maken. Ze beseffen heel goed dat ze in een bevoorrecht hoekje van de wereld leven en ze zijn graag bereid om hard te werken om dat zo te houden.
Verreweg de meeste Nederlanders geven aan in hun persoonlijk leven gelukkig te zijn. Maar ze maken zich zorgen over onze samenleving, over hoe we op de wereld en in ons land met elkaar samenleven. Ze zien de bedreigingen van een turbulente wereld, waarin het optimisme van na de val van de Berlijnse Muur plaatsgemaakt heeft voor angst voor gewetenloos geweld en immoreel of onverantwoordelijk gedrag van sommige, soms zelfs invloedrijke, politieke en economische leiders. Ze voelen zich machteloos tegenover ontwikkelingen als globalisering, robotisering, klimaatverandering en vervuiling. Ze liggen wakker van de kansen voor hun kinderen, de zorg voor hun ouders, en onderlinge verschillen tussen burgers, zowel sociaal-economisch als in normen en waarden, die de potentie in zich dragen om onze samenleving te verscheuren. Zoals het SCP de zorgen van veel mensen samenvat: het gaat wel goed met mij, maar niet met ons.
De Partij van de Arbeid ziet ontwikkelingen die de kopzorgen van veel landgenoten heel invoelbaar maken. We voelen die zorgen zelf ook, bijvoorbeeld over de internationale politieke situatie. De oorlog in Syrië, die even uitzichtloos als wanhopig makend is. De internationale gemeenschap slaagt er maar niet in om het geweld te stoppen. Zou Nederland, zou Europa, zo vragen we de minister-president, niet veel actiever positie moeten kiezen om te helpen de burgeroorlog te beëindigen? Daar hebben we ook zelf belang bij. We zien landen als Rusland, die het conflict alleen maar aanwakkeren, niet veel vluchtelingen opvangen. Er lijkt sowieso geen grens te bestaan aan het cynisme waarmee Vladimir Poetin en de zijnen internationale politiek bedrijven. Een oude wijsheid zegt dat het voor het bestaan van kwaad in de wereld volstaat dat goede mensen niets doen. In zijn eentje richt Nederland weinig uit tegen brandhaarden zoals in Syrië. Maar Nederland kan wel voluit investeren in de slagkracht van de Europese Unie. Is de minister-president dat met ons eens? Wat kunnen Nederland en Europa nog meer doen? Wordt de urgentie ook in Brussel voldoende gevoeld?
Het verloop van de campagne voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen, die zich van dieptepunt naar dieptepunt sleept, maakt veel burgers en bedrijven onzeker, ook in Nederland. Net als de gang van zaken rond het brexitreferendum, waarin politici the morning after geen plan B bleken te hebben, of eigenlijk zelfs geen plan A, en politici uit het leavekamp pas na de uitslag toegaven dat ze consequent hadden gelogen over de kosten en opbrengsten van een brexit. Het zal ook veel Nederlanders bezorgd maken over wat politici voor de samenleving nog aan positieve kracht te betekenen hebben. En ja, dat is erg. In een high-trustsamenleving zoals de Nederlandse nog steeds is, verwachten burgers dat politici zich met waarheidsliefde en idealisme inzetten voor het algemeen belang. Wie doet dat anders? Bovendien is de onzekerheid die onverantwoord gedrag van politici veroorzaakt, ook slecht voor de economie. Zo is de verwachte groei in Nederland voor volgend jaar met 0,4% naar beneden bijgesteld vanwege de brexit. Dat is onnodig, en dat maakt het des te pijnlijker.
In die grillige en onvoorspelbare wereld is het zonder meer te prijzen dat minister Koenders heeft aangegeven dat hij zich wil inzetten voor nieuw elan in het kernwapenvrij maken van de wereld. Nucleaire ontwapening is sinds het einde van de Koude Oorlog geen sexy onderwerp meer. Maar het is onverminderd van belang, zeker in de wetenschap dat mannen als Poetin, Kim Jong-un en mogelijk Trump de rode knoppen beheren. Wij beschouwen de onthouding van ons land vorige week in de Algemene Vergadering van de VN, waar alle andere NAVO-landen tegen een conferentie over het kernwapenvrij maken van de wereld hebben gestemd, dan ook als een positief signaal. Op de website van de VN hebben we echter gelezen dat de verwachting is dat landen die tegen hebben gestemd of zich hebben onthouden, eventuele afspraken die voortvloeien uit zo'n conferentie, niet zullen steunen.
De heer Kox i (SP):
Ik probeer de logica te volgen. Ik dacht dat de fractievoorzitter van de PvdA ging zeggen dat ze teleurgesteld was over het Nederlandse optreden in de Verenigde Naties, maar het feit dat wij ons hebben onthouden, legt zij zo uit dat wij daarmee hebben laten zien dat wij beter zijn dan de rest van Europa, die tegen heeft gestemd. Het is toch merkwaardig dat, terwijl naar ik meen meer dan 130 landen hebben gezegd "wij willen dat die conferentie op gang komt", de Partij van de Arbeid, die altijd een groot voorstander is geweest van deze vorm van ontwapening en in ieder geval het op gang brengen van het gesprek hierover, nu de houding "wij zijn er niet, wij zeggen niks" uitlegt als een positief teken en beschouwt als positiever dan wat de rest van Europa heeft gedaan. Waarom heeft Nederland niet gewoon gedaan wat de Tweede Kamer de regering had opgedragen, met steun van uw partij, denk ik, namelijk: stem voor het heropenen van die onderhandelingen? Wat is daar nu zo goed aan? Het is in strijd met wat de Partij van de Arbeid in de Tweede Kamer zelf wilde.
Mevrouw Barth (PvdA):
Als PvdA zijn we misschien wat sneller geneigd om blij te zijn met kleine stapjes vooruit dan de partij van de heer Kox traditioneel misschien is. De heer Kox verwijst in zijn vraag twee keer naar Europa als context voor het stemgedrag van Nederland. Ik kijk liever naar de context van de NAVO, het bondgenootschap waarvan wij lid zijn en dat, als het gaat om nucleaire ontwapening, net iets relevanter is dan de Europese samenwerking. Alle andere NAVO-landen hebben tegen zo'n conferentie gestemd en Nederland heeft zich als enig land van stemming onthouden. Dat vinden wij wel degelijk een positief signaal.
De heer Kox (SP):
Even voor mijn helderheid. De Tweede Kamer neemt een motie aan waarin wordt gevraagd om voor het heropenen van de onderhandelingen en het starten van de conferentie te stemmen. Dat is een heel duidelijke opdracht, in lijn met wat veel partijen in dit land vinden en ook met wat een burgerinitiatief heeft gepromoot. Waarom zegt u hier niet tegen de regering: het valt me toch tegen dat u niet hebt gedaan wat het parlement u vroeg te doen? Waarom legt u dat uit als een succes? Inderdaad, u gaat misschien voor de kleinere successen en ik voor de wat grotere. Maar dit is toch meer een soort dooie mus, of niet?
Mevrouw Barth (PvdA):
Juist niet, want Nederland heeft met het zich onthouden van stemming wel degelijk een statement gemaakt in NAVO-verband. Onze partij steunt natuurlijk elke poging om te komen tot nucleaire ontwapening. Daarom zijn we ook zo blij dat minister Koenders heeft aangegeven dat hij daarvoor de komende maanden nog heel hard aan de slag gaat. Je moet het stemgedrag in internationaal verband wel echt op waarde kunnen schatten. Als alle NAVO-landen eensgezind tegen zo'n conferentie stemmen en één klein land zegt "dat doen wij niet, wij onthouden ons van stemming", dan maakt Nederland daarmee wel degelijk een statement in de internationale gemeenschap. Ik hoop — dat vraag ik de minister-president — dat de veronderstelling op de website dat het zich onthouden van stemming betekent dat eventuele afspraken die voortvloeien uit zo'n conferentie bij voorbaat door ons land niet zullen worden gesteund, te kort door de bocht is. Kan de minister-president toelichten welke concrete stappen het kabinet verder nog wil gaan zetten de komende maanden om nucleaire ontwapening te bevorderen?
We vinden het ook goed te begrijpen dat mensen in Nederland zich zorgen maken over de verzorgingsstaat, en of die betaalbaar en bereikbaar blijft voor iedereen. Nederlanders beseffen heel goed dat de verzorgingsstaat van onschatbare waarde is voor de welvaart en de stabiliteit van onze samenleving. Niemand is onkwetsbaar voor de klappen van het leven, maar in Nederland weet je dat die niet alleen hoeft op te vangen. De verzorgingsstaat levert een belangrijke bijdrage aan een eerlijke verdeling van welvaart en heeft de veerkracht van ons land enorm vergroot. Het kabinet-Cort van der Linden werd nog geconfronteerd met hongersnoden. Dat dat in drie generaties tijd onvoorstelbaar is geworden in ons land, is een geweldige prestatie.
Als PvdA beschouwen we de verzorgingsstaat als het meesterstuk van de sociaaldemocratie. Dat is een belangrijke reden waarom het kabinet-Rutte II zo veel aandacht heeft besteed aan het verduurzamen ervan. In weerwil van het beeld dat wel eens wordt neergezet, zijn de uitgaven van de rijksoverheid aan zorg en sociale zekerheid de afgelopen vier jaar alleen maar gestegen. Maar het kabinet heeft de snelheid van die groei wel onder controle gekregen, en dat is van onschatbare waarde. Het zorgt ervoor dat we de verzorgingsstaat zullen kunnen doorgeven aan volgende generaties.
De verzorgingsstaat is gegrondvest op solidariteit. Er zijn mensen die dat een ouderwets woord vinden. Wij vinden het juist een opdracht om de actuele waarde van solidariteit steeds opnieuw te verwoorden. Zo lijkt beheersing van de kosten van de verzorgingsstaat in tegenspraak met solidariteit. Maar dat is juist onmisbaar om de toegankelijkheid van de verzorgingsstaat te borgen. Als de kosten te hoog oplopen, wordt de druk om drempels in te bouwen of eigen bijdragen te innen immers steeds groter, net als het risico op opt-outgedrag. Voor ons als PvdA staat bovendien vast dat solidariteit nooit alleen kan gaan over mensen die iets nodig hebben of iets ontvangen, maar ook moet gaan over mensen die een bijdrage leveren, via belastingen en premies. Voor hen mag de verzorgingsstaat geen piramidespel worden waarin zij wel moeten inleggen, maar er niet op kunnen rekenen dat zorg en ondersteuning er voor hen ook nog zullen zijn als de tijd daar is. Dat betekent dat solidariteit in de verzorgingsstaat tegenwoordig al gauw geborgd moet worden over een tijdspanne van tussen de 45 jaar en 60 jaar; iemand van 25 jaar die nu premie en belasting betaalt, zal niet voor zijn 70e jaar met pensioen gaan en volgens de statistiek gemiddeld niet eerder dan rond zijn 85e jaar een stevig beroep doen op de langdurige zorg. Wie de verzorgingsstaat lief is, zal deze lange termijn dus nooit uit het oog mogen verliezen. En dat is precies wat dit kabinet heeft gedaan.
Toch blijven er ook voor een volgend kabinet nog opgaven over. We zien bijvoorbeeld hoe de verzorgingsstaat schepje voor schepje uitgehold wordt door de enorme opmars van flexibel en zelfstandig werk. Die groei gaat in ons land veel sneller dan in de landen om ons heen en laat zich ook niet verklaren uit de algehele ontwikkeling van de werkgelegenheid en de economie. Ze ondermijnt echter wel stukje bij beetje de welvaart en veerkracht die we de laatste decennia gewoon zijn gaan vinden. Dat zien we bijvoorbeeld bij AOW en pensioenen: zzp'ers kunnen mensen in vaste dienst wegconcurreren omdat ze al gauw 20% goedkoper zijn als ze geen pensioenafdracht in hun tarieven doorberekenen. Maar als zij zelf met werken willen stoppen, valt hun koopkracht dramatisch terug, omdat ze het met alleen AOW moeten doen. Waar mensen in vaste dienst dan weer meer belasting voor hebben betaald, omdat zij niet profiteren van zelfstandigenaftrek.
Deze ontwikkeling valt naar onze overtuiging alleen maar een halt toe te roepen door zelfstandigen en mensen in loondienst gelijker te gaan behandelen. Een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor iedereen. Gelijke fiscale behandeling van zelfstandigen en mensen in loondienst en verplichte pensioenopbouw voor zzp'ers tot pakweg anderhalf keer modaal. Niet om mensen onnodig te betuttelen, maar omdat goed voor elkaar zorgen onze samenleving zo veel sterker heeft gemaakt.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik kan mij herinneren dat de rechtspositie van zzp'ers tijdens de vorige verkiezingen echt een verkiezingsthema was en dat de PvdA toen ook al een mooi verhaal had over meer gelijktrekken, meer gelijke kansen en verbetering van de rechtspositie. Met de Wet DBA — de heer De Graaf sprak er ook al over — is het voor zzp'ers vaak alleen maar moeilijker en onzekerder geworden. Nu komt mevrouw Barth met een prachtig plan. Wat is er de afgelopen vier jaar gebeurd met die ideeën van de PvdA? Waarom heb ik het kabinet hier niks op zien ontwikkelen?
Mevrouw Barth (PvdA):
Volgens mij heeft het kabinet hier niet niks op ontwikkeld, maar goed, mevrouw Strik is lid van een oppositiepartij en zij zal het wat zwarter zien dan wij. Het kabinet is gekomen met de Wet werk en zekerheid waardoor ontslag is geharmoniseerd en de kloof tussen mensen met een vaste aanstelling en mensen met een flexibel contract veel kleiner is geworden. Daarnaast vind ik dat mevrouw Strik te snel oordeelt over de Wet DBA. Die wet is nog niet eens in volle omvang in werking getreden; aan de uitvoering ervan wordt nog hard gewerkt. Het is veel te gemakkelijk om te zeggen dat die wet niet heeft gewerkt. Ook hier horen wij vooral klachten van werkgevers die door deze wetten genoodzaakt worden beter met hun mensen om te gaan dan zij voordien deden. Dat is geen bron waarop je je al te gemakkelijk moet willen beroepen als je zegt dat die wetten niet werken.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Wij kijken naar de cijfers en dan zien wij dat mensen vaker met flexwerk worden afgescheept of dat zij zelfs hun tijdelijke contract niet verlengd zien. Wij horen dat zzp'ers minder werk krijgen vanwege de vrees van werkgevers of bedrijven dat zij dan mensen in dienst nemen of verplichtingen krijgen. Dat zijn de feiten. Die mensen komen in een onzekere positie terecht. Ik heb nu gevraagd waarom de afgelopen jaren niets is gedaan met de plannen die mevrouw Barth zojuist ontvouwde om de positie van zzp'ers te verbeteren. Zij heeft toch prachtige kansen gehad om die in dit kabinet te realiseren?
Mevrouw Barth (PvdA):
Ik krijg het gevoel dat ik in herhaling verval, ook ten opzichte van de vorige interruptie van mevrouw Strik. Het kabinet heeft wel degelijk maatregelen genomen om de kloof tussen vast en flexwerk kleiner te maken. Dat is zelfs een van de speerpunten van het kabinet. Mevrouw Strik is echt te snel met haar oordeel dat die wetten niet hebben gewerkt. Zij beroept zich bij deze vraag ook weer op de opstelling van werkgevers dat het hen zou remmen om meer mensen in vaste dienst te nemen. Er zijn echter niet alleen goedwillende werkgevers die ook bereid zijn om dat te doen. Die kunnen zich heel gemakkelijk verschuilen achter strengere wetgeving.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Strik.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Het gaat ons om de effecten. Ik vind het jammer dat mevrouw Barth zich steeds herhaalt, want ik probeer mijn vraagstelling steeds te veranderen. Ik wil graag van mevrouw Barth weten waarom zij die mooie plannen die zij nu ontvouwt, niet de afgelopen vier jaar heeft gerealiseerd. Het gaat dan om de positie van de zzp'er.
Mevrouw Barth (PvdA):
Ik ga maar verder met mijn verhaal. Wij willen dit dus niet om mensen onnodig te betuttelen, maar omdat goed voor elkaar zorgen onze samenleving zo veel sterker heeft gemaakt. Omdat mensen rustiger slapen als ze weten dat ze er in tijden van tegenslag niet alleen voor staan.
Daarom maakt onze fractie zich zorgen over het besluit van het kabinet om de doorsneesystematiek in ons pensioenstelsel om te bouwen naar een individuelere opbouw. Dat kost zeer veel geld. Klopt het dat het kabinet daar maar liefst 40 miljard euro aan wil bijdragen? Kan dat geld niet beter aan andere doelen worden besteed, bijvoorbeeld de transitie naar duurzame energie, of investeringen in onderwijs en vooral beroepsonderwijs, en onderzoek, of betaalbare woningen en onderhoud van infrastructuur? En hoe zal het kabinet omgaan met de dreigende kortingen op de pensioenen? Het is toch niet uit te leggen dat de fondsen meer geld in kas hebben dan ooit en toch wellicht zullen moeten gaan afstempelen? Wat gaat het kabinet doen, zo vragen we de minister-president, om dat te voorkomen?
Een laatste punt van grote zorg voor veel mensen waar ik vandaag op wil ingaan, is de manier waarop we in ons land met elkaar omgaan. In de tijd van Cort van der Linden waren sociale omgangsvormen voorspelbaar. Iedereen kende zijn plaats, zoals dat toen heette. Maar dat was alleen positief voor wie op de top van de berg geboren werd. Voor alle andere mensen waren die rotsvaste sociale structuren verstikkend, en ontnamen veel te veel mensen alle ruimte voor persoonlijke ontplooiing. Individualisering en emancipatie hebben ons daarna onnoemelijk veel gebracht. Maar het maakt mensen ook onzeker, omdat het stukken lastiger is geworden om te bepalen waar je thuis hoort en te doorgronden waar medemensen nog op aanspreekbaar zijn.
Daar komen hedendaagse ontwikkelingen nog bij. Sociale media maken verbindingen mogelijk die nog maar twintig jaar geleden ondenkbaar waren, maar ze bieden ook een platform voor anoniem schelden, dreigen en roddelen. En ze maken het simpeler voor mensen om zich terug te trekken in hun eigen wereldje, waarin iedereen hetzelfde vindt en leeft, net als in de verzuiling van honderd jaar geleden.
Geweld is in onze samenleving aanzienlijk teruggelopen, maar het komt, als het gebeurt, misschien daardoor wel des te harder aan. Van uitgaansgeweld tot geweld tegen publieke dienstverleners als ambulancepersoneel, brandweerlieden, conducteurs en buschauffeurs, tot de dreiging van terrorisme: het jaagt mensen angst aan.
Dat de komst van vluchtelingen in deze tijd mensen bezorgd maakt, is daarom heel begrijpelijk. Het spreekt voor ons vanzelf dat Nederland een veilige haven biedt aan wie die nodig heeft. Maar dat betekent ook de confrontatie met weer een nieuwe groep mensen die onze samenleving mee gaat vormgeven, zonder dat we een idee hebben welke kant dat op zal gaan. Nieuwe Nederlanders hebben de afgelopen vijftig jaar ons land vaak verrijkt en hard meegewerkt aan economische voorspoed, maar ze overschrijden soms ook grenzen die voor verreweg de meeste Nederlanders juist absoluut zijn.
Het is daarom belangrijk dat overheden heel helder en duidelijk zijn over die grenzen. Bijvoorbeeld: om mee te kunnen doen in ons land, moet iedereen Nederlands beheersen en onze geschiedenis kennen. En: de gelijkheid tussen man en vrouw of transgender; tussen homo en hetero of bi; tussen wit en zwart of koffiekleur; tussen gelovig en atheïst of ietsist; tussen jong en oud of middelbaar; tussen werkend en gepensioneerd of werkzoekend; tussen arm en rijk of middenklasse; tussen ziek en gezond of levend met een beperking, die gelijkheid is ononderhandelbaar. Dat is overigens soms ook voor mensen die hier al generaties wonen, goed om nog eens te benadrukken.
Juist het helder trekken van grenzen schept ruimte voor het zoeken van verbinding. Om open en nieuwsgierig naar elkaar te zijn, en dat zijn de beste remedies tegen angst en wantrouwen. We hoeven niet overal begrip voor te hebben, maar we moeten wel willen begrijpen. Als we een samenleving willen waarin iedereen zijn eigen levenspad mag kiezen, dan moeten we allemaal kunnen en willen omgaan met verschillen. Dat leren, daar kun je niet jong genoeg mee beginnen. Goed met elkaar samenleven is anno 2016 geen eenvoudige klus. Daarom zouden we alle kinderen moeten leren hoe je dat doet. Zouden burgerschap en maatschappijleer, zo vragen we de minister-president, geen verplichte vakken of eindexamenvakken moeten worden in basis- en voortgezet onderwijs, zodat elke jongere leert wat er van hem of haar verwacht wordt als volwassene? Zo leren jongeren ook hoe je dat doet, vreedzaam samenleven, omgaan met verschillen, onderhandelen, compromissen sluiten, participeren en je recht uitoefenen. Is dat voor de kwaliteit van onze samenleving met zo veel verschillende mensen in zo'n klein land niet onmisbaar? Wij hebben niet de illusie dat zo'n verplicht schoolvak alles oplost, maar we zijn er wel van overtuigd dat het helpen zal om de boel een beetje bij elkaar te houden.
Ik kom tot een afronding.
De heer Kuiper i (ChristenUnie):
Het betoog van mevrouw Barth spreekt mij aan als het gaat om de vraag hoe wij met elkaar samenleven. Al eerder zei zij dat er vaak het gevoel is "met mij gaat het goed, maar met de samenleving minder". Toen liet zij de term normen en waarden vallen. Dat lijkt mij een thema om op weg naar een volgende periode aandacht te besteden. Mevrouw Barth had het over de verzuiling en zei dat de periode die achter ons ligt ook gezorgd heeft voor de productie van normen en waarden, voor maatschappelijke vrede en dat we het in dit land met elkaar uithouden. Maar goed, dat laat ik daar. Nu mijn vraag. Wat is het voorstel van mevrouw Barth? Hoe zouden wij het debat over normen en waarden met elkaar beter kunnen voeren? Natuurlijk, onderwijs is belangrijk. Zijn er bepaalde instituties waar zij aan denkt? Kan zij dit punt iets meer verhelderen?
Mevrouw Barth (PvdA):
Wij denken dat die stap om van burgerschap in het basisonderwijs en maatschappijleer in het voortgezet onderwijs verplichte vakken en van maatschappijleer zelfs een verplicht eindexamenvak te maken, in elk geval ervoor zorgt dat geen kind meer volwassen wordt en de arbeidsmarkt opgaat of deel gaat nemen als burger aan de samenleving, zonder in elk geval een basis van kennis te hebben over hoe je dat doet en hoe wij dat in ons land geregeld hebben. Het begint bij je geschiedenis kennen, je normen en waarden kennen, de regels van burgerschap en van de parlementaire democratie kennen. Bij burgerschap kun je met kinderen ook oefenen in het toepassen daarvan. Dus wij denken dat dat zeker zal helpen. Maar het gaat er natuurlijk ook om dat mensen die aan het maatschappelijk debat deelnemen het goede voorbeeld geven, dat je respectvol met de mening van een ander omgaat. Dat je beseft dat de vrijheid van meningsuiting een heel groot goed is in ons land, waar hard voor gevochten is, maar dat bij die vrijheid ook de verantwoordelijkheid hoort om respectvol met medemensen om te gaan die een andere mening hebben dan jijzelf. Dit is niet alleen in regels en wetten te vangen; dit is ook een kwestie van het goede voorbeeld geven en laten zien hoe we met elkaar omgaan.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Hoor ik hierin een pleidooi voor een nieuw maatschappelijk gesprek over deze onderwerpen? Niet iedereen volgt immers onderwijs. Nieuwkomers in ons land zullen misschien niet via het onderwijscircuit worden geëmancipeerd. Beluister ik hier een idee over een nieuw maatschappelijk gesprek dat we zouden moeten voeren met elkaar? Zou u dat steunen als wij daarin nieuwe stappen willen zetten in de periode die voor ons ligt? Wij hebben vijftien jaar geleden een brede discussie gevoerd in ons land over wat de WRR toen normen en waarden en de last van het gedrag noemde. Eigenlijk beroert u dat thema nu opnieuw. Het is een beetje in de vergetelheid geraakt, denk ik. Daarom vraag ik aan u of er een nieuwe periode nodig is van in gesprek gaan over maatschappelijk gedrag en normen en waarden in de samenleving.
Mevrouw Barth (PvdA):
Wij vinden dat een goede zaak, ook omdat je ziet dat heel veel Nederlanders — dat blijkt ook uit het rapport van het SCP — zich er enorm zorgen over maken hoe wij met elkaar omgaan. Een heel goede manier om daarmee om te gaan, is zeker het voeren van een maatschappelijk debat daarover en proberen zo veel mogelijk mensen daarbij te betrekken. Tegelijkertijd moeten we er ook een beetje nuchter in zijn en "nuchter" is misschien wel het goede woord bij wat ik nu wil gaan zeggen. We zien heel veel mensen die in het dagelijks leven heel goed weten hoe je fatsoenlijk met elkaar omgaat, maar die 's avonds als ze drie glazen wijn of bier op hebben op internet opeens de vreselijkste dingen via chatrooms, via Twitter of sociale media het land in gooien. De volgende dag als ze weer nuchter zijn, generen zij zich daar dan weer voor. Dus ja, ook hier moeten we het met elkaar misschien toch over willen hebben. Als we het met elkaar leuk willen houden in dit land, en als we de vrijheden waar we zo hard voor gevochten hebben en die zo bijzonder zijn als je naar de rest van de wereld kijkt, willen behouden, dan moeten we daar zuinig op zijn. Dat vergt een bijdrage van elke Nederlander als het gaat om de mensen die nieuw binnenkomen in Nederland. Wij vinden als Partij van de Arbeid dat we niet de fout moeten maken die we daar eerder in dit land mee hebben gemaakt. Je kunt nooit te veel investeren in integratie, want dat helpt om ervoor te zorgen dat mensen zo snel mogelijk mee kunnen doen in de samenleving. En dat ze dat ook zullen doen binnen die harde ononderhandelbare grenzen van vrijheid, gelijkheid en solidariteit.
De heer Kox (SP):
Ik ben het met mevrouw Barth eens. Drinken en rijden gaat niet samen en drinken en chatten ook niet. Het is de moeite van het overwegen waard. Ik hoop dat dat voor bepaalde fracties geen ernstige gevolgen zal hebben, want je mag gewoon blijven twitteren, alleen de combinatie met drank is niet goed.
Mevrouw Barth zei dat ze tot een afronding komt. Kan ze bij die afronding misschien de volgende vraag meenemen? Ze begon met te vertellen dat de PvdA in een verstandshuwelijk is gerold met de VVD, maar gaandeweg haar betoog bleek dat het dik aan is. Ik heb zelden een PvdA'er zo lyrisch over dit kabinet horen praten. Dat siert mevrouw Barth, want het is haar afrondende betoog over vier jaar kabinetsbeleid. Betekent dit dat de fractie van de PvdA in deze Kamer, die ook na 15 maart een grote fractie zal zijn, vindt dat dit kabinetsbeleid voortgezet moet worden, inzet zou moeten zijn van de verkiezingen, wellicht onder het motto "Laat Asscher het karwei van Rutte afmaken"? Of geldt voor de PvdA: jammer, het was vier jaar hartstikke leuk, maar vanaf 15 maart is de liefde uit en gaan we op zoek naar nieuwe vrijers?
Mevrouw Barth (PvdA):
Het is jammer dat de heer Kox met zijn rug naar het kabinet staat, want hij miste de stralende glimlach van de minister-president op het moment dat hij zei dat het kennelijk dik aan is in deze coalitie. Wat voor coalitie er komt volgend jaar na de verkiezingen is aan de kiezer. Ik heb er een immense hekel aan als mensen daar al allerlei standpunten over hebben voordat de kiezer gesproken heeft. Ik ben een democraat en de kiezer moet aangeven wat het gaat worden. Tegelijkertijd ben ik er ook van overtuigd dat wij als Partij van de Arbeid niets hebben om ons voor te schamen. Wij hebben belangrijke dingen gedaan voor het land de afgelopen vier jaar en het belangrijkste is misschien wel dat wij ervoor gezorgd hebben dat wij de verzorgingsstaat kunnen doorgeven aan onze kinderen en kleinkinderen. Dat was geen makkelijke prestatie. Daar hebben we dingen voor moeten doen waar heel veel Nederlanders zich zorgen over maken of dat wel goed komt. Maar wij zijn ervan overtuigd dat het nodig was, juist om ervoor te zorgen dat de verzorgingsstaat die ons zo dierbaar is voor de komende generaties nog beschikbaar zal zijn. Dus wij gaan als Partij van de Arbeid met opgeheven hoofd de verkiezingscampagne in; en dan hoop ik dat heel veel mensen ons het vertrouwen zullen geven dat wij, welke klus er in de komende vier jaar ook geklaard zal moeten worden, dat op een goede manier zullen doen.
De heer Kox (SP):
Ik volg mevrouw Barth, maar mijn vraag was: vindt de PvdA na dit lyrische betoog over het kabinet-Rutte/Asscher dat dit kabinetsbeleid inzet van de verkiezingen zou moeten worden? Als de Partij van de Arbeid vindt dat zij niets heeft om zich voor te schamen en dat zij, zoals ook in de Miljoenennota staat beschreven, de verzorgingsstaat niet alleen voor onze kinderen maar ook voor onze kleinkinderen veilig heeft gesteld — ik vind het nogal pretentieus om dat te zeggen, maar dat staat een ieder vrij — dan zeg je toch gewoon: kiezers laat ons dit karwei afmaken? Voer er dan als een nuance aan toe dat u dan liever hebt dat de premier Asscher heet en de vicepremier Rutte. Het is toch het een of het ander? Of u zegt "dit is hartstikke goed en het moet doorgaan" of u wilt ervan af.
Mevrouw Barth (PvdA):
Ik vind het overigens fijn om te horen dat de heer Kox mij kan volgen. Dat is altijd prettig.
De heer Kox (SP):
Dat is niet altijd het geval, maar dit keer gaat het goed.
Mevrouw Barth (PvdA):
Nogmaals, wij hebben als Partij van de Arbeid verantwoordelijkheid genomen voor het bestuur van het land toen het hondsmoeilijk was. Wij zijn er trots op dat wij die verantwoordelijkheid genomen hebben. Wij hadden er ook voor kunnen kiezen om aan de kant te gaan staan. Wij waren niet de grootste partij geworden. Wij hadden kunnen zeggen: we gaan ons verschansen in de oppositie en daar schieten op de andere partijen die het wel aandurven om te proberen Nederland uit het sociaaleconomische moeras te trekken. Ik ben er heel trots op dat wij onze handen vuil gemaakt hebben, dat wij met onze poten in de modder zijn gaan staan en keihard hebben gewerkt om het land er weer bovenop te helpen. Als wij de Miljoenennota lezen, heeft dat voor een heel groot deel ook gewoon geholpen. Wij lopen niet weg voor wat het kabinet heeft gedaan. Sterker nog, wij zijn er trots op. Maar dat er een karwei moet worden afgemaakt, vind ik een vreemd verhaal. De komende vier jaar komen er weer nieuwe uitdagingen, zijn er nieuwe vraagstukken. Die nieuwe vraagstukken vragen weer om nieuwe oplossingen. Er komt ook een nieuwe verkiezingsuitslag. Die uitslag is van doorslaggevend belang voor de beantwoording van de vraag wat voor kabinet er straks komt te zitten. De kiezer heeft altijd gelijk en altijd het laatste woord. Dat neemt niet weg dat wij met opgeheven hoofd de verkiezingscampagne ingaan.
De heer De Graaf i (D66):
In tegenstelling tot collega Cox begrijp ik de verlegenheid van de Partij van de Arbeid wel. Je staat samen voor een kabinet. Dat heeft ook het een en ander opgeleverd. Mevrouw Barth zegt dat er daarna nieuwe problemen moeten worden aangepakt, misschien door een nieuwe coalitie. Kon echter een deel van de bestaande problemen niet worden aangepakt omdat de coalitiepartners in dit kabinet zo ongelooflijk verdeeld zijn? Geef dat dan ook ruiterlijk toe. Ik noem de arbeidsmarkt en het belastingplan als voorbeelden.
Mevrouw Barth (PvdA):
Daar kijk ik toch een slagje anders naar dan de heer De Graaf. Het kabinet is vorig jaar met een voorstel gekomen om de belastingen te hervormen, maar dit kabinet heeft nu eenmaal te maken met de harde realiteit dat het hier in de Eerste Kamer niet vanzelfsprekend op een meerderheid kan rekenen. De voorstellen die het kabinet had voor de belastinghervorming werden wel gesteund door de coalitiepartijen, maar breder niet. Dat lag niet aan de coalitie, maar aan het feit dat het kabinet er vorig jaar niet in is geslaagd om een breder draagvlak voor die voorstellen te vinden dan de coalitiepartijen. Dat betreurden wij natuurlijk enorm. Wij hadden graag gezien dat het anders lag, maar dat is de harde realiteit waar dit kabinet mee heeft te dealen.
De heer De Graaf (D66):
Ik ben toch wel erg verrast door deze woorden. Ik herinner mij niet dat er een omvattende herziening van het belastingstelsel aan deze Kamer is aangeboden. Als dat was gebeurd, hadden wij wel gekeken of er meerderheden waren. Ik heb niet de indruk dat het kabinet het zelf geprobeerd heeft. U wel?
Mevrouw Barth (PvdA):
Dat plan heeft ons inderdaad nooit bereikt omdat in de Tweede Kamer al helder werd dat de partijen die je hier nodig zou hebben voor dat brede draagvlak, aan de overkant al niet bereid waren om het plan te steunen. Ik heb het ook allemaal in de krant moeten lezen, dat geef ik eerlijk toe. Als Eerste Kamerlid was ik niet bij die gesprekken betrokken. Maar aan meningsverschillen binnen de coalitie heeft het niet gelegen. Het lag eraan dat het bredere draagvlak niet te vinden was.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik kan mij niet herinneren dat er een gezamenlijk voorstel van de coalitie tot stand is gekomen dat structurele hervormingen in zich had. Wat mij bijstaat is dat de coalitie er juist niet uitkwam en dat er vervolgens iets weinig ambitieus uit is gerold met alleen maar cadeautjes. Het was voor elk wat wils. De heer Wiebes heeft zelfs zijn teleurstelling er nog over uitgesproken. Ik weet niet over welk belastingplan en uit welk jaar wij het hier hebben, maar ik lees een andere geschiedenis dan u.
Mevrouw Barth (PvdA):
Noem een lastenverlichting van 5 miljard in tijden van economische tegenslag maar een kleine hervorming. Het is nog een structurele lastenverlichting ook. Ik vond het heel goed dat het kabinet dat vorig jaar gedaan heeft. Ik hoor straks ook heel graag hoe de minister-president terugkijkt op wat er vorig jaar gebeurd is. Zeker omdat mevrouw Strik naar de heer Wiebes verwijst, is het goed als de minister-president in zijn eerste termijn zijn licht hierover laat schijnen. Ik heb niks anders meegemaakt dan dat er in de coalitie zeker de bereidheid was om verdergaande stappen te zetten, bijvoorbeeld voor het vergroenen van belastingstelsel. Er waren ook plannen om stappen te zetten op het terrein van de vermogensbelasting. Het bleek echter niet mogelijk om daar, mede in dit huis, een solide meerderheid voor te vinden. Dat vonden wij ook heel erg jammer, want wij hadden het graag gewild. Er lagen goede plannen.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik vind het bijzonder dat u het uitdelen van cadeautjes beschouwt als een structurele hervorming. Tegelijkertijd zegt u dat u meer had gewild, maar dat er hier geen meerderheid voor was. Wij hebben juist niet voor kunnen stemmen omdat de structurele hervormingen ontbraken. Ik vind dat u snel tevreden bent geweest. Ik vraag u om open te zijn over wat wel en wat niet gelukt is, dan kunnen we samen vooruitkijken.
Mevrouw Barth (PvdA):
Volgens mij ben ik heel open. Het is niet gelukt. Wij vonden dat heel erg jammer. We hadden het graag anders gezien. Ik zou 5 miljard lastenverlichting nooit bestempelen als een cadeautje. Heel veel Nederlanders hebben daar in dit jaar al van geprofiteerd. Wij zien ook de positieve effecten die het heeft gehad, niet alleen op de koopkracht, maar ook op het consumentenvertrouwen. Het is op dit moment de binnenlandse vraag die de economie stimuleert. Het kabinet heeft daar vorig jaar dus niet alleen een belangrijke stap mee gezet maar ook een heel goede stap.
Ik kom tot een afronding. Het kabinet-Cort van der Linden heeft met de grote pacificatie van 1917 ons land wezenlijk veranderd en de 20ste eeuw in geleid. Wij zijn ervan overtuigd dat het kabinet-Rutte II onmisbare stappen heeft gezet om de grote vraagstukken van de 21ste eeuw beter aan te kunnen. Maar we zijn er nog niet. Zichtbare investeringen in "ons" en ons allemaal zijn nodig om alle Nederlanders weer vertrouwen in de toekomst te geven. Wij willen daarom graag verder werken aan groei en ontwikkeling, verbinden en versterken. In zulke onzekere tijden is politieke stabiliteit onmisbaar voor economische groei en een sterke samenleving. Het zou goed zijn als Nederland ook daarin een positieve uitzondering in de wereld blijft in 2017.