Verslag van de vergadering van 22 november 2016 (2016/2017 nr. 8)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 22.48 uur
De heer Postema i (PvdA):
Voorzitter. De minister van Financiën heeft in de afgelopen jaren een overtuigend financieel beleid gevoerd. Wat mijn fractie betreft heeft hij dat vanavond ook nog eens overtuigend toegelicht; waarvoor dank.
Ik kom graag kort terug op twee zaken. De staatssecretaris merkte op dat er effectievere manieren zijn om belastingontwijking aan te pakken dan een gemeenschappelijke belastinggrondslag. Ik denk dat hij daarmee niet alleen zichzelf, maar ook de Nederlandse inspanningen tijdens het voorzitterschap tekortdoet. Ik meen begrepen te hebben dat bedrijven straks over een groter deel van de winst belasting moeten betalen door afspraken die onder het Nederlandse voorzitterschap zijn gemaakt. Ik heb het dan over een verbreding van de belastinggrondslag. Ik vraag de staatssecretaris en het kabinet om de Europese voorstellen nog eens in die trant en met die blik te bekijken, want je zou dit kunnen beschouwen als een verdere stap in de richting die het Nederlandse kabinet zelf heeft willen duiden.
De staatssecretaris heeft daarnaast aangegeven de hoogte van het Vpb-tarief te willen relateren aan het voorzieningenniveau. Daar valt in theorie zeker wat voor te zeggen. Maar de vraag is of het geloofwaardig is als je vervolgens een verlaging in Nederland zou bepleiten van 10%. Je vraagt je dan af of er in ons land ineens iets is gebeurd met het voorzieningenniveau. Ik wil de consistentie van die redenering nog even testen.
In het kader van de discussie met de minister over de toekomst van de pensioenen, maakte de heer Van Rooijen een opmerking die mij nogal raakte, omdat die het misverstand illustreerde waarin wij nogal eens geraken in die discussie. De heer Van Rooijen zei dat het ftk hier twee jaar geleden bijna is gesneefd. Het ftk is in 2006 tot stand gebracht. Ik denk dat we niet alleen onszelf, maar ook de mensen in het land die dit aangaat, een plezier doen als we niet de suggestie wekken dat de huidige pensioenproblematiek iets is wat dit kabinet heeft gecreëerd. Het is ook niet iets wat uit dit ftk voortvloeit. We doen daarmee geen recht aan de feitelijke onderliggende problematiek. Ik heb die niet alleen proberen te duiden met de stijgende levensverwachting, maar ook met een hernieuwde kijk op de relatie tussen de activa en de passiva van de fondsen. In dat kader pleit ik, in lijn met diverse collega's in dit huis, wel degelijk voor een herziening van het ftk — ik doe dat op een rustige en wat minder beschuldigende manier — om zo tot een minder rentegevoelig stelsel te komen, met een hernieuwde belangstelling voor het reële pensioencontract.