Verslag van de vergadering van 6 december 2016 (2016/2017 nr. 10)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.15 uur
De heer Schouwenaar i (VVD):
Voorzitter. We zien in Europa een enorme migratie met grote aantallen vluchtelingen. Ons opvangsysteem piept en kraakt. Nederland pakt dit goed aan. Mijn fractie spreekt grote waardering daarvoor uit voor alle vrijwilligers, gemeenten, het COA en vluchtelingenorganisaties; voor iedereen die meehelpt. Toch komen er telkens nieuwe problemen. Een daarvan bespreken wij vandaag: de wettelijke automatische voorrang voor vergunninghouders.
Het probleem met deze voorrang is tweeledig. Deze nodigt niet uit om naar alternatieven te zoeken en is niet bevorderlijk voor het draagvlak voor de opvang in het algemeen. Dat is nu juist wat zo nodig is. Daarom wordt voorgesteld om de wettelijke automatische voorrang te schrappen en de toekenning van voorrang bij de gemeenten te laten. Mijn fractie vindt dat een goed voorstel. Van verschillende kanten is er kritiek op gekomen, kort samengevat in een zestal punten:
het voorstel belemmert de uitstroom;
voorrang is onmisbaar om de taakstelling te halen;
we moeten meer bouwen;
het is symboolwetgeving;
het leidt tot uitsluiting;
de financiële ondersteuning is te weinig.
Dat is nogal wat. Daarom zou ik er ook iets over willen zeggen.
Allereerst: het belemmert de uitstroom. Vergunninghouders hebben recht op huisvesting, gezondheidszorg, onderwijs en werk. Dat bevordert hun integratie. Mijn fractie onderschrijft dit. Reguliere woningzoekenden hebben echter ook belangen. Deze belangen worden bij de nu geldende wet niet afgewogen. Ze worden ongezien en categoraal afgewezen. Dat is moeilijk te accepteren en het maakt het draagvlak niet groter.
Ten tweede: de voorrang is nodig om de taakstelling te halen.
De heer Pijlman i (D66):
Ik zou de heer Schouwenaar willen vragen wat hij nu concreet van dit wetsontwerp verwacht als het gaat om de positie van mensen op de wachtlijst.
De heer Schouwenaar (VVD):
Bedoelt de heer Pijlman de mensen op de reguliere wachtlijsten?
De heer Pijlman (D66):
Ja, zeker.
De heer Schouwenaar (VVD):
Wij verwachten dat er door een verhoogde bouwinspanning meer woonruimte ontstaat om aan de taakstelling te voldoen, maar ook meer woonruimte ontstaat voor woningzoekenden die op de reguliere wachtlijsten staan. Met nadruk moet gezegd worden dat de tijdelijke subsidieregeling, andere regelingen voor woonruimte die er zijn, of gemeentelijke versnellingsarrangementen, niet alleen voor statushouders zijn maar ook voor mensen die al langer op de wachtlijst stonden.
De heer Pijlman (D66):
Dat is zo, maar die tijdelijke regeling is er al. Toch verwacht de heer Schouwenaar dat het wetsvoorstel waar we het vandaag over hebben ertoe zal leiden dat er meer gebouwd wordt. Ik zou toch heel graag willen dat hij dat nog eens duidt.
De heer Schouwenaar (VVD):
Ik kan me niet herinneren dat ik dat gezegd heb.
De heer Pijlman (D66):
We zouden het na kunnen slaan. Ik dacht dat hij net zei …
De heer Schouwenaar (VVD):
Dat er meer gebruikt gemaakt wordt van alternatieve bouw als het ombouwen van kantoren. Zo zal ik het maar noemen. Ik bedoel niet de corporatiesector.
De heer Pijlman (D66):
Oké. Bedoelt de heer Schouwenaar dat door dit wetsvoorstel de tijdelijke uitbreidingsmogelijkheden meer zullen worden benut?
De heer Schouwenaar (VVD):
Ja.
De heer Pijlman (D66):
Ook als gemeenten er geen gebruik van maken, omdat ze het om andere redenen geen goede instrumenten vinden, zoals door velen al betoogd is?
De heer Schouwenaar (VVD):
Nee, de taakstelling blijft. Dan moeten gemeenten op een andere wijze voorzien in de huisvesting. Dat is namelijk hun opdracht. Dat staat geloof ik in artikel 13, lid 4. Ik was gebleven bij het tweede punt, namelijk dat voorrang nodig is om de taakstelling te halen. Deze kritiek komt mijn fractie wat ongenuanceerd voor. De taakstelling laat namelijk toe dat we eerst naar alternatieven zoeken; daarna, voor zover alternatieve bouw te weinig oplevert, kunnen gemeenten zelf besluiten om voorrang te geven. Daar is geen wettelijk automatisme voor nodig. Overigens, iets meer dan de helft van de gemeenten kan zonder voorrang de taakstelling halen.
Het derde kritiekpunt is dat we te weinig bouwen. We moeten dus meer bouwen. Of, zoals sommigen zeggen: bouwen, bouwen, bouwen. Mijn fractie vraagt zich af: wat gaan we dan bouwen? Alternatieve bouw, omzetten van kantoren in woonruimte: dat is prima. En reguliere woningzoekenden kunnen er ook gebruik van maken. Maar moeten we ook versneld meer sociale woningen gaan bijbouwen? Het zou kunnen. Misschien helpt het, maar dat valt te betwisten. De sector is nu al te groot ...
Excuses, mijn telefoon gaat af; nu ben ik helemaal van mijn à propos.
De voorzitter:
Dat is uw eigen schuld.
De heer Schouwenaar (VVD):
Dat is inderdaad mijn eigen schuld. Dat kost tijd; dat weet ik.
De heer Lintmeijer i (GroenLinks):
Ik dacht even dat het een corporatie was die met een aanbod belt.
Ik vroeg me af wat de heer Schouwenaar wilde betogen. Hij begon hoopvol: misschien moeten er meer sociale woningen worden bijgebouwd. Dat zou wellicht een brug slaan naar onze mening. Waar ziet hij daarvoor kansen? Dan hebben we misschien iets waar we het gezamenlijk over eens zouden kunnen zijn.
De heer Schouwenaar (VVD):
De sector is nu al te groot met 2,4 miljoen woningen voor een doelgroep van 1,8 miljoen huishoudens. En bijbouwen kost tijd. De corporaties lopen achter terwijl we nu een probleem hebben. Ingaande op de vraag van de heer Lintmeijer: in zijn algemeenheid staan wij voor een beleid waarbij minder groot gebouwd wordt dan in de afgelopen decennia. Een groot deel van de woningzoekenden betreft geen gezinnen bestaande uit man en vrouw of man en man en een aantal kinderen, maar betreft alleenstaanden of starters; laatstgenoemden zijn met zijn tweeën. Wat dat betreft is er een groot aanbod aan wat grotere woningen en te weinig aanbod aan kleinere …
Nu gaat mijn telefoon weer af!
De voorzitter:
Het zit niet mee, hè?
De heer Schouwenaar (VVD):
Nee, het zit niet mee. Dank voor de morele ondersteuning. Nu ben ik weer van mijn à propos.
Het beleid zou wat ons betreft gericht moeten zijn — en misschien ook wel een tijd lang gericht moeten blijven, want dat is een kwestie van jaren — op het afstoten van grote woningen. Die genereren een opbrengst en daarvan kan kleiner teruggebouwd worden. Misschien kan het ook op een andere manier. Wij hebben gelezen dat de corporaties veel geld tot hun beschikking hebben, dus ook dat zou kunnen worden ingezet voor bijbouwen, maar dan wel van kleinere woningen dan we tot nu toe gewoon waren.
Mevrouw De Vries-Leggedoor i (CDA):
Ik heb die getallen ook gelezen in de schriftelijke beantwoording van de minister. Ik ben er heilig van overtuigd dat hij gelijk heeft qua getallen, maar dit lijkt een beetje op de stelling dat iedereen in Nederland rijk is als je het hele kapitaal van iedereen bij elkaar optelt en deelt door het aantal inwoners van Nederland; dan is iedereen rijk. Alleen, je zult in verschillende delen van Nederland verschillende woningbehoeftes hebben. Dat betekent dus dat je op een gegeven moment, of je nu wilt of niet, zult moeten bijbouwen. Dat moeten corporaties doen. Daar kun je niet altijd weer een andere woning voor verkopen; dat moet je in bepaalde regio's gewoon doen. En de ene corporatie is de andere niet. Dus je kunt dit niet veralgemeniseren in de zin van: er is genoeg, dus je kunt verkopen en dan doe je maar wat anders.
De heer Schouwenaar (VVD):
Ik denk dat het goed is als we de zaken hier wel in zijn algemeenheid bekijken. De minister bouwt geen woningen. Hij is ook geen corporatiedirecteur, zo heb ik zaterdag gelezen, maar hij is wel systeemverantwoordelijk. Voor ons brengt dat met zich mee dat ook wij naar het systeem als geheel kijken. Het afstoten van grotere woningen heeft nog een ander voordeel: primair dat het een opbrengst genereert waarvoor sociale, gereguleerde woningen met een wat kleiner volume en dus ook een wat lagere huur in verband met het passend toewijzen kunnen worden teruggebouwd. Bovendien kunnen die grotere woningen dienen om straks geliberaliseerd te worden, om op die manier bij te dragen tot de vulling van dat middensegment, waar mevrouw De Vries-Leggedoor ook over gesproken heeft.
Het vierde kritiekpunt is dat het symboolwetgeving betreft. Mijn fractie deelt die kritiek niet. Het voorstel leidt tot decentralisatie. De gemeente beslist zelf over voorrang in plaats van dat er sprake is van een wettelijk automatische voorrang vanuit Den Haag. Deze gemeentelijke bevoegdheid is een incentive, een stimulans om te zoeken naar alternatieve bouw. Het voordeel daarvan is minder verdringing, dus meer draagvlak.
Het vijfde kritiekpunt betreft uitsluiting. Mijn fractie stelt daar tegenover dat het voorstel juist een ongelijkheid opheft. Iedereen wordt gelijk behandeld op ons grondgebied. Dat betekent dat we vluchtelingen wel opvang, huisvesting en onderwijs bieden. Dat is allemaal geheel in lijn met artikel 1 van de Grondwet, maar we verlenen geen voorrang.
Als laatste kritiekpunt wordt gezegd dat de financiële regelingen tekortschieten. Mijn fractie wil niet uitsluiten dat regelingen voor verbetering vatbaar zijn.
De heer Pijlman (D66):
Ik heb een vraag over het vorige punt van de voorrangspositie. Is het in lijn met wat de heer Schouwenaar voorstelt niet logisch om iedereen die tot dusverre een voorrangspositie had, te skippen? Dat zijn mensen die feitelijk dakloos zijn. Ook een vergunninghouder is feitelijk dakloos wanneer hij het asielzoekerscentrum moet verlaten. In de redenering van de heer Schouwenaar zouden al die groepen dus geskipt moeten worden. Waarom neemt de heer Schouwenaar juist die ene groep eruit, terwijl zijn redenering voor al die groepen geldt?
De heer Schouwenaar (VVD):
Laten we vooropstellen dat bij dit wetsvoorstel één van de drie groepen die volgens de wet kunnen rekenen op urgentietoekenning, ter discussie staat. Beide andere groepen staan nu niet ter discussie. Maar ik geef toe dat de heer Pijlman een punt heeft. Zoals wij aankijken tegen voorrang in het algemeen, zou je je kunnen afvragen of je dat op deze manier moet doen. Je kunt je afvragen of niet ook een economische, maatschappelijke binding reden moet zijn voor urgentietoekenning en voorrang. Dat zou een heel interessante discussie kunnen zijn. Ik zeg dat vanuit het besef dat het bij het toewijzen van woningen om iets heel essentieels gaat. Dat pleit er aan de ene kant voor om extra naar noden van mensen te kijken en aan de andere kant om niet te gauw te beslissen dat de een voor de ander gaat. Dat mensen feitelijk dakloos worden gemaakt, bestrijd ik. Het kan namelijk nooit zo zijn dat vergunninghouders door het COA buiten de deur worden gezet en maar moeten zien waar ze blijven. De taakstelling blijft gelden, dus de gemeenten blijven verantwoordelijk en heel druk met ervoor zorgen dat dat goed komt.
De heer Pijlman (D66):
De heer Schouwenaar zei net dat ik wel een punt had met mijn opmerking en dat het een overweging waard is om te bekijken of al die groepen misschien wel hun voorrangsstatus zouden moeten verliezen.
De voorzitter:
Mijnheer Schouwenaar, nu gaat uw telefoon weer af.
De heer Schouwenaar (VVD):
Ik probeer hem uit te zetten, maar dat lukt niet zo goed.
De voorzitter:
Cursus, cursus!
De heer Pijlman (D66):
Ik denk dat het een fan is.
De heer Schouwenaar zegt: al die groepen zouden hun status kunnen verliezen. Maar waarom pakt het kabinet nu juist deze groep eruit?
De heer Schouwenaar (VVD):
U vraagt dat aan het kabinet, neem ik aan.
De heer Pijlman (D66):
Ik vraag het aan u, omdat u het stellig verdedigt.
De heer Schouwenaar (VVD):
Omdat hier dit punt nu voorligt. Het is natuurlijk heel interessant om dit onderwerp uit te breiden tot aanpalende gebieden, maar dat lijkt me nu te ver gaan. Bovendien is er in Nederland kennelijk grote consensus over dat we ook bij de woningtoewijzing willen differentiëren in de mate van urgentie van de een en van de ander. Maar nogmaals: daarover kun je discussiëren; dat is de afgelopen decennia ook gebleken, want er is heel veel over gediscussieerd, met name over het punt van de economische en maatschappelijke binding. Het laatste kritiekpunt is dat financiële regelingen tekortschieten. Mijn fractie wil niet uitsluiten dat de regelingen voor verbetering vatbaar zijn, maar financiële knelpunten zouden naar onze opvatting geen grondslag moeten zijn voor een wettelijke automatische voorrang. Voorrang bij toewijzing van een woning is een zwaar middel, zeker voor de gegadigde die afgewezen wordt. Daar behoort een gedegen lokale afweging aan ten grondslag te liggen.
Al met al erkent mijn fractie dat er kritiek mogelijk is, maar wij kennen daaraan niet een doorslaggevend gewicht toe. Voorop staat bij ons dat de mogelijkheden van alternatieve bouw beter benut worden en dat het draagvlak in stand blijft. Daarom steunen wij dit voorstel.
Ik bied nogmaals mijn excuses aan voor het feit dat mijn telefoon afging.
De voorzitter:
Misschien bent u er inmiddels achter hoe u hem op stil kunt zetten.