Plenair Diederik van Dijk bij voortzetting behandeling Europees OM



Verslag van de vergadering van 6 december 2016 (2016/2017 nr. 10)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 18.23 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Diederik van Dijk i (SGP):

Voorzitter. Allereerst dank ik de minister hartelijk voor zijn beantwoording. Het is tijd om de balans op te maken. De bedenkingen van de SGP tegen een Europees Openbaar Ministerie zijn niet weggenomen. Misschien moet ik zelfs zeggen: integendeel. Want juist de beantwoording door de minister laat zien welk een complex voorstel, met ook nog eens de nodige open eindes, er op tafel ligt ten aanzien van het EOM, waarbij verantwoordelijkheden en bevoegdheden op het gevoelige terrein van het strafrecht op een vrij ingewikkelde en precaire wijze tussen Europa en de lidstaten worden verdeeld en verweven. Ik moet nog zien of dat allemaal gaat vliegen.

Voor de SGP hoort het strafrecht bij uitstek op het nationale niveau thuis. Hier is ook de democratische inbedding het beste geborgd. De overdracht van Nederlandse bevoegdheden op het terrein van opsporing en vervolging naar Europa vinden wij onwenselijk. Concluderend: wat de SGP betreft komt er geen touwtje uit de Nederlandse brievenbus, maar houden wij de deur gewoon op slot voor een Europees OM. Om dat te onderstrepen, mede in het licht van de zojuist ingediende motie-Schrijver c.s., wil ik graag zelf de volgende motie indienen. Ik heb de motie alleen digitaal, dus ik vraag de voorzitter om haar vanaf mijn iPad voor te lezen.

De voorzitter:

Dit is wel heel modern en voor het eerst. Ik lees de motie nu dus voor vanaf de iPad van de heer Van Dijk.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Dank daarvoor.

De voorzitter:

Door de leden Diederik van Dijk, Wezel, Markuszower, Sietsma en Dercksen wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een meerderheid van de Europese lidstaten op dit moment bereid lijkt om zich uit te spreken vóór de vorming van een Europees Openbaar Ministerie;

overwegende dat de nu aan de orde zijnde voorstellen voor een Europees Openbaar Ministerie niet kunnen rekenen op een meerderheid van de Eerste Kamer;

verzoekt de regering, zich in de aanstaande JBZ-Raad niet positief uit te spreken over het voorliggende voorstel van het Slowaakse EU-voorzitterschap over de instelling van het EOM,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter Y (33709).

We hebben een plusmotie en we hebben een minmotie. Dat is dus duidelijk. Er stonden geen handtekeningen onder, maar ik neem aan dat de namen van bovengenoemde leden eronder horen.

De heer Engels i (D66):

Ik heb hierover twee vragen. Hoe kunnen wij weten wat het oordeel van deze Kamer zou zijn als wij signalen zouden willen afgeven? Maar ik geef toe dat dat mogelijk te maken heeft met mijn levenslange zwakheid in rekenen. De tweede vraag: vindt de heer Van Dijk het verantwoord om nu al zo duidelijk een standpunt mee te willen geven aan de minister? Ik heb duidelijk begrepen dat er nog allerlei openingen zijn die mogelijk tot een wat ander eindvoorstel zouden kunnen leiden dan het voorstel dat nu voorligt. Zou dat niet kunnen betekenen dat de heer Van Dijk mogelijk met een andere blik naar zo'n eindvoorstel zou kunnen kijken?

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Ten eerste is mijn inschatting dat de nu aan de orde zijnde voorstellen, waarvan we kennis hebben genomen, niet op een meerderheid kunnen rekenen. Van de Tweede Kamer weten we dat zeker, en hier moeten we dat nog afwachten. Wat de tweede vraag betreft, is het inderdaad zo dat ik mij met deze motie uitspreek in de zin van de motie-Van Oosten c.s. in de Tweede Kamer, waarin wordt gevraagd om niet op dit pad verder te gaan, niet deel te nemen aan het Europees OM, al wordt er nog aan geschaafd et cetera. Ik wil graag die duidelijkheid scheppen.

Mevrouw Duthler i (VVD):

Voor de duidelijkheid: de motie van de heer Van Oosten was medeondertekend door de heer Recourt. Bij de uiteindelijke standpuntbepaling op 23 november heeft de heer Recourt toch weer een andere afweging gemaakt. Ik denk dus dat de moties die in de Tweede Kamer worden aangenomen niet per definitie richtinggevend zijn voor de standpuntbepaling van deze Kamer. Dat geldt zelfs voor de individuele fracties.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Zeker, dat ben ik helemaal met mevrouw Duthler eens. Dat is natuurlijk helemaal waar. Ik gaf hiermee aan dat het ook de Eerste Kamer vrijstaat om met dit soort uitspraken te komen.

De voorzitter:

Mijnheer Van Dijk, u bent nu klaar. Gaat u de motie nu meteen printen en handtekeningen verzamelen?

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Ja, dat ga ik uiteraard doen.