Plenair Van Rij bij voortzetting behandeling Pakket Belastingplan 2017



Verslag van de vergadering van 13 december 2016 (2016/2017 nr. 11)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.49 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Rij i (CDA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn uitgebreide antwoord in eerste termijn en ook voor de antwoorden die hij gaf op de interrupties. Ik wil mij in de tweede termijn beperken tot een aantal punten. Het eerste is het btw-gat. De staatssecretaris heeft uitgelegd dat wij daar in ieder geval in Nederland prioriteit aan wil geven. Hij heeft ook uitgelegd dat de btw-carrouselfraude in Europees verband een zeer serieus probleem is en dat hij daar in een van de laatste Ecofin-vergaderingen heel nadrukkelijk aandacht voor heeft gevraagd. De omvang van die fraude is kennelijk niet bekend. In die zin verzoek ik de staatssecretaris om met name bij de Europese Commissie navraag te doen over de recente berekeningen daarvan, overigens voor ons eigen land. Het gaat dan niet alleen om fraude, maar ook om ontgaansmogelijkheden die we liever niet zien, dus om de hele thematiek van belastingontwijking die zich nu heel erg toespitst op de winstbelasting. Wij steunen de staatssecretaris als hij dat wil verbreden en verdiepen ten aanzien van de btw. Daar komen wij ongetwijfeld nog wel over te spreken.

In de eerste termijn heb ik een heel specifiek punt niet genoemd, maar daar ben ik wel in de schriftelijke vragen op ingegaan. Dat betreft de btw die in rekening wordt gebracht bij sommige pensioenfondsen. Dat gebeurt in die situaties dat pensioenfonds en pensioenuitvoerder niet in een fiscale eenheid zitten. De Hoge Raad heeft daar afgelopen vrijdag arrest over gewezen. Ik wil daar nu niet lang en inhoudelijk over gaan spreken, eenvoudigweg omdat ik het arrest nog niet gelezen heb. Ik vraag de staatssecretaris of hij, rekening houdend met de motie-Oomen over dit onderwerp die in deze Kamer is aangenomen, een brief naar de Kamer wil sturen. Hij kan daarin zeggen: de Belastingdienst heeft gewonnen en daarmee is de kous af. Ik heb uit de andere antwoorden van de staatssecretaris begrepen dat hij altijd goed kijkt naar de jurisprudentie, zowel als hij wint als wanneer hij verliest. Misschien kan de staatssecretaris dus toch nog even terugkomen op dat arrest van de Hoge Raad, vooral in relatie tot de motie-Oomen die hier ligt. Wat mij betreft hoeven wij hier nu niet inhoudelijk op in te gaan.

Nu kom ik op het internationale fiscale beleid. Ik heb in eerste termijn al gezegd dat ik verheugd was met de antwoorden die de staatssecretaris daarover gaf. Hij heeft heel duidelijk gezegd dat het echt een en-enbeleid is. Ik houd hier nog een keer het pleidooi — ik zeg dit met name tegen mevrouw Vos, met alle respect voor haar politieke opvattingen daarover — dat Nederland ook zijn zegeningen moet tellen. Ik krijg soms echt een beetje het gevoel dat de staatssecretaris hier — natuurlijk gaat alles fout aan deze metafoor — een beetje het kind in het gezin is dat het nooit goed doet op dit punt. In deze metafoor staat de staatssecretaris voor Nederland: we doen het nooit goed. Dat is echt niet zo. Ik zeg dat ook omdat de staatssecretaris indirect aan mij vroeg of er iets veranderd is de afgelopen vier jaar. Ik kan hier uit volle overtuiging zeggen dat er over het onderwerp belastingontwijking nog nooit zoveel is gediscussieerd als in de afgelopen vier jaar en dat er ook nog nooit zo veel concrete maatregelen genomen zijn om belastingontwijking tegen te gaan. Ik wil zelfs zover gaan dat ik de staatssecretaris ook het krediet geef — en via de staatssecretaris ook zijn partij — dat hij dit als eerste geagendeerd heeft in december 2012. Ik ben het met de staatssecretaris eens dat dit niet het einde van het verhaal is, want het OESO-pakket wordt nu deels geïmplementeerd, maar dat moet verder worden geïmplementeerd. Ik denk dat het ook weleens goed is dat Nederland niet voortdurend aan een vorm van zelfkastijding doet op dat punt, maar dat Nederland ook vol trots kan zeggen wat het wel doet en waar het wel goed in is.

Natuurlijk ben ik het met de staatssecretaris en mevrouw Vos eens dat situaties van regelrechte fraude, van lege brievenbusmaatschappijen of van misbruik van belastingverdragen met wortel en al zullen moeten worden uitgeroeid, want die zijn slecht voor de beeldvorming van Nederland. Maar wij moeten wel onderscheid blijven maken, want er zijn ook situaties die wel goed zijn. Niet alles is fout op dit punt, zeg ik toch nog maar een keer tegen mevrouw Vos.

Mijn ongeduld heb ik in mijn leven een beetje proberen te beheersen, maar de staatssecretaris geeft mij op dit punt een compliment of een verwijt. Hij zegt: de heer Van Rij is zo ongeduldig, want hij wil dat het Vpb-tarief naar 20% gaat. Ik doseer mijn ongeduld tegenwoordig. Dat heb ik hopelijk wel geleerd. Maar tussen de regels door hoor ik — de staatssecretaris durft het nog niet helemaal te zeggen, maar mag ik het hem dan toch in de mond leggen? — dat de staatssecretaris het er eigenlijk wel mee eens is dat dat tarief naar 20% moet. Dat zijn de stappen die wij moeten zetten. Laten wij dus maar eens bekijken wat er na de verkiezingen gebeurt, want dat gaat deze kabinetsperiode niet meer lukken, zo is mijn indruk.

Dan kom ik op box 3. Ik ben wel gevoelig voor de argumentatie van de staatssecretaris en van een aantal collega-senatoren. Zij hebben gezegd dat mijn voorstel over de verdubbeling van de vrijstelling in de huidige box 3 om de kleine spaarders tegemoet te komen, misschien wel ingewikkeld is als je de vrijstelling wilt afbouwen na €100.000. Je kunt het ook heel simpel houden: je verdubbelt de vrijstelling. Wat mij betreft is die periode gewoon heel kort; niet langer dan een jaar. Het liefste zie ik namelijk dat de staatssecretaris een keuze maakt uit drie varianten. De staatssecretaris heeft een keuzedocument voorgelegd aan de Tweede Kamer. De CDA-fractie heeft een voorkeur voor variant C. Dat heeft de staatssecretaris in de Tweede Kamer gehoord en dat hoort hij nu ook in de Eerste Kamer. Variant C is het behoud van het huidige stelsel van box 3, maar wel met een aanpassing van het forfaitair rendement na afloop van het jaar per vermogenstitel. Wij zien met de staatssecretaris — maar wij wachten het keuzedocument wel af — dat je dan natuurlijk ervoor moet waken dat mensen net voor de peildatum gaan switchen, dus dat ze aandelen verkopen en het geld dan even op de bank zetten. Daar zijn echt wel goede dingen voor te bedenken. Wat ons betreft wordt die keuze dus snel gemaakt. Zolang die keuze echter niet gemaakt is, zou de wet heel eenvoudig kunnen worden aangepast: een verdubbeling van de vrijstelling, waarbij wij de wet houden zoals ze is, dus niet met aflopende vrijstellingen. Dit betekent ook dat de op dit moment gehanteerde percentages blijven zoals ze zijn. Dat levert sowieso budgettair een beter plaatje op dan het eerste voorstel, eenvoudigweg omdat aan de ene kant kostenverdubbeling geld kost — daar zijn rekenregels voor — en aan de andere kant de mensen boven €100.000 en boven 1 miljoen belast worden. Die betalen natuurlijk wel hun box 3-heffing. Ik dien hierover een motie in. De toelichting die ik nu gegeven heb, had ik daarbij wel nodig.

De voorzitter:

Door de leden Van Rij, Ten Hoeve, Van Rooijen, Van Strien, Schalk en Van Kesteren wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering nog geen uitgewerkt voorstel heeft voor een alternatief voor box 3 dat meer aansluit bij de noodzaak om het reële rendement te belasten;

overwegende dat het box 3-plan, zoals ingaande op 1 januari 2017, voor kleine spaarders slecht uitpakt;

overwegende dat kleine spaarders beter geholpen zijn bij een verdubbeling van de vrijstelling;

verzoekt de regering, een spoedwet voor te bereiden om met ingang van 1 januari 2017 de vrijstelling van €25.000 te verdubbelen tot €50.000,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter H (34552).

De heer Van Rij (CDA):

Ik kom tot een afronding, ook met een schuin oog op de klok.

De heer Köhler i (SP):

Ik vraag de heer Van Rij of de motie bewust niet van een dekking is voorzien.

De heer Van Rij (CDA):

Ik heb gezegd dat de dekking deels zit in het in stand houden van de huidige systematiek. Ik heb uitgelegd dat het eerste voorstel ruim 700 miljoen zal kosten, plus de 140 miljoen voor de toeslagen. De staatssecretaris heeft gezegd dat het door die toeslagen uitvoeringstechnisch veel te ingewikkeld wordt als hij daarvoor een andere inkomenstoets moet inbouwen. Laten wij dus uitgaan van 900 miljoen. Een deel van die 900 miljoen — dat zal liggen in de orde van grootte van 200 miljoen à 250 miljoen — halen wij doordat wij een hogere opbrengst hebben boven €100.000 en boven 1 miljoen. Eenmalig kunnen wij 200 miljoen vinden door de afkoop van pensioenen in eigen beheer. De staatssecretaris heeft mij er ook van overtuigd dat wij in 2017 naar alle waarschijnlijk die een derde gaan ophalen. Daarvan kunnen wij eenmalig geld naar voren halen, omdat voor de vennootschapsbelasting 2018 200 miljoen is ingeboekt. Dat geld zal in 2017 binnenkomen, want iedereen zal zijn voorlopige aanslag op dat punt aanpassen. Datzelfde effect zien wij bij de dividendbelasting. Wij komen dus qua dekking een heel eind in de goede richting.

De heer Köhler (SP):

Het duizelt mij nog niet, maar het betoog van de heer Van Rij leidt wel tot een vervolgvraag. Als ik het goed begrijp, is de niet in de motie verwoorde dekking wel in het hoofd van de heer Van Rij aanwezig. Die dekking bestaat vooral uit veronderstelde vrijval in 2017. Begrijp ik dat goed?

De heer Van Rij (CDA):

Die dekking is niet verondersteld. Ik kom tot die dekking op basis van de berekeningen die wij gezien hebben. De vrijval op het vlak van de pensioenen vindt inderdaad in 2017 plaats. Daar zullen belastingplichtigen rekening mee houden in de voorlopige aanslag 2017, want anders moeten zij 8% rente betalen. In de meerjarenbegroting staat die vrijval voor 2018 gepland. Nogmaals, het gaat mij om dat ene jaar.

De voorzitter:

Tot slot op dit punt, mijnheer Köhler.

De heer Köhler (SP):

Ik heb het dus kennelijk goed begrepen. Los van de inhoud van de motie en de strekking bevalt het mij wel dat het CDA zegt: laten wij alles wat wij in het parlement tot nu toe hebben afgesproken over de financiële dekking, de opbouw van de begroting, het blijven binnen de begrotingskaders enzovoorts opzij zetten, want de kleine spaarder moet gered.

De heer Van Rij (CDA):

Ja. Ik heb een deel van de dekking genoemd. Natuurlijk zijn er alternatieven, maar ik laat die graag aan de regering zelf over, gesteld dat de motie een meerderheid haalt. Mevrouw Sent heeft naar mijn mening heel terecht op de belastinguitgaven gewezen. Ook daar kun je echt wel wat halen. Ook zijn er regelingen die momenteel onder de loep liggen bij het ministerie. Over die regelingen, de 30%-regeling en de giftenaftrek, zal de Kamer worden geïnformeerd in februari. Dus zo moeilijk is het niet. Waar een wil is, is een weg.

De heer Backer i (D66):

Collega Van Rij ontpopt zich hier als de Kerstman. Het seizoen is goed gekozen, maar ik begin mij toch af te vragen of dit is wat wij moeten doen in deze Kamer bij de behandeling van het Belastingplan. De heer Van Rij heeft een en ander vanochtend aangekondigd, dus in die zin is hij consistent, maar wij zijn nu bezig met het doen van een oproep en wij fantaseren al over een dekking. Het lijkt mij redelijk prematuur om dat in dit huis te doen voor het volgende jaar, terwijl er ook nog een variant C besproken moet worden — waar de heer Van Rij nu al de invulling van geeft — die onderdeel uitmaakt van een veel groter debat, waaraan wij te zijner tijd allen zullen deelnemen. Acht de heer Van Rij dat niet ongepast?

De heer Van Rij (CDA):

Ongepast zeker niet. Sterker nog, het lijkt mij juist goed om te komen tot een versnelling van het proces om een keuze te maken uit de voorliggende varianten. Ik ben er realistisch over dat het kabinet daarover geen knoop meer zal doorhakken, maar bij de kabinetsformatie zal die keuze ongetwijfeld wel gemaakt worden. Misschien wordt dan wel besloten om het met terugwerkende kracht te doen. De variant C kunnen wij ook met terugwerkende kracht op 1 januari 2017 invoeren, als wij dat willen.

De heer Backer (D66):

Maar dan is de kersttijd natuurlijk al voorbij.

De heer Van Rij (CDA):

Ik vind het prachtig, maar ik heb veel meer met Sinterklaas. Ik dacht dat de heer Backer met die vergelijking zou komen, maar hij wil natuurlijk de parlementaire geschiedenis in als Hans Wiegel. Dat zal hem niet lukken, want dat is een persiflage die het wat mij betreft net niet haalt. Ik zou zo graag van D66 horen wat ze nu echt wil op dit punt. Dat is mij onduidelijk.

De heer Backer (D66):

Dat opent een debat dat wij nu niet moeten voeren. Ik heb straks nog een tweede termijn. Dan zal ik er iets over zeggen.

De heer Van Rij (CDA):

Dank. Daar kijk ik met ontzettend veel belangstelling naar uit.

Ik kom tot een afronding. Over het inkomstenbelastingstelsel zegt het kabinet eigenlijk dat het zijn huiswerk nog zal doen voor zover het dat kan doen. Dat staat in de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Die opdracht wordt nu gegeven naar aanleiding van de in de Tweede Kamer ingediende motie-Omtzigt en de hier ingediende motie-Schalk over de marginale druk. Wij beseffen dat het kabinet hierover zelf geen knopen meer zal doorhakken. Wel willen wij nog eens benadrukken dat het huidige stelsel ontzettend ondoorzichtig geworden is — in zekere zin kon je uit de woorden van de staatssecretaris opmaken dat hij daar genuanceerd mee omgaat — dat er aan heel veel knoppen wordt gedraaid en dat er vooral sprake is van fiscaal instrumentalisme, maar dat de echte beginselen op basis waarvan wij belasting heffen, het draagkrachtbeginsel bijvoorbeeld, inmiddels ver te zoeken zijn. Wij hebben een systeem gekregen dat heel versluierend werkt en dat allerlei ongewenste inkomenseffecten heeft. Wij zullen het rapport hierover voor 15 maart aanstaande tegemoetzien. Ook daar kijken wij met belangstelling naar uit.

Ten slotte nog een opmerking over de Belastingdienst. De staatssecretaris heeft al eerder de toezegging gedaan dat hij de commissie voor Financiën van deze Kamer daarover wil informeren. We hadden daarover al een eerdere afspraak. De heer Backer en ik hebben die gezamenlijk voorbereid op verzoek van de vaste commissie voor Financiën. Wij dringen erop aan dat er een goede agenda is en dat we voor de verschillende onderwerpen goed de tijd nemen, zodat de staatssecretaris en zijn ambtenaren in de gelegenheid gesteld worden om in alle rust, die bij dit huis hoort, uit te leggen hoe de Belastingdienst ervoor staat, als het gaat om IT, handhaving, de investeringsagenda en de regeling die onlangs is getroffen. Wat ons betreft is er dan wat minder politieke hitte dan in de Tweede Kamer.