Verslag van de vergadering van 13 december 2016 (2016/2017 nr. 11)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 21.43 uur
De heer Köhler i (SP):
Voorzitter. Ook ik spreek mijn dank uit voor de zakelijke en punctuele beantwoording door de staatssecretaris. Opnieuw blijkt dat bij deze staatssecretaris de feiten boven de ideologie gaan. En dat is maar goed ook na zijn coming-out als neoliberaal.
Ik moet mij ook om tijdswille in deze tweede termijn beperken tot de paar punten waarop mijns inziens de antwoorden van de staatssecretaris niet juist waren, gewoon zakelijk gezien niet juist. Ik begin dan met de tabel over de inkomensverdeling. Ik lever overigens geen kritiek op het rapport van minister Asscher, omdat de tabellen daarin inderdaad zouden kunnen leiden tot zijn conclusie dat het beleid de inkomensverschillen niet verder heeft laten groeien. Dat leek zo, maar ik heb nadere tabellen gevraagd waarin alle lage inkomensgroepen samen worden bekeken en beoordeeld, alle middeninkomensgroepen en alle hoge inkomensgroepen en dan per huishouden. Uit die tabel blijkt zonneklaar dat het beleid van het kabinet volgens zijn eigen cijfers denivellerend heeft uitgepakt, boven op de denivellering in de markt.
De staatssecretaris kwam daar natuurlijk ook niet uit, maar uiteindelijk geeft hij een antwoord dat toch echt helemaal mis is. Hij zegt: binnen die lage groep die maar 0,9% erbij heeft gekregen en binnen die hoge groep die 1,9% erbij heeft gekregen ten gevolge van het beleid, hebben we met de mediaan gemeten, maar die is niet representatief of die hoeft niet representatief te zijn. Dat is een zeer merkwaardig antwoord. Ik heb deze vraag in het algemeen gesteld, waarbij ik helemaal niet vraag naar de mediaan, maar naar de koopkrachtontwikkeling van een groep. U schrijft dan terug aan de Kamer: wij hebben bij de beantwoording van deze vraag van de heer Köhler gekeken naar de mediaan in elke groep, want dat is representatiever dan het gemiddelde. U zult die tekst niet zelf hebben opgesteld, maar die wordt wel voor uw rekening teruggezonden. U overlegt zelf een brief van de heer Asscher waarin figuur 1 al begint met de cumulatieve mediane koopkracht per groep 2012-2017. Kortom, u kijkt zelf bij de inkomensontwikkeling per groep altijd naar de mediaan en presenteert dat ook zo aan ons. Maar nu het u kennelijk niet goed uitkomt, zegt u opeens: we hebben dat wel zo aan u voorgelegd, maar bij nader inzien is het helemaal niet representatief. Nee, staatssecretaris, daar komt u niet mee weg. U zult beter gesouffleerd moeten worden. Ik verwacht alsnog een inhoudelijk antwoord op mijn conclusie dat alles bij elkaar opgeteld het inkomensbeleid van het kabinet toch, wellicht onbedoeld, heeft geleid tot verdere vergroting van de inkomensverschillen.
Dan wil ik iets zeggen over het Oxfamrapport en de aanpak van Nederland als belastingparadijs. Uiteraard valt er, zoals op elk rapport, heel wat kritiek te leveren en in de zijlijn doet de staatssecretaris dat ook. Dat is een indrukwekkende opsomming, maar dat doet allemaal niets af aan het hoofdpunt dat wij uit het rapport naar voren hebben gebracht, namelijk dat het in ieder geval per 2014 nog heel goed mogelijk was om Nederland superwinsten te sturen, die doordat ze via Nederland werden doorgesluisd, nauwelijks meer belast werden. Dat gebeurt op grote schaal en daarom staat Nederland van de Europese landen bovenaan de lijst van belastingparadijzen. Het enige antwoord van de staatssecretaris daarop is: ja, maar wij zijn nu toch bezig om dat gat te dichten en die belastingontwijking onmogelijk te maken. En dan verwijst hij naar de afspraken, de zogeheten ATAD, de uitwisseling van informatie die dat geheel onmogelijk moet maken. Ja, daar zijn wij mee bezig en daar is de SP-fractie ook hartstikke voor. Het is heel goed dat hij dat doet, maar hij moet zelf ook toegeven — dat blijkt ook uit tal van stukken — dat het nog jaren gaat duren voordat op die manier het doorsluizen van winsten en het daarmee ontduiken van belastingen beperkt kan worden. In die tussentijd lijkt het mij toch handig om de pure postbusfirma's, die geen ander doel hebben dan de belastingontduiking en -ontwijking te dienen, onmogelijk te maken. De staatssecretaris zegt dat hij dat niet zo'n goede methode vindt, omdat ze daar ook wel weer onderuit kunnen. Ja, daar heeft hij gelijk in. Dat kan bij alles. Omdat er de komende jaren echter nog geen andere maatregelen effectief zullen zijn, lijkt het ons geen kwaad kunnen om in ieder geval deze maatregel te nemen. Dan moeten ze maar een paar jaar werken om de zaak weer op een andere manier te omzeilen. Tegen die tijd treden de maatregelen van de staatssecretaris in werking en dan hebben wij de zaak op korte termijn toch beperkt. Daarom dien ik namens mevrouw Vos en anderen een daartoe strekkende motie in.
De voorzitter:
Door de leden Köhler en Vos wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
gezien het rapport van Oxfam van 12 december 2016 waarin staat dat Nederland zich wereldwijd op de derde en Europees op de eerste plaats bevindt op de lijst van belastingparadijzen;
overwegende dat er in Nederland veel vennootschappen zijn gevestigd zonder noemenswaardige reële economische activiteit, brievenbus-bv's, die veelvuldig worden gebruikt om belasting te ontwijken;
overwegende dat het stellen van minimumeisen aan de mate van reële economische activiteit in Nederland, de zogenaamde substance-eisen, een zinvolle bijdrage kan leveren aan het terugdringen van het bestaan van dit soort vennootschappen en aan hun belastingpraktijken;
verzoekt de regering om binnen een halfjaar daartoe strekkende voorstellen aan het parlement voor te leggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt letter J (34552).
De heer Köhler (SP):
Voorzitter. Tot slot een tweetal punten over de vermogensrendementsheffing. De staatssecretaris is nu wel met een antwoord gekomen op mijn voorstel om ook een forfaitaire huurwaarde of exploitatiewinst over onroerend goed in de vermogensrendementsheffing te verwerken. Hij zegt eigenlijk dat hij dat niet ziet zitten, omdat met zo'n forfaitair bedrag ook mensen worden getroffen die helemaal geen rendement uit bijvoorbeeld de verhuur van hun tweede woning halen en dat dat ten opzichte van hen dus niet eerlijk is. Ik vind dat niet zo'n indrukwekkend argument. Overal waar wij met forfaitaire bedragen werken, zijn die voor sommige mensen in de praktijk te hoog en voor anderen te laag. Waarom zou dat op dit punt een onoverkomelijk bezwaar zijn? Wij worden het hier niet over eens en in de verdere uitwerking van de vermogensrendementsheffing, waarover wij de komende jaren nog wel te spreken komen, zullen wij opnieuw op dit punt terugkomen.
Hierover is een motie ingediend door de heer Van Rij. Ik moet daarmee uiteraard terug naar mijn fractie, gezien het verstrekkende karakter van deze motie. Ik wil nu al wel zeggen dat de overweging dat het box 3-plan, dat ingaat op 1 januari 2017, voor kleine spaarders slecht uitpakt, volgens mij niet klopt. Kleine spaarders hebben helemaal niets te maken met de vermogensrendementsheffing. 75% van de Nederlandse volwassenen heeft minder dan €25.000 vermogen, ofwel op hun spaarrekening ofwel ergens anders. Wij spreken hier per definitie over de 25% met meer vermogen.
De heer Van Rij i (CDA):
Als ik het mij goed herinner, heb ik die discussie vorig jaar ook met de heer Köhler gevoerd. Het gaat om de definitie van een kleine spaarder. Wat mij betreft is dat iemand die tussen de €0 en €100.000 spaargeld heeft op zijn bankrekening, nadat hij al van de vrijstelling gebruikgemaakt heeft. Twee derde van die groep heeft dat geld daadwerkelijk op de bank staan en krijgt nu 0,3% of 0,4%. Die mensen worden met die 0,9% hard getroffen. Dat bedoel ik. Wil de heer Köhler nu zeggen dat iemand die €10.000, €20.000, €30.000, €40.000 of €50.000 op de bank heeft geen kleine spaarder is?
De heer Köhler (SP):
Ik dacht dat ik dat vorig jaar duidelijk had gemaakt, maar dat is niet goed overgekomen. Ik probeer het nog een keer. Als 75% van de Nederlanders per persoon, niet per huishouden, minder dan €25.000 spaart, vind ik dat de kleine spaarders. Eigenlijk zou je de 50% kleinste spaarders nog de kleine spaarders kunnen noemen. De 25% grootste spaarders kun je wel de kleinste spaarders gaan noemen, maar daarmee zijn ze het nog niet.
De heer Van Rij (CDA):
Dan is het mij duidelijk. De heer Köhler en ik gaan daar echt niet uitkomen. Ik vind dit een traditionele socialistische definitie van sparen. Hij zegt in wezen: als je binnen de vrijstelling blijft, ben je een kleine spaarder en daarboven behoor je tot het grootkapitaal. Uit die discussie gaan wij niet komen.
De heer Köhler (SP):
Ik heb het woord "grootkapitaal" niet gebruikt. De heer Van Rij gebruikt ten onrechte de woorden "kleine spaarder" en daar heb ik op gewezen. Bovendien geeft zijn voorstel niet alleen een voordeel aan de mensen met een spaarbankboekje met €25.000 tot €100.000, maar hij bevoordeelt met zijn voorstel iedereen met een vermogen boven de €25.000. Dat is de uitwerking van zijn voorstel. Ook dat spreekt mij niet zo aan. Desalniettemin zal ik de motie terugkoppelen naar mijn fractie, omdat er één punt is dat mij wel bijzonder aanspreekt, namelijk dat met deze motie alle begrotingsregels en -procedures tot nu toe door een revolutionaire omwenteling worden getroffen. Dat is iets wat binnen mijn fractie zeker op veel sympathie zal kunnen rekenen.