Verslag van de vergadering van 17 januari 2017 (2016/2017 nr. 14)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 13.41 uur
Mevrouw Vos i (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dank de minister voor haar beantwoording. Mijn fractie is van mening dat juist bij decentralisaties, zoals nu in feite gebeurt met de verschuiving van het omgevingsrecht naar de gemeenten, landelijke wettelijke kaders belangrijk zijn. Dat wil niet zeggen dat mijn fractie geen vertrouwen heeft in lokale overheden. Maar als je dat vertrouwen wilt borgen en je het voor burgers helder en transparant wilt maken, zijn wettelijke kaders enorm ondersteunend om op een goede wijze tot besluitvorming te komen, inclusief de democratische legitimiteit die daarmee gepaard gaat.
Ik wil graag ingaan op een aantal antwoorden van de minister. Ik kom allereerst op de scheiding van functies in die gevallen waarin een lokale overheid zowel de initiatiefnemer is van een project als degene die de toetsing van de kwaliteit en de besluitvorming dient te waarborgen. Het is goed dat de minister vandaag in dit debat heeft aangegeven dat zij naar een wat scherpere scheiding op administratief niveau zal streven. Zij zal dat niet alleen doen op het niveau van personen, maar ook op het niveau van leidinggevenden. Wij zijn daar blij mee. De minister heeft voor die richting gekozen in overleg met de Commissie voor de m.e.r. Zij heeft toegezegd dat zij ons de handreiking waarin dit allemaal wordt neergelegd, zal toesturen voordat die definitief tot stand komt. Mijn fractie heeft daar echter alsnog enige vraagtekens bij. Wij vragen ons bijvoorbeeld af of de scheiding op het niveau van leidinggevenden echt afdoende is. Daarnaast plaatsen wij vraagtekens bij de bestuurlijke scheiding. De minister zegt dat die niet nodig is omdat Europa er niet om vraagt en zij niet meer wil doen dan waar Europa om vraagt. Zij zegt daarnaast dat in de Algemene wet bestuursrecht staat dat ieder bestuur onbevooroordeeld dient te besluiten. Maar dan nog kun je je afvragen waarom je bij initiatieven waarvan het lokaal bestuur zelf de initiatiefnemer is, niet juist die bestuurlijke scheiding zou regelen. Mijn fractie is van mening dat je daarmee alle partijen helderheid en duidelijkheid geeft. Burgers kunnen er zo op vertrouwen dat men ook op dit niveau onafhankelijk tot een goed besluit komt.
Mijn tweede punt betreft de onafhankelijke toetsing van de project-MER door de Commissie voor de m.e.r. Zoals de minister net zelf benadrukte, is de milieueffectrapportage van cruciaal belang om het belang van het milieu te borgen in alle vormen van besluitvorming waarvoor dat relevant is. De minister zegt dat met de Omgevingswet de onafhankelijke toetsing in alle gevallen facultatief wordt. Zij gaf in haar schriftelijke beantwoording aan dat dat geen probleem zou zijn en noemde daarbij het voorbeeld van de Crisis- en herstelwet. Op basis daarvan vertrouwt zij erop dat het bevoegd gezag, bijvoorbeeld de lokale overheden, bijna altijd tot een onafhankelijke toetsing zal overgaan. Maar uit mijn informatie van de Commissie voor de m.e.r. blijkt dat slechts in 5 van de 100 projecten in het kader van de Crisis- en herstelwet een vrijwillige onafhankelijke toetsing is gedaan. Dat staat haaks op hetgeen de minister hier naar voren brengt. Ik zit daar een beetje mee. Kan de minister de Kamer in een brief nadere informatie geven over de wijze waarop wij het oordeel van de Commissie voor de m.e.r. over de onafhankelijke toetsingen die tot dusverre zijn gedaan in het kader van de project-MER, moeten duiden?
Ik heb ook gevraagd naar de evaluatie van het effect van de forse kostenstijging. De minister zegt dat die er pas in 2018 aankomt. Dat betekent dat we daar nog lang op moeten wachten. Wij zouden daar graag sneller inzicht in willen hebben.
Ik noem nog snel twee voorbeelden van de Commissie voor de m.e.r. die mij niet optimistisch stemmen. Ik noem allereest het project bij de zuidelijke ringweg Groningen, de A7, dat een grote impact had op de omgeving, niet alleen op burgers en bedrijven, maar ook op allerlei andere partijen. Dat project is nooit ter toetsing aan de Commissie voor de m.e.r. voorgelegd, niet op strategisch niveau, het planniveau, maar ook niet later op projectniveau. Een ander voorbeeld is de uitbreiding van de A27 tussen Houten en Hooipolder. In 2010 heeft een toetsing plaatsgevonden op het planniveau, het strategisch niveau. De Commissie voor de m.e.r. had grote zorgen over de geluidsbelasting, maar er is later op projectniveau nooit getoetst of de geluidswerende maatregelen ook echt werden genomen. De Commissie voor de m.e.r. maakt zich nog steeds grote zorgen over de vraag of het op dat niveau voldoet. Ik dring er daarom zeer op aan om heel kritisch te zijn op dit punt. Ik wil de Kamer daarom graag de volgende motie voorleggen.
De voorzitter:
Door de leden Vos, Stienen, Teunissen, Meijer en Strik wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de verplichte onafhankelijke toetsing van de project-MER wordt afgeschaft, en het voortaan aan het bevoegd gezag is om te besluiten over het al dan niet laten verrichten van een onafhankelijke toetsing door de Commissie voor de m.e.r.;
overwegende dat met name in het geval van complexe projecten een onafhankelijke kwaliteitstoets van groot belang is voor de borging van de kwaliteit van de milieueffectrapportage;
overwegende dat onafhankelijke kwaliteitstoetsing een belangrijke bijdrage levert aan objectivering, transparantie en participatie door burgers en belanghebbenden ondersteunt;
verzoekt de regering om, in het geval van complexere projecten, jaarlijks te volgen hoe vaak en in welke gevallen een onafhankelijke toets door de Commissie voor de m.e.r. plaatsvindt en de Kamer hierover te rapporteren;
verzoekt de regering daarnaast, over twee jaar een evaluatie te doen van de effecten van het niet langer verplicht stellen van een onafhankelijke kwaliteitstoetsing door de Commissie voor de m.e.r. in het geval van complexe projecten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt letter G (34287).
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Wij hebben daarnaast vragen gesteld over de monitoring. Wij missen een wettelijke borging die ervoor zorgt dat monitoring te allen tijde verplicht is. Dat is nu niet het geval, want het bevoegd gezag beoordeelt of die monitoring nodig is. Wij achten dat onvoldoende. Wat ons betreft zit ook op dit punt een omissie.
Met betrekking tot de participatie stelde de minister dat burgers niet alleen naar de rechter kunnen stappen, maar ook al vanaf het eerste begin bij het project betrokken zijn en mogelijkheden hebben om zienswijzen in te dienen. Dat is natuurlijk zo, maar daar zijn wel een aantal harde voorwaarden voor nodig. Juist dan is de objectieve, onafhankelijke informatie, die door een toets door de Commissie voor de m.e.r. kan worden geleverd, van groot belang. Dat maakt informatie objectiveerbaar en neutraal. Dat maakt ook dat informatie beschikbaar komt voor die burgers. Juist op dat punt regelt de minister de zaken niet goed. Hetzelfde geldt voor het mogelijk ontbreken van monitoring. Voor burgers is het juist ook daarbij van belang dat zij weten dat er altijd naar de milieueffecten wordt gekeken. Ook de passende scheiding van functies, als de eigen overheid in feite de initiatiefnemer van het project is, dient optimaal geborgd te zijn, om het vertrouwen van de burgers en de mogelijkheden om op een fatsoenlijke manier in te spreken, goed te kunnen borgen.
Ter afsluiting herhaal ik waarmee ik begon. Natuurlijk is er alle reden om vertrouwen te hebben in lokale overheden, maar dat vertrouwen moet ook geschraagd zijn en verdiend worden. Dan is het alleen maar positief als je via een aantal heldere wettelijke kaders ervoor zorgt dat dat vertrouwen werkelijk tot stand kan worden gebracht. Om die reden heb ik een aantal kritische opmerkingen bij dit wetsvoorstel geplaatst.