Plenair Diederik van Dijk bij behandeling Nationale veiligheid en terrorismebestrijding



Verslag van de vergadering van 31 januari 2017 (2016/2017 nr. 16)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 21.14 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Diederik van Dijk i (SGP):

Voorzitter. Ik dank de minister graag voor de beantwoording. Complimenten daarvoor. Ik vond de beantwoording ook grotendeels bevredigend. Ik heb nog wel een paar puntjes. Zoals gezegd in de eerste termijn, heeft en houdt de SGP moeite met de tijdelijkheid van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding. Gelet op de ernst en de duur van deze materie vind ik de horizonbepaling onlogisch en onwenselijk. Ik ben in ieder geval wel blij met de heldere toezegging van de minister om dit onderdeel bij de evaluatie kritisch te bekijken.

Aan het begin van mijn eerste termijn maakte ik minister Blok een welgemeend compliment omdat hij zo snel in staat bleek om deze wetsvoorstellen in de Eerste Kamer te verdedigen. Ik voeg er graag nog een compliment aan toe. Ik vind het echt een prestatie dat de minister met zo'n serieus en uitgestreken gezicht kan verdedigen dat als het Nederlanderschap van een terrorist wordt afgenomen, de minister vervolgens zelf beroep gaat instellen tegen zijn eigen beslissing. Want let wel, het gaat bijvoorbeeld over een persoon die onze Nederlandse samenleving haat, die zich heeft aangesloten bij IS en die dreigt terug te komen naar ons land om een aanslag te plegen. Omdat deze persoon misschien te druk is met het doden van mensen in Syrië om in de Staatscourant te kunnen lezen dat zijn Nederlanderschap is afgenomen, moet de minister zijn eigen besluit maar gaan aanvechten. Ik heb onze rechtsstaat zeer hoog, maar dit grenst wat mij betreft aan het absurde. Ik wil om die reden graag een motie indienen op dit onderdeel.

De voorzitter:

Door de leden Diederik van Dijk, Van Bijsterveld, Van Rij, Duthler, Knip, Markuszower en Schalk wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het wetsvoorstel Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid de minister verplicht tot het ambtshalve instellen van beroep tegen zijn intrekkingsbesluit, ook wanneer de betrokkene evident geen gebruik wil maken van zijn beroepsrecht of zelfs bezwaren zou hebben tegen het instellen van beroep;

overwegende dat de figuur van het ambtshalve beroep in deze context een bijzondere constructie vormt;

verzoekt de regering om die reden nader onderzoek te laten verrichten naar alternatieven voor het verplichte ambtshalve beroep in de situatie dat de belanghebbende zelf geen beroep instelt, en de Kamer daarover nader te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter H (34356 (R2064)).

De heer Schrijver i (PvdA):

Ik zou de heer Van Dijk een vraag willen stellen over de betekenis van zijn motie. Als ik het goed heb gehoord, bezigt die motie het woord "evident". Misschien kunt u, voorzitter, voor mijn kennis de desbetreffende zinsnede nog even voorlezen.

De voorzitter:

Dat zal ik doen: "de minister verplicht tot het ambtshalve instellen van beroep tegen zijn eigen intrekkingsbesluit, ook wanneer de betrokkene evident geen gebruik wil maken van zijn beroepsrecht of zelfs bezwaren zou hebben tegen het instellen van beroep".

De heer Schrijver (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Dan heb ik het toch goed verstaan. Moet ik dat evident geen gebruikmaken van zijn recht als rechtzoekende een beroep in te stellen, zodanig uitleggen dat dit op z'n minst betekent dat de betrokkene van de bestuurlijke maatregel op de hoogte is?

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Nee, wat dat betreft is het goed om u vooral te richten op het dictum, waarin staat dat als er geen beroep wordt ingesteld door de belanghebbende, er dan wordt gezocht naar alternatieven voor het verplichte ambtshalve beroep. De betreffende persoon kiest er zelf voor om actief te zijn in Syrië of een dergelijk gebied. Dat hij daar niet op de hoogte kan geraken van wat er in de Staatscourant staat, is niet het probleem van onze rechtsstaat, maar zijn eigen probleem.

De heer Schrijver (PvdA):

Het komt mij voor dat de heer Van Dijk zich tegenstrijdig uitlaat en zo ken ik hem niet. Vandaar dat ik een tweede vraag stel. In de toelichting die hij zowel voor als na de indiening van de motie heeft gegeven, zei hij dat het kan betekenen dat de betrokkene zelf eigenlijk niet weet van de maatregelen die tegen hem zijn genomen. Als ik de desbetreffende zinsnede in de motie, "ook wanneer de betrokkene evident geen gebruik wil maken van zijn beroepsrecht", in de gewone betekenis van het woord mag interpreteren, dan kan ik die niet anders lezen dan dat deze persoon er wel van op de hoogte moet zijn. Ik wil hierop geen amendement indienen, want u moet zelf weten wat u in de motie wilt zetten, maar ik hoor hierin een tegenstrijdigheid.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Misschien kan ik die oplossen. De heer Schrijver citeert een zinsnede uit een van de constateringen. Ik constateer dat dit de strekking van het wetsvoorstel en de toelichting van de minister is: ook als de betrokkene evident geen gebruik wil maken van beroep, dus zelfs al zou hij dat zelf hebben aangegeven, zelfs dan zal de minister ambtshalve beroep instellen. Dat is dus niet mijn visie, maar de strekking van het wetsvoorstel en de toelichting erop. Mijn verzoek heb ik net toegelicht.