Verslag van de vergadering van 31 januari 2017 (2016/2017 nr. 16)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 21.20 uur
De heer Engels i (D66):
Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn reactie op onze inbreng. We hebben gedebatteerd over een wetsvoorstel met verstrekkende maatregelen en zeer uitgebreide en ruime bevoegdheden. Ik heb in mijn inbreng een aantal criteria voorgelegd. Ik moet echter constateren dat de minister op geen van die criteria een heel substantiële beweging in de richting van de fracties van D66 en de OSF heeft gemaakt. Ik zal dus met dat verhaal terug moeten naar mijn fractie en moeten rapporteren over wat de minister heeft gezegd op de punten van de meerwaarde en de noodzaak van de voorstellen. In de kern zegt hij: ik heb een volle gereedschapskist nodig; er kan twijfel zijn over de effectiviteit van bepaalde instrumenten, maar ik voel mij als minister comfortabel met een volle gereedschapskist met alle nijptangen die daarbij horen. Dat vinden onze fracties buitengewoon dun.
We hebben ook gesproken over de rechtsbescherming, die niet in alle opzichten optimaal is in verhouding tot het bijzondere karakter van deze wetsvoorstellen. Ook daarvan heeft de minister gezegd dat hij niet bereid is om daar naar aanleiding van vragen van onze fracties verandering in aan te brengen of dat te overwegen. Ik moet constateren dat over met name beide voorstellen voor de bestuurlijke maatregelen en het afnemen van het Nederlandschap en de daarbij toepasselijke wettelijke regelingen niet meer duidelijkheid is gekomen dan er al was. Vandaag zijn onze fracties op dit punt niet veel wijzer geworden. Ten aanzien van de effectiviteit van de maatregelen blijf ik bij wat ik in mijn interrupties ook al heb gezegd: dat het mij buitengewoon merkwaardig voorkomt om te denken dat potentiële terroristen onder de indruk zouden zijn van een aantal van deze maatregelen. Daarmee doel ik vooral op de instrumenten die uit de voetbalwet afkomstig zijn. In het kader van de effectiviteit van het voorstel om het Nederlanderschap in te trekken, wijs ik op het punt dat de heer Schrijver heeft ingebracht over de resolutie van de Verenigde Naties.
De twijfels die bij mij aan het begin van het debat bestonden, zijn niet weggenomen. We zullen nog een fractieberaad hebben, maar ik vermoed dat ik niet met veel enthousiasme en een positieve inbreng mijn fractie zal voorstellen om deze wetsvoorstellen te steunen.