Verslag van de vergadering van 7 maart 2017 (2016/2017 nr. 20)
Aanvang: 13.44 uur
Status: gecorrigeerd
Stemming Bescherming namen en graden hoger onderwijs
Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de Wet op het onderwijstoezicht en het Wetboek van Strafrecht, in verband met het tegengaan van misleidend gebruik van de naam universiteit en hogeschool, het onterecht verlenen en voeren van graden, alsmede het bevorderen van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef door rpho's (bescherming namen en graden hoger onderwijs) (34412).
(Zie vergadering van 21 februari 2017.)
De voorzitter:
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.
De heer Schalk i (SGP):
Voorzitter. Door dit wetsvoorstel kan een onderwijsinstelling door een besluit van de minister de erkenning verliezen. Deze route zou onder andere nodig zijn omdat de route via de normale rechtsgang te lang zou duren. Dit is een verregaande bevoegdheid, die de goedkeuring van deze Kamer niet zonder meer kon wegdragen. De minister heeft in reactie daarop een adviescommissie toegevoegd aan het stappenplan. Mijn fractie heeft geen bezwaar tegen het stappenplan, noch tegen een adviescommissie, maar wel tegen de verregaande bevoegdheid van de minister, gezien de onduidelijke criteria en gezien het feit dat er tijd genoeg is, nu de minister heeft aangeven dat feitelijke intrekking van de erkenning pas aan de orde is als reeds studerenden hun graden hebben behaald. Er is dus tijd en ruimte genoeg om een normale rechtsgang te doorwandelen. Dat is reden voor mijn fractie om geen steun te geven aan dit wetsvoorstel.
Mevrouw Bikker i (ChristenUnie):
Voorzitter. De fractie van de ChristenUnie heeft haar twijfels bij een deel van het wetsvoorstel. Wij vrezen dat het langzamerhand wel heel moeilijk wordt voor minder kapitaalkrachtige initiatieven om nog een instelling of opleiding voor hoger onderwijs te stichten. Tegelijk heeft de minister een waardevolle geste gedaan ten aanzien van ons tweede grote bezwaar: de nieuwe ministeriële bevoegdheid wordt wettelijk van een betere waarborg voorzien, zoals omschreven in de brief van 3 maart jongstleden. Die verbetering van dit wetsvoorstel trekt ons over de streep om voor het wetsvoorstel te stemmen.
Mevrouw De Vries-Leggedoor i (CDA):
Voorzitter. De CDA-fractie had met name één punt in het wetsvoorstel waar zij een groot probleem mee had en dat was dat de minister de bevoegdheid krijgt om te oordelen over discriminatie en de weging van grondrechten. Door de toezeggingen van de minister zoals vastgelegd in de brief van 3 maart jongstleden, zal de ontneming van de erkenning niet meer gebaseerd zijn op louter het oordeel van een minister. Artikel 1.3 van het wetsvoorstel zal bovendien pas in werking treden nadat de wettelijke verankering van de toegezegde wijziging door onze Kamer is aanvaard. Daarom zal onze fractie voor het wetsvoorstel stemmen.
De heer Ganzevoort i (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dank de minister voor haar bereidheid om deze Kamer tegemoet te komen in de grote zorgen die er waren over de ministeriële bevoegdheid, omdat wij niet per se wilden vertrouwen op de potentieel blauwe ogen van haar opvolger. Onder dank voor de oplossing die zij daarvoor geboden heeft door dit wettelijk te waarborgen, kan mijn fractie dit wetsvoorstel steunen.
De voorzitter:
Ik zie dat er geen andere leden zijn die een stemverklaring wensen af te leggen.
Ik stel voor, te stemmen bij zitten en opstaan.
Daartoe wordt besloten.
In stemming komt het wetsvoorstel.
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de ChristenUnie, de VVD, de PvdA, het CDA, GroenLinks, 50PLUS, de OSF, de SP, D66 en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fracties van de SGP en de PvdD ertegen, zodat het is aangenomen.