Verslag van de vergadering van 21 maart 2017 (2016/2017 nr. 21)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.54 uur
De heer Schouwenaar i (VVD):
Voorzitter. Namens de VVD wil ik de indieners danken voor en complimenteren met dit wetsvoorstel. Dank voor het vele werk dat zij voor dit wetsvoorstel hebben verricht, en complimenten voor het feit dat zij het voorstel tot zo ver hebben gebracht.
Bij de schriftelijke voorbereiding hebben wij een aantal vragen gesteld. Dank aan de indieners en aan de minister voor de beantwoording. Zij was wetenschappelijk verantwoord en zij kwam ook snel genoeg om het voorstel vandaag nog te kunnen bespreken met deze indieners.
Het is gebruikelijk dat wij bij een wetsvoorstel ons de vraag stellen: is er een probleem? Sprekers voor mij hebben die vraag ook al gesteld. En, zo ja, dan stellen wij ons vervolgens de vraag: draagt dit wetsvoorstel bij aan de oplossing van dit probleem? Beide vragen zou mijn fractie bevestigend willen beantwoorden.
Ja, er is een probleem. De algehele gemeenschap van goederen kan bij de ontbinding van een huwelijk tot uitkomsten leiden die als onbillijk worden ervaren. Dat geldt zowel bij ontbinding van het huwelijk door echtscheiding als bij overlijden. Alle bezittingen en schulden gaan in één pot, en die pot wordt in tweeën gedeeld. Dat geldt niet alleen voor alles wat tijdens het huwelijk door de echtgenoten samen is opgebouwd, maar ook voor de erfenis, schenkingen en voorhuwelijks vermogen. Zij gaan van rechtswege voor de helft naar de andere echtgenoot. Bovendien is het mogelijk dat de ene echtgenoot de andere verrast met allerlei oude schulden. Ook die worden door het huwelijk gemeenschappelijk. Deze uitkomsten zijn steeds meer discutabel geworden. Ze leiden tot veel huwelijksvoorwaarden en uitsluitingsclausules bij testamenten.
Wat privé is, moet privé blijven. Deze opvatting wordt gevoed door een toenemende individualisering en door de opkomst van patchworkgezinnen en samenlevingscontracten. De klassieke rolverdeling komt steeds minder aan bod. Deze aspecten komen onvoldoende tot uitdrukking in de algehele gemeenschap van goederen.
Het probleem wordt erkend door het notariaat, door de advocatuur en door hun organisaties KNB, Netwerk Notarissen, de vFAS en de Nederlandse Orde van Advocaten. Zij dringen aan op onderzoek, maar het is niet duidelijk of meer onderzoek ook meer oplossingen betekent. Ook afwachten brengt geen soelaas, want hetzelfde probleem is eerder al vanaf 2003 aan de orde geweest, zowel in de Tweede Kamer als in de Eerste Kamer. De kwestie is uitvoerig bediscussieerd in de wetenschap, met een grote betrokkenheid en met een enorme kennis van zaken. Wie mocht menen dat het beroep van hoogleraar of dat van notaris een saai beroep is, heeft het mis. Maar er is geen communis opinio ontstaan over een oplossing. De geleerden zijn het er niet over eens. In deze situatie probeert het wetsvoorstel een antwoord te geven: de beperkte gemeenschap van goederen. Dat is een antwoord met plus- en minpunten. Ik begin met de positieve punten. Het wetsvoorstel biedt een kans om verweer te voeren tegen onbillijke uitkomsten van de algehele gemeenschap, tegen de tweedeling en de overgang van privébezittingen naar de andere echtgenoot en tegen onaangename verrassingen door voorhuwelijkse privéschulden, terwijl het huwelijk ten tijde van ontbinding meestal juist in een fase verkeert waarin de gunfactor niet optimaal is. Het is niet verplicht om van de beperkte gemeenschap gebruik te maken. Zoals het met kansen is: je hoeft ze niet te benutten.
Het wetsvoorstel biedt een middel tot behoud van privébezittingen dat ook selectief kan worden gebruikt. Bijvoorbeeld: wel opkomen voor behoud van het huis maar niet voor de auto. Het is dus niet alles of niets. De schade voor de wederpartij blijft beperkt. Het voorstel richt zich tegen een voordeel dat niet langer gerechtvaardigd wordt geacht. Het brengt aan de ander geen nadeel toe.
Het laatste pluspunt is het verhaal van privéschulden. Bij de thans geldende algehele gemeenschap kan een schuldeiser een privéschuld geheel op de gemeenschap verhalen. Het wetsvoorstel beperkt het verhaal van een privéschuld tot de helft van de gemeenschap.
Er is ook kritiek op de beperkte gemeenschap. Een eerste punt is dat er geen vrije keuze is voor de aanstaande echtgenoten. Zou het beter zijn om een keuze te bieden tussen algehele of beperkte gemeenschap? Mijn fractie is van mening dat die keuze er wel degelijk is, nu al. De aanstaande echtgenoten kunnen vrijelijk kiezen tussen algehele gemeenschap, beperkte gemeenschap, allerlei verrekenmodellen of iets anders. Dat is allemaal te regelen bij huwelijkse voorwaarden. Daarin zijn de echtgenoten helemaal vrij.
Een tweede kritiekpunt is dat de echtgenoten die de algehele gemeenschap willen, voortaan kosten moeten gaan maken, want zij moeten naar de notaris. Mijn fractie deelt deze kritiek niet. De echtgenoten die de wettelijke gemeenschap verkiezen, kunnen eenvoudigweg afzien van administreren. Dan kunnen zij niet aantonen wat privé is. Dan doet het bewijsvermoeden zijn werk. Het privégoed valt van rechtswege in de gemeenschap. Ook kunnen zij afzien van een procedure. In al die gevallen geldt de algehele gemeenschap zonder kosten.
Een derde bezwaar tegen het wetsvoorstel is dat het de echtgenoten slechts in schijn tegemoet zou komen. Het maakt de echtgenoten die rekenen op een beperkte gemeenschap, blij met een dode mus. Mijn fractie acht die kans inderdaad niet uitgesloten, want zij zullen een administratie moeten voeren om te kunnen bewijzen wat privé is en wat gemeenschappelijk is. Lukt dat niet, dan geldt de algehele gemeenschap in plaats van de beperkte gemeenschap. Daarom zal er op ruime schaal een goede voorlichting moeten zijn — mevrouw Wezel sprak daar al over — vooral over de gevolgen van het niet administreren. Aanstaande echtgenoten moeten goed geïnformeerd zijn voordat zij een keuze maken.
Het is de vraag tot wiens taak die voorlichting moet worden gerekend. Vinden de indieners dit een verantwoordelijkheid van de overheid? Of van de notaris? Of van beiden? In elk geval niet van de gemeentelijke ambtenaar van de burgerlijke stand, zoals de indieners schrijven. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft geen kennis en geen taak op het gebied van het huwelijksvermogensrecht. Dan moeten we hem of haar daar ook niet mee belasten. Graag vernemen wij hierover de opvatting van de indieners en van de minister.
In de Tweede Kamer is de motie-Bergkamp/Yücel (33987, nr. 24) over neutrale leefvormvoorlichting aangenomen. Daarover zou de Tweede Kamer eind 2016 geïnformeerd worden. Kan de minister zeggen hoe het hiermee staat?
Mochten, ondanks een uitgebreide voorlichting, de echtparen toch geen administratie voeren, dan is dat als hun eigen verantwoordelijkheid te beschouwen. Maar ook dan geldt nog steeds: beter een lastige vordering dan geen vordering. Mijn fractie gaat ervan uit dat de belangrijkste bezittingen, zoals het huis, ook elders geadministreerd worden, door het kadaster, de bank of de Belastingdienst. Het valt dan ook aan te nemen dat de beperkte gemeenschap weliswaar voor een deel tot teleurstelling kan leiden, maar voor een belangrijk deel geadministreerd en bewezen kan worden. De mus is niet altijd óf morsdood óf springlevend. Dat zijn de twee uitersten, maar daartussen bevinden zich allerlei ornithologische varianten die tot juridische nuancering kunnen leiden.
Ook met betrekking tot juridisering vindt mijn fractie het moeilijk om een voorspelling te doen. Het voorstel zoekt aansluiting bij de zich wijzigende rechtsopvattingen. Dat doet denken dat er minder gerechtelijke procedures zullen zijn. Anderzijds komen er nieuwe scheidslijnen bij tussen de gemeenschap en de privévermogens. Dat duidt op meer bronnen van conflict en dus meer procedures.
Een kritiekpunt dat vaak genoemd wordt, is de gelijkenis tussen de beperkte gemeenschap en andere stelsels, met name de gemeenschap van winst en verlies. Deze functioneerde niet of nauwelijks. Evenzo zou de voorgestelde beperkte gemeenschap eenzelfde roemloos einde wachten. Het zou echter ook kunnen zijn dat de gemeenschap van winst en verlies weinig werd aangeboden door notarissen omdat er betere alternatieven waren, zoals een verrekenbeding. Deze veronderstelling doet een vervolgvraag rijzen: waarom zouden we dan niet kiezen voor dit alternatief als wettelijk stelsel? Is dat niet beter dan de beperkte gemeenschap? Mijn fractie beantwoordt deze vraag ontkennend en kiest voor de beperkte gemeenschap. Een verrekenbeding kent geen gemeenschappelijk vermogen. De beperkte gemeenschap kent dat wel, zij het beperkt. Wat samen wordt opgebouwd tijdens het huwelijk hoort gemeenschappelijk te zijn. Dat past beter bij de gangbare rechtsopvatting.
Als laatste punt de vraag: wat is een redelijke vergoeding voor de arbeid van de echtgenoot die een onderneming heeft die buiten de beperkte gemeenschap valt? Hierover is niets geregeld. De indieners schrijven dat het hier om een grote verscheidenheid van zaken gaat. Daarom is een ruime beoordelingsvrijheid gewenst. Jurisprudentie kan snel duidelijkheid gaan geven. Mijn fractie vraagt zich af of het niet de taak van de wetgever is om regels te stellen en niet a priori zich geheel te verlaten op de rechterlijke macht. Graag een reactie.
Al met al biedt het wetsvoorstel naar de mening van mijn fractie meer voordeel dan nadeel, al moet ik erkennen dat er ook onzekerheden zijn. Er zijn door de wetenschappelijke discussies over dit onderwerp veel voorstellen tot verbetering gedaan, op onderdelen van het voorstel en ook op aanverwante terreinen naar aanleiding van dit voorstel. Is de minister bereid deze punten nader te onderzoeken en zo nodig met voorstellen te komen?
Samenvattend: mijn fractie beoordeelt dit voorstel positief, maar vraagt aandacht voor mogelijke verbeterpunten. Wij kijken uit naar de beantwoording door de indieners en door de minister.