Verslag van de vergadering van 9 mei 2017 (2016/2017 nr. 26)
Aanvang: 13.36 uur
Status: gecorrigeerd
Aan de orde is de herdenking van mevrouw drs. S.J. Stuiveling.
De voorzitter:
Ik verzoek de leden te gaan staan.
Op 20 april jongstleden overleed op 71-jarige leeftijd Saskia Stuiveling, oud-senator voor de Partij van de Arbeid. Zij was slechts heel kort lid van de Eerste Kamer: van 10 juni tot 11 september 1981. Maar als lid en president van de Algemene Rekenkamer heeft zij decennialang een bepalende invloed gehad op het landsbestuur.
Saskia Jenne Stuiveling werd op 3 mei 1945 geboren in Hilversum. Haar moeder, Mathilde van Vierssen Trip, was schrijfster. Haar vader, Garmt Stuiveling, was een beroemde hoogleraar letterkunde en dichter. Na het Gemeentelijk Gymnasium te Hilversum te hebben doorlopen, ging mevrouw Stuiveling Nederlands recht én bedrijfskunde studeren aan de Nederlandse Economische Hogeschool in Rotterdam. Deze combinatie koos zij heel welbewust. Zij wist al vroeg dat voor haar een leven in de publieke dienst was weggelegd en zij wilde zorgen dat de verworvenheden van het bedrijfsleven ook werden ingezet voor de burger.
Na haar studie heeft mevrouw Stuiveling gewerkt voor de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. In 1975 werd zij beleidsmedewerker van burgemeester Van der Louw in Rotterdam. Dat gaf haar de kans om het politieke vak te leren en zich in te zetten voor de stad waarmee zij zich zo sterk verbonden voelde. Na zes jaar lonkte de nationale politiek en maakte zij de overstap naar het Binnenhof.
Op 10 juni 1981 werd mevrouw Stuiveling beëdigd als lid van de Eerste Kamer. Slechts drie vergaderingen kon zij bijwonen. Nog voor zij haar maidenspeech kon uitspreken, werd zij in september van dat jaar benoemd als staatssecretaris van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Van Agt II. In deze functie was zij onder meer belast met de financiële aangelegenheden van lagere publiekrechtelijke lichamen, grotestedenproblematiek, decentralisatie en gemeentelijke herindeling. Onenigheid binnen de coalitiepartijen over het te voeren financieel-economisch beleid leidde er echter toe dat het kabinet al na negen maanden ten val kwam.
Vrij snel hierna ging mevrouw Stuiveling aan de slag als coördinator van het onderzoek ten behoeve van de RSV-enquête, de parlementaire enquête over de financiële steunverlening door de overheid aan het scheepsbouwbedrijf Rijn-Schelde-Verolme. "Het was ongehoord spannend", zei zij hier later over. Het onderzoek wakkerde bij haar een interesse aan voor het controleren van overheidsuitgaven en vormde de basis voor haar overstap naar de Algemene Rekenkamer in oktober 1984. Dat bleek een gouden greep. Zelden sloten functie en persoon zo goed op elkaar aan. Mevrouw Stuiveling was niet alleen "cijfergek", maar bezat ook een messcherp analytisch vermogen en had bovendien de standvastige persoonlijkheid die nodig is om de overheid op haar functioneren aan te spreken.
Mevrouw Stuiveling stuurde erop aan dat begrotingen van ministeries werden omgezet in concrete, meetbare doelstellingen. Hiermee deed zij precies wat zij tijdens haar studie had voorzien: de burger laten profiteren van verworvenheden uit het bedrijfsleven. Daarmee gaf zij het eeuwenoude instituut Rekenkamer nieuw elan. Met haar benoeming tot President in 1999 kreeg de Rekenkamer een gezicht dat naar buiten toe gekeerd was. Mevrouw Stuiveling bepleitte steevast dat de overheid on par moest blijven met maatschappelijke ontwikkelingen. Zelf gaf zij daar het goede voorbeeld in. Samen met andere Europese Rekenkamers bleef zij zoeken naar innovatieve onderzoekstechnieken. Samen kaartten zij bijvoorbeeld aan dat er een boekhoudkundig zwart gat was binnen de NAVO.
Surveiller et punir — controleren en disciplineren — vraagt zowel geduld als ongeduld. En het vraagt inzicht in de werking van bureaucratie en de enorme complexiteit van politiek-bestuurlijke besluitvorming. Dat inzicht kan alleen verworven worden als er verantwoording wordt afgelegd over het gevoerde beleid. Grote beleidsplannen hebben alleen kans van slagen als de effecten ervan in kaart worden gebracht. Saskia Stuiveling wist dat als geen ander.
Om die reden stelde zij in 2000 samen met Tweede Kamervoorzitter Jeltje van Nieuwenhoven een nieuwe traditie in. Als tegenhanger voor Prinsjesdag zou het kabinet voortaan op "Verantwoordingsdag" in mei de resultaten van het beleid presenteren. Op die manier kon niet alleen de rechtmatigheid, maar vooral ook de doelmatigheid van uitgaven en ontvangsten worden gecontroleerd. Met initiatieven als deze heeft mevrouw Stuiveling een grote bijdrage geleverd aan de controlerende taak van het parlement.
Als Voorzitter van de Rekenkamer, een instituut binnen een instituut, ontwikkelde zij zich tot rentmeester van de rechtsstaat. Het was een rol waarmee zij zich niet altijd populair maakte, maar waarin zij volhardde in de overtuiging dat een democratische rechtsstaat alleen kan slagen als er voldoende checks-and-balances zijn. Een van haar gevleugelde uitspraken is: "Als degenen die je controleren niet meer over je klagen, moet je gaan opletten." Toch hoefde mevrouw Stuiveling doorgaans niet veel woorden te gebruiken om duidelijk te maken wat zij bedoelde. Haar kenmerkende blik, priemende ogen, sonore stemgeluid en stevige lach waren vaak al voldoende.
Ruim 30 jaar heeft zij zich vanuit de Rekenkamer onvermoeibaar ingezet voor onze maatschappij. Dat heeft haar overigens niet belet om ook daarbuiten maatschappelijk actief te zijn. Zo was mevrouw Stuiveling betrokken bij tientallen culturele instellingen in Rotterdam, de Libris Literatuur Prijs, Foster Parents Nederland en Het Financieele Dagblad. Daarnaast was zij betrokken bij de opvang van vluchtelingen uit Latijns-Amerika en de democratische ontwikkelingen aldaar. Kort voor haar plotselinge overlijden was zij benaderd om voorzitter te worden van de stuurgroep renovatie Binnenhof, een taak die zij met veel ambitie wilde oppakken. Het is intriest dat de levensfase na haar buitengewone loopbaan in de publieke dienst slechts zo kort heeft mogen duren.
Mevrouw Stuiveling was Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en Commandeur in de Orde van Oranje-Nassau. Moge ons respect voor haar persoon en haar grote verdiensten voor onze democratische rechtsstaat tot steun zijn voor haar echtgenoot, kinderen, overige familie en vrienden.
Ik verzoek eenieder om een moment stilte in acht te nemen.
(De aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht.)
De voorzitter:
Dank u wel.
Ik sluit de vergadering en ik verzoek u om rustig de zaal te verlaten.