Plenair Dercksen bij behandeling Invoering stelsel fosfaatrechten



Verslag van de vergadering van 16 mei 2017 (2016/2017 nr. 27)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.58 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Dercksen i (PVV):

Voorzitter. Net als bij de behandeling van de Natuurbeschermingswet en die over windmolens op zee beperk ik me bij het verzamelen van informatie niet alleen tot wat via het kabinet naar ons toe komt. Bij de behandeling van de Natuurbeschermingswet stelde ik bijvoorbeeld de volstrekt arbitraire uitgangspunten van het PBL ter discussie, daar waar het om biodiversiteit ging. Zo liet het bijvoorbeeld alle waterbiodiversiteit buiten beschouwing. Wat betreft ammoniak blijken alle peperdure maatregelen die agrariërs hebben moeten treffen ten aanzien van het injecteren van mest geen enkel aantoonbaar effect opgeleverd te hebben, anders dan dat agrariërs melden dat het leven in de bodem verdwijnt als gevolg van de verzuring: mega-investeringen, geen effect.

Uit cijfers van het CBS over nutriëntenoverschot blijkt dat dat voor fosfor al niet meer aan de orde is. Daar is sprake van een evenwichtsbemesting. In de Kaderrichtlijn Water worden agrariërs bij de Nitraatrichtlijn benadeeld ten opzichte van natuurbeherende organisaties. In twee polders in Utrecht liggen de toegestane stikstofemissies voor boeren op een factor vier onder de norm, maar voor Natuurmonumenten een factor vier boven de norm.

Laten we nu eens spreken over het waardevolle product mest. Laten we nu ook eens spreken over het waardevolle product fosfaat, net als CO2 een bouwsteen van het leven. Door oneindig links gedram lijken die beide stoffen echter intussen gif. Bij de wet die nu voorligt ter invoering van het fosfaatstelsel stuitte ik op een onderzoek waaruit blijkt — ik zei het net al in een debatje met de heer Verheijen — dat in de Randstad de waterkwaliteit slechter is dan daar waar de mest geproduceerd wordt. De oorzaken zijn kwel, ganzen en riooloverstort en liggen dus niet bij de agrariërs, die ook vandaag weer het lijdend voorwerp zijn bij dit wetsvoorstel. Waar zie ik dat dan terug in beleid, zo vraag ik de staatssecretaris. Is dat bijvoorbeeld ook al in Brussel bekend gemaakt? Het lijkt erop dat ideologie wordt gepresenteerd als ecologie, waarbij de overheid de agrariër als enige variabele ziet waar het ecologisch beleid moet worden geformuleerd, terwijl wij de beste en meest innovatieve agrariërs ter wereld hebben. Naast autootje pesten, lijkt agrariër pesten een andere belangrijke tijdsbesteding hier te zijn. Een linkse hobby, zo u wilt. Meer in het algemeen is iedereen zo langzamerhand verdacht die een economische bijdrage levert. Goed dus dat er in de Tweede Kamer een motie is aangenomen om eens te bekijken of politiek-ideologische beweegredenen niet de bovenhand hebben gekregen bij diverse organisaties die geacht worden om onafhankelijk en wetenschappelijk te zijn.

Ook dit fosfaatrecht is, hoe je het ook wendt of keert, weer uitvloeisel van Brusselse bemoeienis en een uitvloeisel van het verkwanselen van onze soevereiniteit. Deze staatssecretaris gaat met de hoed in de hand naar de Eurocommissaris om de derogatie te behouden. De Eurocommissaris heeft gelet op zijn cv geen enkele affiniteit met de agrarische sector, maar hij kan vanuit zijn ivoren toren dus wel bepalen hoeveel agrariërs in Nederland al dan niet failliet gaan. De PVV legt zich daar niet bij neer. En hoeveel bewijs wilt u hebben dat we over onze eigen wetten en regels zouden moeten gaan?

In een kort geding stelde de Haagse rechtbank een aantal agrariërs in het gelijk die zich verweerden tegen het fosfaatreductieplan 2017. Nu wil de staatssecretaris het doen voorkomen alsof dat plan geen relatie heeft met het wetsvoorstel dat we nu bespreken. Dat vinden wij onbegrijpelijk, zeker met het oog op de knelgevallenregeling. Als je een regeling van 2017 niet kunt uitvoeren, is voor 2018 en verder, zo zeg ik tegen de heer Schnabel, het uitgangspunt inderdaad heel anders voor deze wet. De rechter stelde agrariërs die onomkeerbare investeringen hebben gedaan en daardoor onredelijk hard getroffen zijn, buiten de regeling. De regeling was onvoorzien. Zij dachten zich zelfs aan de andere wet, de Wet grondgebonden groei melkveehouderij, gehouden te hebben. Zij mogen dus groeien en fosfaat produceren. Bij biologische boeren is het niet anders. Ze hebben part noch deel aan de problematiek maar ze worden wel gekort. De rechter vond dat onredelijk en onbillijk. Zij werden dus buiten de regeling gesteld.

Het was de staatssecretaris zelf die niet wilde dat juist deze partijen onder de knelgevallenregeling zouden vallen. Daarmee heeft hij het juridische onheil over zichzelf afgeroepen. Hoe je het ook wendt of keert, wat ons betreft is dit een bom onder dit voorstel, want hoeveel partijen gaan zich nu achter deze juridische uitspraak scharen? Hoeveel kunnen zich er achter scharen? Alle vragen over aantallen heeft de staatssecretaris tot nu onbeantwoord gelaten, maar laat ik het nog maar eens proberen. Kan de staatssecretaris kwantificeren hoeveel agrariërs in dezelfde situatie zitten als de procederende partijen? Kan hij kwantificeren over hoeveel fosfaatrechten we dan spreken? Kan hij aangeven hoe zich dat dan verhoudt tot de uit te delen fosfaatrechten? En zo niet, hoe moeten we dan met dit voorstel verder? Komt er dan een generieke korting? Hoe hoog is die dan voor de resterende agrariërs? Ik krijg hierop graag een concrete reactie.

Misschien opent dit ook wel een juridische deur voor hen die in bedrijfsspecifieke situaties een prima evenwichtige grondkwaliteit hebben. Ook zij vallen onder een algemeen regime, waarbij niet naar individuele of regionale grondkwaliteiten gekeken wordt. Ook dat is in feite onredelijk. Kortom: stort het kaartenhuis niet in elkaar als grote groepen buiten de regeling worden verklaard? Maar zelfs zonder deze uitspraak van de rechter zou je mogen verwachten dat wij hier als volksvertegenwoordigers niet akkoord kunnen gaan met een wet waarvan de staatssecretaris niet weet hoeveel mensen er aan failliet zullen gaan, met een wet die partijen benadeelt die geen aanleiding zijn voor de hele fosfaatdiscussie, met een wet die ondernemers die te goeder trouw investeerden de nek omdraait of op zijn minst ernstig benadeelt. Dat zou je mogen verwachten. De ervaring leert dat je weleens van een kwaaie kermis thuis kunt komen.

Zonder de verhandelbaarheid van fosfaatrechten, die volgens een enkeling hier dynamiek zou opleveren, zou de sector op slot komen te zitten volgens de staatssecretaris. Er zou niet meer geïnnoveerd worden. Als dat al waar is, is dat maar beperkt waar, want door de rechten te verhandelen zal de sector in ieder geval minder gevarieerd worden en daarmee ons landschap ook. Alleen voor koeien die het meeste opleveren, zullen rechten gekocht worden. Ik heb dit al eerder in andere bijdrages gehoord. Voor zeldzame rassen zoogkoeien worden de rechten onbetaalbaar. Die sectoren komen op slot te zitten.

De overheid heeft er een rommeltje van gemaakt en is niet attent geweest op wat er in de sector gebeurde, ondanks alle aanwijzingen. Via de opkoopregeling mag de belastingbetaler ook nog eens meebetalen aan het oplossen van dit beleid. Hoe verhoudt zich dat dan weer tot de opkoopregeling? Hoe vallen die straks al dan niet buiten de knelgevallenregeling en de generieke korting? Is het allemaal nog wel te overzien? De overheid heeft de sector opgezadeld met zo veel administratieve ballast dat intussen naast elke koe een administratief medewerker moet staan. Als er ergens op een formulier een verkeerd vinkje wordt gezet, schreeuwt het PBL dat de hele sector fraudeert.

Last but not least: dit beleid gaat leiden tot het slachten van 160.000 koeien. Ik heb niemand daar nog over gehoord. Nu is mijnheer Koffeman nog niet aan de beurt geweest, dus wellicht krijgen we er alsnog iets over te horen. We voeren parlementaire discussie over de Oostvaardersplassen, waar we honderden miljoenen steken in niet-werkende ecoducten, maar hier gaan we 160.000 gezonde Hollandse koeien naar de slacht brengen. Wat zullen ze trots zijn in Brussel!

Wat moeten we wel doen? We moeten opnieuw naar de tekentafel. Volgens mij ben ik vandaag al toe aan plan D of E. We moeten opnieuw naar de tekentafel, weg van de papieren werkelijkheid van hoge kantoren. Onderbouw nu eens hoe de fosfaatdepositie van agrariërs zich verhoudt tot alle andere bronnen en tel niet alleen simpel het aantal koeien. Als de staatssecretaris of de Eurocommissaris dat niet wil weten, dan is het misschien een idee om toch maar de boete af te wachten als Brussel daarmee zou dreigen, maar niet dan nadat Brussel eerst de boetes int bij de landen die zich niet aan al die andere verdragen hebben gehouden, bijvoorbeeld het Stabiliteitspact. Het bedrag van niet-uitgedeelde boetes is intussen 113 miljard. Als Nederland zijn aandeel daarvan terug mag ontvangen, zijn we alsnog spekkoper. Maar dan moeten we wel een staatssecretaris of, meer in het algemeen, bewindslieden hebben die opkomen voor Nederland, voor het Nederlandse belang en uiteindelijk ook voor onze geweldige agrariërs.

De heer Schnabel i (D66):

Als we toch met getallen bezig zijn: die 160.000 koeien zijn door mij en ook door anderen genoemd. De 300.000 koeien die dreigen te worden geslacht als de derogatie niet zou doorgaan ...

De heer Dercksen (PVV):

Of meer.

De heer Schnabel (D66):

… zijn echt genoemd, hoor. U kunt wel zeggen dat die aantallen niet genoemd zijn, maar ze zijn dus wel genoemd. U had misschien al opgeschreven dat ze niet genoemd zijn, maar daarom is het nog niet waar.

Over de boetes die niet betaald worden: ik herinner er toch even aan dat Nederland geld uit Brussel gaat terugkrijgen omdat het innen van de boetes zo ontzettend veel heeft opgebracht dit jaar. Dat zijn geen Nederlandse boetes. Ik zeg het toch maar even tegen u, omdat u dit bij herhaling naar voren brengt. Ik denk dat het goed is om het even in perspectief te blijven bekijken.

De heer Dercksen (PVV):

Ik hoop niet dat ik de heer Schnabel hoef te vertellen wat onder de streep de nettobetaling aan Brussel is vanuit Nederland.

De heer Schnabel (D66):

U doet altijd alsof dat een soort boeteachtige situatie is. Wij zijn lid van de EU. Het is u daarstraks al gezegd: wij zijn daar lid van.

De heer Dercksen (PVV):

Ja, helaas!

De heer Schnabel (D66):

Wij hebben zelf al die contracten ondertekend. Wij hebben daar als medeoprichter van de Europese Unie zelf voor gekozen. Al die zaken zijn ook hier bevestigd. Het is een beetje te gemakkelijk. Ik moet u eerlijk nageven dat politici, ook ministers en staatssecretarissen, weleens de neiging hebben om iets te gemakkelijk te zeggen: het moet van Brussel. Ik moet erbij zeggen dat mij het volgende is opgevallen bij juist dit heel moeilijke dossier, dit heel gevoelige dossier; daar zijn we het wel over eens, denk ik. Tot nu toe heeft niemand, in ieder geval in de stukken die ik heb gezien en in de brieven die ik heb gekregen — ik had even de indruk dat u andere brieven had gekregen — gezegd: het is een schande wat Brussel ons aandoet. Eigenlijk gaat iedereen ervan uit: dit is een feit, het gaat er niet om wat Brussel op dat punt zegt maar dat Brussel een opdracht heeft om te bewaken wat we met elkaar hebben afgesproken, namelijk dat de drinkwaterkwaliteit gehandhaafd moet worden, die wordt bedreigd door de mate van fosfaatuitstoot. Ik vind het belangrijk om dat te zeggen, want ik had wel verwacht dat er meer reacties zouden zijn als: zie je wel, Brussel doet ons dat weer aan! In de brieven en in de stukken die ik heb gelezen, heb ik daar eigenlijk niets van aangetroffen. Iedereen gaat er gewoon van uit: wij zitten fout en daar moeten wij wat aan gaan doen. Dat is de conclusie die we eigenlijk allemaal zullen moeten trekken, vrees ik, hoe onprettig de gevolgen daarvan ook zijn voor de Nederlandse agrarische sector als geheel.

De heer Dercksen (PVV):

Ik weet niet of dat vragen waren, maar ik ga er toch nog maar even op in. Natuurlijk heeft Nederland verdragen ondertekend. Dat is natuurlijk zo, maar Spanje, Portugal en Frankrijk hebben ook het Verdrag van Maastricht over het Stabiliteitspact ondertekend. Zij kregen geen enkele boete voor de overtreding van de begrotingsdiscipline. Natuurlijk, wij hebben daarvoor getekend. Daarom pleit ik er juist ook voor dat wij daar zelf over moeten gaan. Dan kunnen we veel flexibeler omgaan met bijvoorbeeld de situatie die we nu hebben gekregen. Spanje en Portugal gaan heel recent zelf flexibeler om met hun begroting. En dat mag klaarblijkelijk van Brussel, want die deelt geen boetes.

Even over de aantallen. Het aantal koeien is wel genoemd — dat wil ik u meegeven — maar ik heb geen aantallen ondernemers gezien die echt door deze wetgeving in de problemen komen. Die heb ik gehoord, daar waar ze zijn gaan procederen en waar advocaten hebben gezegd: er hebben zich nu al 400 mensen bij mij aangemeld. Dus ja, er zijn wel getallen genoemd, maar ik ben vooral benieuwd naar het aantal ondernemingen dat door deze wetgeving in problemen komt.

De voorzitter:

Mijnheer Schnabel, tot slot.

De heer Schnabel (D66):

Dat is dan nu duidelijk. U sprak over de aantallen koeien en u zei met een beetje beschuldigende toon dat niemand zich daarvoor interesseert en dat niemand dat genoemd heeft. Ik moet dat dan toch ook namens de collega's maar gewoon even ontkennen. Het is wel degelijk zo gebeurd. Het is iets wat ieder van ons natuurlijk ook gewoon echt aan het hart gaat. Het gaat over gezonde, goede dieren die door onverantwoordelijk marktgedrag — dat is ook besproken — in een situatie terechtgekomen zijn waarin zij het onderspit moeten delven, waarin zij gedood moeten worden om ervoor te zorgen dat wij als het ware de toekomst van onze landbouw niet kwijtraken. Ik blijf dat tragisch vinden, met u.

De heer Dercksen (PVV):

Dat zijn we dan eens. U hebt het dan wel over de markt, maar er is wat het agrarisch beleid betreft nauwelijks sprake van een markt. Juist de markt heeft geprobeerd om zich aan te passen aan de veranderende regels. De overheid heeft die regels vervolgens weer met terugwerkende kracht gewijzigd. Daar gaat het mis. Ik geloof dat wij het op dit dossier vaker eens zijn dan ons wellicht lief is. Maar bij dezen!