Plenair Diederik van Dijk bij behandeling Ontwerpbesluiten Omgevingswet



Verslag van de vergadering van 30 mei 2017 (2016/2017 nr. 29)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.27 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Diederik van Dijk i (SGP):

Voorzitter. "Als je alle wetten zou moeten bestuderen, zou je geen tijd meer hebben om ze te schenden". Ik weet niet of Goethe, toen hij dit opschreef, aan de ontwerpbesluiten bij de Omgevingswet dacht, maar in dat geval had hij een vooruitziende blik. Vandaag behandelen we vier AMvB's met bij elkaar ongeveer 600 pagina's harde wettekst. En dan heb ik het nog niet eens over bijlagen, begripsomschrijvingen en toelichtingen. Het is ongekend. Deze wettekst heeft misschien nog meer dan de Omgevingswet zelf invloed op de bescherming van burgers en het milieu en op de ontwikkelmogelijkheden van bedrijven.

Bij de behandeling van de Omgevingswet heeft mijn fractie al bezwaar gemaakt tegen de vele belangrijke normen die doorgeschoven worden naar AMvB-niveau. Dat bezwaar is bij het doornemen van deze AMvB's alleen maar groter geworden. De democratische legitimiteit is in het geding. Ook de Raad van State heeft hier eerder voor gewaarschuwd. Ik wil er alsnog bij de minister op aandringen om bij het afronden van de invoeringswet te bekijken welke belangrijke normen in de Omgevingswet zelf opgenomen zouden moeten worden. De Raad van State moet nog adviseren over de omgevingsbesluiten. Ik vraag de minister om de besluiten pas definitief te maken als de adviezen van de Raad van State naar de Kamer gestuurd zijn en de Kamer daar kennis van heeft kunnen nemen. Het gaat hier om omgevingsbesluiten die het niveau van wetsvoorstel niet zouden misstaan. Graag zorgvuldigheid boven snelheid. Wat de SGP betreft is het onbevredigend dat zoveel belangrijke normen per AMvB worden ingevoerd. Ik kijk ook even naar de Aanvullingswet natuur, die ter consultatie is voorgelegd. De inhoudelijke bepalingen worden allemaal doorgeschoven naar een AMvB, terwijl nota bene deze inhoudelijke bepalingen rechtstreeks voortvloeien uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Ze hebben veel impact en zijn onderwerp van stevige politieke discussies. Dat moeten we zo niet willen.

Dan kom ik bij het Omgevingsbesluit. De minister kiest ervoor om in veel minder gevallen de uitgebreide vergunningprocedure te volgen. Dat is op zichzelf een goede zaak. Het gebeurt nu te vaak dat initiatiefnemers veel langer moeten wachten dan nodig is. Ik heb daarbij nog wel wat vragen. Juristen geven aan dat bijvoorbeeld bij procedures waar meerdere bestuursorganen bij betrokken zijn, de reguliere procedure weinig tijd geeft. Het risico is aanwezig dat beslissingen overhaast genomen moeten worden en dat belanghebbenden bezwaar aantekenen, met alle vertraging die dit oplevert. Hoe groot acht de minister dit risico? En is de veronderstelling juist dat de invoeringswet initiatiefnemers de mogelijkheid geeft om zelf te kiezen voor de uitgebreide procedure? Heeft de minister nog overwogen om gemeenten de mogelijkheid te geven om, in het geval een ander bestuursorgaan betrokken is, te kiezen voor de uitgebreide procedure?

Bij "niet belangrijke wijzigingen" is geen sprake van de uitgebreide procedure. De wettekst geeft niet goed aan waarop gedoeld wordt, met alle juridische risico's van dien. Graag een nadere duiding door de minister. Is het niet verstandig om dit beter vast te leggen? We moeten voorkomen dat een geforceerde keuze voor de reguliere procedure een contraproductieve werking heeft. Dat is iets om op z'n minst goed te volgen na invoering van de wet en onderliggende besluiten.

Dan kom ik bij het Besluit kwaliteit leefomgeving. Het Deltaprogramma en het Bestuursakkoord Water geven aan dat het van groot belang is dat toepassing van de watertoets in planprocessen voldoende geborgd is. Het Bestuursakkoord Water noemt daarbij ook structuurvisies, nu de omgevingsvisie. In het Ontwerpbesluit kwaliteit leefomgeving is wel een instructieregel opgenomen voor omgevingsplannen, verordeningen en projectbesluiten, maar níet voor omgevingsvisies. De SGP vindt dat geen goede zaak: waterveiligheid en klimaatadaptatie kunnen grote impact hebben op plannen en projecten. Daar moet in een vroeg stadium rekening mee gehouden worden. De watertoets zou ook minder vrijblijvend moeten worden, inclusief verplichte openbaarmaking van de adviezen van waterbeheerders. Ik wil graag een aanpassing van het besluit op dit punt.

De SGP maakt zich voorts grote zorgen over de instructieregels voor natuurbescherming, afdeling 7.3 van het Besluit kwaliteit leefomgeving. De bedoeling was in eerste instantie een beleidsneutrale omzetting van de huidige regels. In het nader verslag zegt de minister echter dat ze er een schep bovenop gaat doen. Compenserende maatregelen moeten gerealiseerd worden vóór aanvang van de activiteit. Nu staat er dat significante achteruitgang moet worden voorkomen. De minister wil dat elke achteruitgang, of die nu significant is of niet, voorkomen wordt. Dat is een wezenlijk verschil. De mogelijkheid van financiële compensatie via het Nationaal Groenfonds lijkt ook op de tocht te staan. De SGP kan deze lijn nog niet volgen. Ik vrees juridisch getouwtrek op de vierkante millimeter, zoals onder het Natura 2000-regime al het geval is. Die kant moeten we niet op. Is de minister bereid om de aanscherping van artikel 7.7 van het Besluit kwaliteit leefomgeving niet door te zetten?

Artikel 8.7 van het Besluit kwaliteit leefomgeving bepaalt dat een omgevingsvergunning alleen afgegeven mag worden als verzekerd is dat er onder meer geen significante milieuverontreiniging wordt veroorzaakt. Deze formulering gaat volgens mij veel verder dan de huidige bepalingen voor de Omgevingsvergunning Milieu. Is die indruk juist? En wat heeft dat voor gevolgen? Betekent dat meer onderzoekseisen voor bedrijven? Betekent dat meer juridisch getouwtrek op die bekende vierkante millimeter? Dat moeten we willen voorkomen.

Artikel 8.8 van het Besluit kwaliteit leefomgeving bepaalt dat bij de toetsing van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit de regels in het omgevingsplan betrokken moet worden. Een redelijk vrijblijvende formulering. Voor milieubelastende activiteiten waarvoor geen vergunning nodig is, gelden de regels van het omgevingsplan sowieso. Dat zou betekenen dat een bepaalde regel uit het omgevingsplan in vergelijkbare situaties de ene keer wel en de andere keer niet direct van toepassing is. Waarom is niet gekozen voor een minder vrijblijvende bepaling?

In de Omgevingswet zit een algemene zorgplicht om ervoor te zorgen dat bedrijven geen gekke dingen doen, ook als er geen specifieke regels of vergunningverplichtingen gelden. In het Besluit activiteiten leefomgeving, het Bal, zitten naast de specifieke regels en vergunningverplichtingen ook nog eens specifieke zorgplichten om ervoor te zorgen dat omgevingswaarden beschermd worden. Deze zorgplichten zijn veel breder geformuleerd dan in bijvoorbeeld het huidige Activiteitenbesluit. Hoe gaat dit in de praktijk lopen, zeker nu er op verschillende punten open normen zijn gesteld? Daar maak ik me zorgen over. Kan dat betekenen dat burgers en bedrijven veel vaker moeten gaan aantonen dat ze aan de zorgplicht voldoen? Moeten burgers en bedrijven dan maar een slag in de lucht slaan over de toepassing van omgevingswaarden? De regering geeft aan dat het mogelijk is dat bij voortschrijdend inzicht initiatiefnemers zelfs gedwongen kunnen worden meer te doen dan de betreffende regel vraagt. De SGP wil hier niet zomaar in meegaan. De zorgplicht is bedoeld als vangnet. Wil de minister voorkomen dat de wetgevende macht de invulling en interpretatie van omgevingswaarden- en normen helemaal op het bordje van de uitvoerende en de rechterlijke macht schuift en dat burgers en bedrijven maar moeten aantonen dat ze aan die eisen voldoen?

Op het moment dat de Omgevingswet van kracht wordt, worden de dan bestaande bestemmingsplannen aangewezen als omgevingsplan. Gemeenten krijgen maximaal tien jaar om een nieuw omgevingsplan op te stellen. Maar hoe gaat het dan met bijvoorbeeld de normen voor geluid, trilling en geur? Die zitten niet in de bestemmingsplannen en komen pas terug in het nieuwe omgevingsplan. De betreffende wetgeving vervalt echter zodra de Omgevingswet van kracht wordt. Hoe gaat de minister dit opvangen?

Er wordt met grote spanning uitgekeken naar de uiteindelijke invoering van de Omgevingswet en de voorliggende besluiten. Nog los van de inhoud is het cruciaal dat het hele systeem afgestemd wordt op de nieuwe werkwijze. Grijpen ambtenaren en bestuurders inderdaad de kans aan om maatwerk te leveren en plannen integraal te beoordelen of vrezen ze hun afwegingsruimte en krijgen ze geen genoeg van nieuwe onderzoeken, uitstellen en gedetailleerde voorschriften? In het laatste geval zijn we ver van huis. Ik krijg het signaal dat veel gemeenten, provincies en omgevingsdiensten nog nauwelijks betrokken zijn op het Digitaal Stelsel Omgevingswet, terwijl dit stelsel een heel belangrijke rol gaat spelen. Hoe gaat de minister met deze risico's om?

Ik zie uit naar de reactie van de minister.