Verslag van de vergadering van 6 juni 2017 (2016/2017 nr. 30)
Status: gerectificeerd
Aanvang: 18.03 uur
De heer Rinnooy Kan i (D66):
Voorzitter. Internationalisering is een heel oud verhaal: het is zo oud als de universiteit en het is ook een doorlopend verhaal. Het nieuwe hoofdstukje dat we nu aan het schrijven zijn, bevat heel veel positiefs. Ik dank de minister daarvoor, en ook voor haar antwoorden op de vragen. Ik heb eigenlijk nog drie punten die ik met haar wil delen. In de eerste plaats heeft zij één vraag van mij toch niet helemaal beantwoord, namelijk die naar de bijdrage die we mogen verwachten voor de Nederlandse instituten in het buitenland. Het zijn er niet zo veel meer, maar de instituten die er zijn, zijn wel het koesteren waard en er bestaan bij hen nog wel wat zorgen over hun toekomstige financiering. Misschien dat de minister daar nog iets over kan zeggen of de Kamer iets kan toezenden.
Mijn tweede punt gaat over de kwestie van de selectie en de selectiekosten. Ik begrijp wat de minister zegt: helderheid in de wet- en regelgeving is een groot goed. Maar hoe deze verandering ook wordt gerealiseerd, vaststaat dat er extra belangstelling zal zijn, met daarbij inbegrepen mensen die belangstelling zeggen te hebben maar niet komen opdagen. Die inschattingen zijn ook te maken. Ik vraag de minister dan ook of zij bereid is om met de hogescholen te overleggen over de bestrijding van additionele selectiekosten die daardoor gaan ontstaan, zeker als die kosten de komende jaren ook nog eens spectaculair zouden kunnen toenemen. Toegankelijkheid is ons natuurlijk buitengewoon dierbaar — dat behoeft geen enkel betoog — dus als die hiermee gediend is, dan zij dat zo.
Mijn derde punt gaat over de toekomstverkenning waar we het net over hadden. De minister gaat hier essays over laten schrijven. Eerder suggereerde ik om ook een volgende generatie daarbij een kans te geven om zich te laten horen. Nu ik er nog verder over nadenk, en met name over het Nederlandse bestel, zou ik ook in overweging willen geven om in die toekomstverkenning aandacht te besteden aan de taak- en rolverdeling tussen universiteiten en hogescholen. Ook daarin is Nederland een apart land, met een heel aparte traditie die het continueren of juist heroverwegen meer dan waard kan zijn. Vandaag spraken we bijvoorbeeld een aantal keren over de rol van de hogescholen op diverse onderzoeksterreinen. Een interessant ingrediënt lijkt mij de vraag in hoeverre die rol onderscheidend moet zijn van die van universiteiten.
Ik ben benieuwd naar de reactie van de minister op deze laatste drie punten. Ik dank haar voor haar bijdrage aan het debat. Ik heb die zeer verhelderend gevonden, zoals zo vaak, en ik zie uit naar de mogelijkheid om haar in deze kring misschien nog eens aan te treffen bij de bespreking van nog een laatste staartje wetgeving.